• No results found

3. Biologische productiviteit

3.3 Perspectieven

Beschouwing van de beste resultaten tot nu toe levert de volgende productiewaarden als best practice op: • Touwconstructies en kleine netconstructies (m.n. Westerschelde): 50.000 kg per ha effectieve

productieruimte.

• Grote netconstructies (mn. Waddenzee): 100.000 kg per ha effectieve productieruimte. De drie grootste MZI-initiatiefnemers verwachten zelfs een nog hogere productiviteit te kunnen behalen.

De opbrengst per werkelijk ruimtebeslag kan stijgen door een relatief groter aandeel effectieve productieruimte te realiseren binnen de vergunde ruimte. De meeste projecten maken nog geen volledig gebruik van de gegunde ruimte. Gemiddeld genomen is in de Waddenzee 10% van de vergunde ruimte met installaties bezet. In de Oosterschelde is dat 25% (zie Tabel 3.1).

Figuur 3.3 laat voor twee langjarige pilots in de westelijke Waddenzee zien hoe de gegunde ruimte steeds effectiever wordt benut. Er worden meer installaties geplaatst in het gebied en die komen dichter bij elkaar te staan. Voor deze twee projecten luidt de prognose dat de gegunde ruimte voor 40-45% kan worden benut, in plaats van de huidige 15-20%.

Hoe dicht MZI-installaties op elkaar kunnen liggen, hangt af van het type installatie en de oogstmethode. Of de opbrengst evenredig blijft toenemen met het vergroten van de effectieve productieruimte is nog niet bekend. Er moet rekening worden gehouden met het optreden van een schaduweffect. Dat wil zeggen: bij een hoge dichtheid van MZI-installaties kan de opbrengst in het midden van het veld minder zijn door een negatieve invloed van de omringende mosselen op het voedselaanbod. De optimale afstand tussen installaties moet per locatie worden vastgesteld.

Figuur 3.3 Opbrengst voor een aantal jaren van twee pilots met grote net constructies in de Waddenzee

(staafdiagrammen) en effectieve productie ruimte (lijnen). Project A heeft een gegunde ruimte van 35 ha en project B 50 ha.

Naast deze optimalisatie van de techniek is het van belang dat verschillen in de opbrengst van kweek uit zaad van MZI-installaties en kweek uit gevist zaad worden meegenomen in de prognoses. Ten eerste wordt MZI-zaad vanaf juli, augustus gewonnen en de zaadvisserij vindt in de periode september tot november plaats. De MZI-oogsten kunnen in de periode juli-november doorgroeien op percelen, waardoor de opgegeven kilo’s bij oogst eigenlijk een onderschatting zijn.

Daarnaast bestaat er een verschil in tarrapercentage tussen MZI-zaad en gevist zaad. Tarra is het deel van de oogst dat niet bestaat uit mosselen, maar bijvoorbeeld uit lege schelpen of andere organismen, zoals kleine zeesterren of krabbetjes. Gevist zaad heeft een tarrapercentage van ongeveer 40%, MZI-zaad slechts zo’n 15%. Daar staat tegenover dat de overleving van zaad op kweekpercelen ook kan verschillen. Experimenten van Wageningen IMARES wijzen er niet op dat krabben of zeesterren voorkeur aan de dag leggen voor één van beide typen zaad (Kamermans et al., 2004, Blankendaal, 2006, Kamermans et al., 2007). Een verschil met zaad van MZI-installaties is dat gevist zaad meer getrost is, meer met byssus-draden aan elkaar vastzit. Bij het oogsten met een mosselkor blijven deze trossen in stand. Het oogsten van zaad van netten of touwen maakt de mosselen los. Deze mosselen spoelen na uitzaaien waarschijnlijk eerder van de percelen. Als deze veronderstelling klopt, dan vergt een goede overleving van MZI-zaad een voorbehandeling die het vormen van trossen stimuleert en speciale, beschutte bodempercelen.

Andere gerapporteerde observaties zijn dat te klein MZI-zaad gevoeliger is voor predatie dan MZI-zaad van gemiddelde grote. Is het MZI-zaad al groter bij de oogst, dan lijkt de overleving na verzaaiing minder. De beste manier van opkweek van MZI-zaad vereist dan ook nader onderzoek.

Uiteindelijke gaat het om de hoeveelheid mosselen van consumptieformaat die per kilo zaad wordt gehaald. Voor gevist bodemzaad varieert dat van 1 tot 6, afhankelijk van de locatie. Figuur 3.4 laat de productie van

consumptiemosselen en de geoogste hoeveelheden zaad van de visserij zien. In de periode 2001 tot en met 2006 bedroeg de gemiddelde productie aan marktwaardige mosselen 54 miljoen kilo uit een gemiddelde visserij van 30 miljoen kilo bodemzaad. Dat komt neer op een gemiddelde “schot” van 1,8 kg consumptiemosselen uit 1 kg mosselzaad. Bodemzaad heeft gemiddeld 40% tarra, dus 30 miljoen kilo bruto is 18 miljoen kilo netto. Het zuiver schot is dan 3. Bij MZI-zaad zit het tarrapercentage in de omrekeningsfactor van m3 naar kilo’s. De

gecorrigeerde oogstwaarden zijn dus nettowaarden. Uitgaande van netto MZI-zaad kan een gemiddelde schot van 3 worden aangehouden. Omdat op de percelen mogelijk een lagere overleving van MZI-zaad optreedt, gaat de huidige schets van perspectieven voor als nog uit van een schot van 2,5: ofwel 1 kilo zaad levert 2,5 kilo consumptiemosselen op.

productiewaarden 0 20 40 60 80 100 120 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 jaar Mk g/j aar oogst zaad Linear (oogst) Linear (zaad)

Figuur 3.4 Productie aan consumptie mosselen (zwarte symbolen) en oogst uit zaadvisserij (witte symbolen) voor de periode 1992 tot en met 2006. Opgemerkt moet worden dat een directe vergelijking niet mogelijk is omdat mosselzaad pas na 2 tot 4 jaar is opgekweekt tot consumptieformaat.

In Figuur 3.5 is aangegeven hoeveel productie aan MZI zaad, en daaruit op te kweken consumptiemosselen mogen worden verwacht bij uitgifte van een bepaald aantal hectaren effectieve productieruimte voor MZI. Per 100 hectare mag een opbrengst van 4-10 miljoen kilo zaad worden gevraagd, wat dan 10-25 miljoen kilo consumptie mosselen kan opbrengen. Dit zijn wel gemiddelde waarden, waarbij in het oog moet worden gehouden dat de oogst van zaad en kweek door omstandigheden kan tegenvallen of juist beter kan zijn. Er moet nog veel ervaring worden opgebouwd met het management van MZI zaad op de percelen .

mosselproductie 0 20 40 60 80 100 120 0 200 400 600 800 1000 1200 effectieve productie ruimte (ha)

pr oduc ti e ( m il jo e n k g ) zaad consumptie mosselproductie 0 20 40 60 80 100 120 0 200 400 600 effectieve productie ruimte (ha)

p ro d u c tie ( m iljo e n k g )

zaad best practice consumptie best practice

Figuur 3.5 Links: Oogst uit zaadwinning met MZI’s (witte symbolen) bij een opbrengst van 40.000 kg/ha (huidige gemiddelde) voor verschillende effectieve productie ruimtes, en de productie aan consumptie mosselen (zwarte symbolen) bij een schot van 2,5.

Rechts: Oogst uit zaadwinning met MZI’s (witte symbolen) bij een opbrengst van 100.000 kg/ha (best practice netten) voor verschillende effectieve productie ruimtes, en de productie aan consumptie

3.4

Andere ervaringen

De invang van mosselzaad op substraat komt voort uit de mosselhangcultuur. Zo maakt de mosselcultuur in baaien in Spanje gebruik van touwen voor zaadinvang. Ook kwekers in de Noorse en Zweedse fjorden werken met netten of touwen. Elders in de wereld worden hangcultures toegepast in Nieuw Zeeland, Australië, Chili, Verenigde Staten, Canada en China. Het zaad dat de touwen opleveren wordt in deze hangcultuur opgekweekt tot mosselen van consumptieformaat. In Nederland is de hangcultuur voor de productie van consumptiemosselen beperkt van schaal, en alleen in de Deltawateren. Van commerciële exploitatie van hangcultuur-installaties onder Noordzee- omstandigheden is geen sprake. Wel worden in België enkele experimenten uitgevoerd.

De huidige MZI-experimenten in Nederland zijn in die zin uniek omdat de nadruk ligt op doorkweek van het zaad op bodempercelen. De gebieden waar de MZI-experimenten plaatsvinden kenmerken zich door hun open karakter. Dit maakt de aanpak vergelijkbaar met mosselkweek op open zee, een ontwikkeling die nog in de kinderschoenen staat. De laatste tien jaar steeg de interesse hiernaar in de Verenigde Staten. In 1998 startten daar twee

pilotprojecten: “Rhode Island Sound” door onderzoekers van Woods Hole Oceanographic Institute (WHOI) en “Isles of Shoals” in het westelijk gedeelte van de Golf van Maine door onderzoekers van New Hampshire University. Beide projecten passen onder water “long lines” toe, waaraan touwen hangen voor productie. Mosselen van hoge kwaliteit groeien er in tien tot veertien maanden uit tot consumptiemosselen. (bron: www.whoi.edu,

www.ooa.unh.edu).

In België werd in 1999 op 22 kilometer uit de kust van Nieuwpoort werd in 1999 een hangmosselcultuur geplaatst. Ondanks de afbakening van het proefgebied doorkruisten verschillende schepen dit gebied. De lijnen die daardoor werden losgerukt, gingen verloren. Maar gezien de goede aangroei van mosselen op de rest van de oogstlijnen werd besloten het experiment voort te zetten. Deze keer viel de keuze op een plaats dichter bij de kust. Dat maakt de controle van de hangcultuur gemakkelijker en zorgt voor betere bescherming tegen het doorvaren van het cultuurgebied.

Om de oogstlijnen nog beter te beschermen pasten de ondernemers ook het ontwerp aan. De oogstlijnen kwamen in een frame dat drijvend werd gehouden door een vlotter. De aangroei van mosselen nam toe tot ongeveer 21 kilo per meter touw. De mosselen bereikten in tien maanden een gemiddelde lengte van vijf

centimeter. Anno 2007 vinden de mosselkweek en de inzameling van het mosselzaad plaats op vier percelen van vijfhonderd bij vijfhonderd meter in de Noordzee. De eerste oogst van 6000 kilo Vlaamse mosselen gaf veel publiciteit in November 2007.

Twee kwekers maken ieder gebruik van verschillende frames waarin “mosseltouw” hangt. Daarop vestigt het mosselbroed zich. Het verschil in broedval tussen de verschillende gebieden blijkt groot (mondelinge bronnen D. Delbare en Kris Van Nieuwenhove, verder www.dvz.be/aquaculture.htm).

Het Alfred Wegener Instituut voor Polair en Marien Onderzoek (AWI) in het Duitse Bremerhaven voerde van 2002 tot en met augustus 2004 onderzoek uit naar de mogelijkheden voor aquacultuur in windmolenparken. Het AWI startte op zeventien tot negentien mijl uit de kust een experimentele Offshore-Aqua-Farm voor de invang van mosselzaad. Het zaad groeide snel en vormde een dunne schelp. Vanaf 2003 werd maandelijks op twintig mogelijke locaties voor windmolenparken de broedval en groei van mosselen bepaald. Ook namen de onderzoekers een aantal omgevingsparameters, zoals temperatuur en voedselaanbod, in hun registratie op.

Roter Sand. Daar was het zaad wel groter. In 2003 vernietigde doorvaart de long line (mondelinge bronnen B. Buck en U. Walter, verder www.awi-bremerhaven.de en www.terramare.de/terramare/musscult2.htm).

In de Duitse Waddenzee vindt een experiment plaats dat vergelijkbaar is met de Nederlandse MZI-experimenten. Er wordt zaad ingevangen voor verdere opkweek op percelen. De proeven in Duitsland worden uitgevoerd door Roem van Yerseke in samenwerking met de onderzoeksinstellingen Mytilamar en Terramare (Walter et al., 2006). Bij de Eems, bij Jade en in de Noord-Friese Waddenzee zijn verschillende systemen getest. In 2004 startten tests met het zogeheten Maqsy-systeem, een drijvend systeem van dubbele buizen waaraan verticale touwen zijn bevestigd. Het bleek onvoldoende robuust. Vanaf 2005 is het Smartfarm-systeem getest. Dat bestaat uit enkele buizen met netten. Dit systeem bleek veel beter bestand tegen de ruwe omstandigheden van de Waddenzee. In 2006 ving het net 28,5 tot 40,9 kilo mosselzaad per vierkante meter. Met 11 Smartfarms met netten van 120 meter lang en 3 meter diep werd in totaal 107.400 kilo zaad geoogst.

4.

Economische haalbaarheid

4.1

Inleiding

Het bepalen van het potentiële rendement van MZI kan vanuit twee invalshoeken. Voor het beleid is een analyse vanuit socio-economisch oogpunt het meest relevant: leidt investeren in MZI als basis voor “natuurlijke

mosselproductie” tot toenemende welvaart of maatschappelijke winst? Voor de individuele ondernemer is een bedrijfseconomische analyse van belang: rendeert een investering in MZI?

Het uitvoeren van een maatschappelijke kosten-batenanalyse van MZI ligt buiten het bestek van dit onderzoek. Dit hoofdstuk richt zich op de vraag of MZI vanuit bedrijfseconomisch oogpunt een verantwoorde investering kan zijn. Die vraag beantwoorden we op grond van gegevens die zijn verzameld bij de huidige experimentele MZI-

installaties. Vooraf is het goed om te realiseren dat het hier om tentatieve berekeningen gaat.

De gegevens zijn afkomstig van ondernemers die deze innovatieve systemen ontwikkelen en testen. Dat heeft een aantal gevolgen voor de analyse. Allereerst bevinden de verschillende MZI-projecten zich vaak nog in de opstart- en testfase; de uiteindelijke kosten en baten zullen in de opschalingsfase anders zijn. Ook is het in dit stadium vrijwel onmogelijk om de economische en technische levensduur en de onderhouds- en

vervangingskosten van de verschillende technieken nauwkeurig te analyseren.

Daarnaast zijn de verkregen data vaak onvolledig, niet gestandaardiseerd over de verschillende projecten heen, en betreffen veelal een inschatting van de ondernemer. Het feit dat de gegevens van de ondernemers zelf komen, betekent dat het niet vanzelfsprekend is dat alle relevante kosten en baten zijn meegenomen. Ook is de manier van kijken naar kosten en baten niet gestandaardiseerd. De algemene ervaring is dat ondernemers de

investeringsopbrengsten hoog inschatten, de kosten deels als eenmalige ontwikkelingskosten beschouwen en deze deels relatief laag inschatten.

4.2

Mogelijke opbrengsten

Op basis van de oogstgegevens van de experimentele installaties over 2006 en 2007 is een schatting gemaakt van de gemiddelde opbrengsten (zie hoofdstuk 3).

Op grond van informatie van de PO Mossel is te stellen dat de huidige prijs voor een kilo mosselzaad tussen de €0,60 en €0,80 ligt. Deze wordt primair bepaald door de marktwaarde van de uit het zaad te produceren consumptiemosselen. Gaan we uit van een gemiddelde mosselzaadprijs van €0,70 per kg, dan bedraagt de gemiddelde opbrengst per ha MZI (40.000 kg) zo’n €28.000. Voor de best practices (100.000 kg/ha) is dat zo’n €70.000. In een matige situatie (10.000 kg/ha) is de opbrengst zo’n € 7.000 per ha. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat door de zeer beperkte handel in mosselzaad de marktwaarde van dit zaad niet zuiver te bepalen is. De kostprijs van mosselzaad uit visserij bedraagt €0,02 tot €0,10 per kg. Houden we die prijs als referentie aan, dan ligt de opbrengst uit mosselzaadinvang een factor 7-40 lager.

4.3

Investerings- en exploitatielasten

De kosten van MZI worden met name bepaald door de volgende posten: • Investering in hardware (afschrijving);

• Onderhoud; • Arbeid.

Uit de verkregen data is enigszins inzicht te krijgen in de benodigde investeringen in het systeem. Onderhoudskosten zijn minder goed in te schatten, terwijl arbeidskosten grotendeels ontbreken.

Volledige benutting van een hectare effectieve productieruimte vergt een gemiddelde investering van tussen de 500.000 en 800.000 euro, afhankelijk van het gebruikte systeem. De schaal van de huidige technieken verschilt nogal. Op projectniveau variëren de investeringen van 1.500 tot 850.000 euro.

De verwachting is dat de investeringskosten voor uitontwikkelde systemen op termijn zullen dalen. Dat komt door de toegenomen ervaring, waardoor de systeem efficiënter opereren, en schaalvoordelen in de productie van de systemen. Dit leidt dan ook tot een kortere terugverdientijd. In de huidige cijfers is niet altijd een duidelijk onderscheid te maken tussen eenmalige ontwikkelingskosten en vaste investeringskosten voor de installatie.

Cijfers over onderhoudskosten zijn te summier om uitspraken op te baseren. Voor een daadwerkelijke analyse zijn ervaringscijfers over een langere periode nodig. Kosten worden gemaakt bij plaatsing van de installatie en bij de oogst. Duidelijk is dat de grote verschillen in gebruikte constructies en materialen ook grote verschillen in onderhoudskosten met zich meebrengen.

De ondernemers zelf zijn in het algemeen optimistisch, vooral over de terugverdientijd. Die wordt geschat op vijf tot zeven jaar.

4.4

Kosten-prijsanalyse

Op grond van de verkregen cijfers over investeringen, geschatte technische levensduur van de installatie en productie tijdens deze periode kunnen we schatten dat de gemiddelde investering per kilo ingevangen zaad €1,28 bedraagt. In dit gemiddelde zit een sterke spreiding: van €0,08 tot €4,00.

Wel moet worden opgemerkt, dat in deze ervaringscijfers veelal eenmalige ontwikkelingskosten zijn meegenomen. Op termijn kan de investering per kg zaad afnemen door efficiënter te opereren en

schaalvoordelen te behalen. Aan de andere kant ontbreken goede gegevens over arbeidskosten en precieze onderhoudskosten. Als gevolg daarvan zullen de productiekosten per kg zaad in de praktijk hoger liggen.

Om één en ander beter in perspectief te kunnen plaatsen, gebruiken we een gefingeerd voorbeeld dat redelijk met de praktijk overeenkomt. Het is gebaseerd op een techniek die over langere tijd is getest en waarvan de handelings- en onderhoudskosten gedeeltelijk bekend zijn. Ook is deze techniek toepasbaar op grote schaal.

Investering per ha € 145.000 Technische levensduur 7 jaar Handelingkosten per ha per jaar € 13.000 Onderhoudskosten per ha per jaar € 9.000 Productie in kg per ha per jaar 100.000

Kostprijs per kg € 0,43

Uit gesprekken met de ondernemers blijkt dat we onderscheid kunnen maken tussen grote systemen (vooral met netten) die volledig gericht zijn op MZI, en kleinere systemen (vooral met touwen) die gericht zijn op zaadinvang onder bijzondere omstandigheden boven kweekpercelen (zie hoofdstuk 2). De productiekosten voor de grote op MZI gerichte systemen liggen tussen de €0,20 en €1,00 per kg mosselzaad. Voor de zaadinvang in kleinere systemen met netten ligt de kostprijs tussen de €1,00 en €4,00 per kg, voor systemen met touwen tussen de €0,50 en €2,00 per kg.

Uitgaande van een gemiddelde mosselzaadopbrengst van €0,70 per kg ligt het break-even point (moment van terugverdienen van de eerste investering) in het genoemde voorbeeld bij een productie van circa 305 ton mosselzaad. Die productie kan in ruim drie jaar worden gerealiseerd.

4.5

Kosten-batenanalyse

Op grond van de verstrekte gegevens lijkt er een technisch proof of concept van MZI te zijn. Of dit ook leidt tot een aantrekkelijke investering, is op grond van de huidige set beschikbare financiële gegevens lastig te bepalen. Zoals al eerder opgemerkt ontbreken er veel gegevens, bijvoorbeeld over arbeidskosten, en zijn beschikbare gegevens niet gebaseerd op een standaard financiële rapportage.

Daarnaast gaat het over een serie experimenten. De gegevensbeschikbaarheid van de verschillende

experimenten varieert sterk. Hetzelfde geldt voor de mate waarin over meerdere jaren ervaring is opgedaan met de verschillende technieken. Ook kunnen er duidelijke verschillen in doelstelling tussen systemen bestaan. Om op termijn een goede analyse te kunnen maken, moeten voor alle systemen dezelfde gegevens over investering, onderhoud, arbeid, opbrengsten en prijzen worden verzameld.

In dit stadium zijn de gegevens hooguit bruikbaar om iets over het geheel aan alternatieven te zeggen: kunnen MZI-installaties zich tot bedrijfseconomisch verantwoorde investeringen ontwikkelen? Daarnaast is een vergelijking met de huidige situatie van mosselzaadproductie nuttig om de context waarin MZI zich ontwikkelt mee te nemen in de analyse.

Om met het laatste punt te beginnen, op dit moment zijn twee scenario’s denkbaar. In het eerste is de MZI- techniek een aanvulling op zaadvisserij en import. In dat geval probeert een ondernemer zijn bedrijfsvoering te optimaliseren door op basis van een kosten-batenanalyse een keuze te maken uit de verschillende opties, waaronder MZI. Het tweede scenario gaat uit van MZI als enige resterende optie, bijvoorbeeld wanneer

regelgeving zaadvisserij verbiedt, zaadvisserij door schaarste wegvalt of import wordt gelimiteerd. In het meest extreme geval zijn visserij en import dus onmogelijk en daarom te beschouwen als opties met oneindig hoge kosten. Dan is van een vergelijking geen sprake en zijn uitsluitend de productiekosten van MZI bepalend voor een concurrerend product op de markt. Gezien de sterke positie van het Nederlandse product kunnen eventuele

Laten we aannemen dat in scenario één de prijs van mosselzaad gemiddeld €0,70 per kg blijft. In scenario twee wordt mosselzaad een schaarser goed. Gaan we uit van een prijsflexibiliteit3 van –0,5 en een productiedaling van 50%, dan neemt de prijs met 25% toe tot €0,88.

Er lijken MZI-technieken en ervaringen met die technieken te zijn, die het mogelijk maken om bij een

marktprijsrange van €0,70 tot €0,88 rendabel te investeren. Zelfs als de uiteindelijk gerealiseerde kostprijs 50% hoger ligt dan de huidige schatting (dus €0,66 in plaats van €0,43 in het rekenvoorbeeld), dan is deze

investering nog rendabel.

Dit beeld komt overeen met de geluiden uit de sector: investeren in MZI is rendabel. Bij deze conclusie hoort wel een aantal kanttekeningen:

• Er loopt op dit moment een verscheidenheid aan initiatieven. De ervaring met en productiekosten van deze initiatieven varieert sterk.

• De verschillende technieken hebben een verschillende doelstelling. Om de rendabiliteit van die