• No results found

9. Perspectieven voor opschaling van MZI

9.4 Aandachtspunten bij de opschaling

9.4.1 Zoekgebieden

Onderstaande tabel vat samen hoeveel MZI-ruimte in elk watersysteemgebied moet worden gereserveerd als de aanbevelingen uit de vorige paragraaf worden overgenomen.

Benodigde ruimte (ha) voor deze fase

Nu Advies

Vergund Effectief Effectief Te vergunnen

Westelijke Waddenzee:

- randen van geulen 220 24 100 250-500*

- mosselpercelen 110 17 40 120-160**

Oostelijke Waddenzee 26 0 10 50-100***

Oosterschelde 84 19 50 150-200**

Voordelta 58 6 30 150-300***

Bij vergunning uitgaan van *20-40%, ** 25-33% of 10-20% effectieve productieruimte

Die ruimte kan worden gevonden binnen grotere zoekgebieden waarin MZI in principe inpasbaar is. De kaarten in de bijlage tonen die zoekgebieden (binnen de blauwe contouren) en geven ook de huidige MZI-pilotlocaties en mosselkweekpercelen aan.

Bij het uitgeven van vergunningen verdienen enkele lokale randvoorwaarden meer aandacht:

• Eisen vanuit het wettelijk kader Wro, Nb-wet (1998) en Wbr; • Niet in Nb-wet artikel 20 gebieden;

• Niet in hoofdvaarroutes;

• Vermijden van locaties met een te lage stroomsnelheid (<80 cm/seconde);

• Afstanden bewaren tot vogel- en zeehondenconcentraties (500 resp. >1.500 meter);

• Niet boven een zeebodem waar voor depositie gevoelige biota voorkomen (bijvoorbeeld zeegras, kokerwormen, zeeanemonen);

• Afstemmen met andere gebruiksfuncties zoals visserij en recreatievaart; • Op de omgeving afgestemde landschappelijke en ruimtelijke inpassing; • Afstand bewaren tot mosselkweekpercelen van derden (>200 meter). • Afstand bewaren to Rijkswaterstaat objecten

9.4.2 Recht op MZI

De pilots zijn uitgevoerd door een aantal innovatieve ondernemers die perspectief zien in mosselzaadproductie met MZI. Voor de afzet van hun productie zijn ze afhankelijk van mosselkwekers, die middels de huur van

ingevangen mosselzaad. Een aantal van hen die niet aan de pilots deelnamen, zijn dan ook wel geïnteresseerd mee te werken aan de opschaling van MZI.

Een eerlijke verdeling van de rechten op mosselzaadproductie middels MZI is van groot belang. Die verdeling moet recht doen aan de ondernemersrisico’s die pilothouders hebben genomen en aan het belang van mosselkwekers om over MZI-zaad te beschikken.

Het ligt voor de hand om het recht op MZI en het recht om mosselzaad op te kweken tot consumptiemosselen, in elkaars verband te brengen.

9.4.3 Passende Beoordeling

Een voor de vergunningverlening uit te voeren Passende Beoordeling moet de mogelijke effecten op specifieke lokale natuurwaarden nader beoordelen. Zo’n beoordeling moet bij voorkeur plaatsvinden per kombergings-, watersysteem- dan wel stroomgebied, omdat de effecten van een aantal MZI-installaties cumulatief moeten worden beoordeeld. Zo’n aanpak heeft voor individuele vergunninghouders als voordeel dat niet elke MZI afzonderlijk een beoordeling hoeft te krijgen.

Voor een Passende Beoordeling is dezelfde beperkte kennisbasis beschikbaar als voor de beoordeling van perspectieven voor MZI in de Nederlandse kustwateren. Wel is het mogelijk in te zoomen op gebiedsspecifieke kenmerken als de exacte MZI-locaties eenmaal bekend zijn. Dan ook kan rekening worden gehouden met landschappelijke inpasbaarheid.

9.4.4 Meer kennis vergaren

Bij MZI-opschaling bestaat dus onzekerheid over de druk op de draagkracht en de effecten van organische stofdepositie. Daarom is het van groot belang deze mogelijke gevolgen nauwgezet te monitoren tijdens de eerste opschalingsfase. Deze gegevens moeten kunnen meewegen in de tussentijdse evaluatie van de opschaling.

Het onderzoek moet ook aandacht besteden aan de indirecte gevolgen van MZI voor de ecologische draagkracht. Dat gaat om de extra filtercapaciteit van mosselkweekpercelen als die worden bezet met MZI-zaad en de extra filtercapaciteit van wilde mosselbanken als die niet meer worden weggevist als mosselzaadbank.

Ook de effecten van MZI op garnalen en de vorming van mosselzaadbanken moeten een plaats krijgen in het monitoringprogramma.

Voor experimenten (pilots) moeten betere kaders komen om de productiviteit, het rendement van het zaad en de natuurbelasting te bepalen. In de afgelopen experimentele periode is onvoldoende nuttige en specifieke informatie verzameld.

9.4.5 Nieuwe ontwikkeling stimuleren

Het zou nuttig zijn om een extra impuls te geven aan de innovatieve ontwikkeling van MZI-technieken voor de Voordelta en de Noordzee. Te denken valt aan financiële ondersteuning vanuit het Europees VisserijFonds (EVF).

Om de ontwikkeling van MZI voor de Voordelta en de Noordzee te stimuleren, zou de overheid (in het kader van de draagkrachtbeperkingen in de Waddenzee en Oosterschelde) een systeemanalyse kunnen uitvoeren gericht op de inpasbaarheid en het maatschappelijk rendement van MZI in specifieke gebieden.

Een andere interessante gedachte is om gebieden met een maritiem erfgoed (scheepswrakken) te benutten voor MZI. Dat sluit (bodemberoerende) activiteiten uit die het erfgoed kunnen beschadigen. In het Texelstroomgebied heeft de Rijksdienst voor Archeologie een locatie aangewezen waar scheepswrakken worden beschermd met een polyethyleen net, dat een beschermende zandlaag invangt. Het projecteren van MZI-installaties rond zo’n locatie zou kunnen zorgen voor extra bescherming.

Verder valt te denken aan het ontwikkelen van meervoudig gebruik van vaarwegmarkeringen, waaraan zich van nature mosselzaad hecht. Schoonmaakactiviteiten gelden daar nu nog als kostenfactor.

9.4.6 Translocatie bezien

Voor de gebieden in Zuidwest-Nederland en de Noordzee (waaronder de Voordelta) is MZI alleen relevant als het geproduceerde mosselzaad kan worden opgekweekt in kweekpercelen in de Waddenzee. Omdat met het mosselzaad alleen via water aangevoerde andere organismen zijn ingevangen, lijkt de kans op insleep van exoten, die niet via de getijstroom in de Waddenzee zouden kunnen komen, bijzonder gering.

Er lijkt dan ook geen reden om translocatie van ingevangen mosselzaad van de Noordzee naar de Waddenzee te verbieden. Maar dan moeten de transportstromen goed worden gecontroleerd op zuiverheid. Voor de

Oosterschelde en het Grevelingenmeer is een voorzichtiger beleid op zijn plaats: op basis van een risicoanalyse die is gebaseerd op adequate bemonstering van de in het MZI-zaad aanwezige flora en fauna.

Gedegen onderzoek naar de potentiële ecologische risico’s van translocatie van MZI mosselzaad wordt aanbevolen.