• No results found

Persoonskenmerken van ‘uniek’ geregistreerde verdachten (meerder- en minderjarigen tezamen)

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2012 (pagina 98-107)

4.3 Geregistreerde verdachten van misdrijven

4.3.2 Persoonskenmerken van ‘uniek’ geregistreerde verdachten (meerder- en minderjarigen tezamen)

In deze subparagraaf worden de ‘uniek’ geregistreerde verdachten beschreven. Anders dan in paragraaf 4.3.1 wordt bij de ‘unieke’ verdach-ten een persoon die binnen één jaar verschillende keren verdachte is voor één of meer delicten maar één keer meegeteld. Achtereenvolgens wordt ingegaan op geslacht en leeftijd, herkomst en woongemeente van de ‘unieke’ verdachten, en op mate van recidive en de soort delicten die zij pleegden.

Geslacht en leeftijd

Het aantal ‘uniek’ geregistreerde verdachten is in de periode 2005-2012 met een kwart afgenomen: van 328.000 in 2005 naar 244.000 in 2012. Dit komt overeen met een daling van 19 naar 14 verdachten per 1.000 inwo-ners van 12 jaar en ouder (zie tabellen 4.1 en 4.10 in bijlage 4).

Het aantal geregistreerde mannelijke verdachten daalde in de periode 2005-2012 met 24%, van 261.010 naar 197.130. Dit komt overeen met een daling van 32 naar 23 verdachten per 1.000 mannen van 12 jaar en ouder. Het aantal vrouwelijke verdachten daalde in dezelfde periode met 15%, van 53.440 naar 45.490, wat overeenkomt met een daling van 6,6 naar 5,6 verdachten per 1.000 vrouwen van 12 jaar en ouder. Naar verhouding daalde het aantal mannelijke verdachten sterker dan het aantal vrou-welijke verdachten. Hierdoor steeg het aandeel vrouvrou-welijke verdachten op het totaal van 16% in 2005 naar 19% in 2012. Hoewel het aandeel vrou-welijke verdachten geleidelijk is toegenomen, blijft criminaliteit vooral een mannenzaak (zie figuur 4.9).

Figuur 4.9 Uniek geregistreerde verdachten naar geslacht, per 1.000 inwoners van 12 jaar en ouder

0 5 10 15 20 25 30 35 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012* Mannen Vrouwen * Voorlopige cijfers.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 4.10 in bijlage 4. Bron: CBS

Van alle in 2012 ‘uniek’ geregistreerde verdachten viel een kwart in de leeftijdscategorie 15 tot 24 jaar (zie figuur 4.10). Dit aandeel is 2,5 keer hoger dan men zou verwachten wanneer er geen samenhang is tussen leeftijd en de kans verdacht te worden van een misdrijf. De meeste

mannelijke verdachten waren 19 jaar oud. Bij vrouwen lag de piek al op 15 jaar. Zowel voor mannen als voor vrouwen geldt dat de leeftijds-categorieën 15-17 jaar en 18-24 jaar naar verhouding het sterkst zijn verte-genwoordigd in de verdachtenpopulatie. Met het toenemen van de leeftijd neemt het relatieve aandeel af. Bij de mannen zijn, vergeleken met 2005, in alle leeftijdscategorieën de verhoudingscijfers in 2012 gedaald. Voor vrou-wen geldt dit niet. Zo steeg het aantal ‘uniek’ geregistreerde vrouwelijke verdachten in de leeftijdscategorie 65-74 jaar van 1,2 naar 1,6 verdachte per 1.000 vrouwen in die leeftijdscategorie.

Herkomst

Van alle in 2012 ‘uniek’ geregistreerde verdachten was 53% autochtoon. Marokkanen vormen de grootste groep onder de allochtone verdach-ten. Iets meer dan 7% van alle geregistreerde verdachten heeft een Marokkaanse achtergrond. Daarna volgen Surinamers (bijna 6%), Turken (bijna 5%) en Antillianen (3,5%). Wanneer het aantal verdachten wordt gerelateerd aan de bevolkingsomvang van de betreffende herkomstgroep,7 blijken personen met een Antilliaanse/Arubaanse herkomst het vaakst te zijn geregistreerd als verdachte van een misdrijf. In 2012 zijn 66 van elke 1.000 personen met een Antilliaanse/Arubaanse herkomst op enig moment als verdachte geregistreerd. Dit cijfer is vergeleken met 2005 gedaald. In dat jaar werden per 1.000 Antillianen 81 personen als verdach-te geregistreerd. Ook van de andere hiervoor genoemde herkomstgroepe-ringen daalde het relatieve cijfer in de periode 2005-2012 (zie figuur 4.11). De bevolkingsopbouw van de allochtone herkomstgroeperingen verschilt onderling en wijkt ook af van die van de autochtone deelpopulatie. Veel allochtone herkomstgroeperingen in Nederland zijn relatief jong in vergelijking met de autochtone bevolkingsgroep (dit geldt zeker voor de Antilliaanse/Arubaanse bevolking). Hiervoor is al beschreven dat het als verdachte met de politie in aanraking komen samenhangt met leeftijd en geslacht (zie figuur 4.10). Dit verklaart een deel van de verschillen in regis-tratiecijfers tussen de bevolkingsgroepen.

Zowel onder mannen als onder vrouwen is het relatieve aantal verdachten van personen met een Antilliaanse/Arubaanse herkomst het hoogst van de vier onderscheiden herkomstgroeperingen. In 2012 werden van elke 1.000 vrouwen met een Antilliaanse/Arubaanse herkomst er 29 geregis-treerd als verdachte. Voor Antilliaanse mannen lag dit aantal op 103 per 1.000. Bij de mannen volgen de Marokkanen ( met 94 per 1.000), de Suri-namers (met 71 per 1.000) en de Turken (met 57 per 1.000). Bij de vrouwen volgen eerst de Surinaamse (met 19 van elke 1.000) en daarna de Marok-kaanse (met 18 per 1.000) en de Turkse (met 9 per 1.000). Voor alle groepen geldt dat hun aandeel vergeleken met 2005 is gedaald.

7 Bij het berekenen van relatieve cijfers wordt alleen gerekend met verdachten die in 2012 ingeschreven stonden in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

Figuur 4.10 Uniek geregistreerde verdachten naar leeftijd in jaren, per 1.000 inwoners 0 10 20 30 40 50 60 70 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar24 jaar 25 jaar 26 jaar 27 jaar 28 jaar 29 jaar 30 jaar31 jaar 32 jaar 33 jaar 34 jaar 35 jaar36 jaar 37 jaar 38 jaar 39 jaar 40 jaar41 jaar 42 jaar 43 jaar 44 jaar 45 jaar 46 jaar47 jaar 48 jaar 49 jaar 50 jaar51 jaar 52 jaar 53 jaar 54 jaar 55 jaar56 jaar 57 jaar 58 jaar 59 jaar 60 jaar61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar 66 jaar 67 jaar 68 jaar 69 jaar70 jaar 71 jaar 72 jaar 73 jaar 74 jaar 75 jaar 76 jaar 77 jaar78 jaar 79 jaar 80 jaar en ouder 2005 2012*

Figuur 4.11 Uniek geregistreerde verdachten naar herkomst-groepering* 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 2005 2012**

Autochtoon Totaal allochtoon

Marokko Nederlandse Antillen/Aruba

Turkije Suriname

* Per 1.000 inwoners van de betreffende herkomst en het betreffende geslacht. ** Voorlopige cijfers.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 4.11 in bijlage 4. Bron: CBS

In 2012 was bijna twee derde van alle allochtone verdachten niet-westers.8 Dit aandeel is in de periode 2005-2012 licht gedaald. Van de alloch-tone verdachten is het aandeel geregistreerde verdachten, met uitzon-dering van de Turken, het hoogst onder de groep allochtonen van de tweede generatie, van wie beide ouders in het buitenland zijn geboren. Ruim 5% van hen werd in 2012 als verdachte geregistreerd. Hieraan leve-ren zowel de strafrechtelijk minder- als meerderjarige mannen de grootste bijdrage met bijna 9%. Het aandeel geregistreerde verdachten onder de groep eerstegeneratieallochtonen lag met 2,5% de helft lager. Hierbij moet wel bedacht worden dat de tweedegeneratieallochtonen gemiddeld jonger zijn. Dit geldt in het bijzonder voor niet-westerse allochtonen. Vergele-ken met westerse allochtonen ligt het aandeel geregistreerde verdachten onder niet-westerse allochtonen van alle onderscheiden generatiegroepen 2 tot 3,5 keer zo hoog. Voor praktisch alle naar generatie en strafrechte-lijk minder- en meerderjarigheid onderscheiden herkomstgroepen is het relatieve aantal geregistreerde verdachten vergeleken met 2005 gedaald (zie tabellen 4.12 en 4.13 in bijlage 4).

8 Westerse allochtoon: persoon afkomstig uit Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. Niet-westerse allochtoon: persoon afkomstig uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of

Woongemeente

Van de 25 grootste gemeenten had Ede in 2012 met 11,4 het laagste aantal ‘uniek’ geregistreerde woonachtige verdachten per 1.000 inwoners van 12 jaar en ouder. Voor heel Nederland is het vergelijkbare cijfer 14,2. In ’s-Gravenhage, Rotterdam en Amsterdam woonde naar verhouding het hoogste aantal verdachten: respectievelijk 28, 26 en 23 per 1.000 inwoners van 12 jaar en ouder.

Zowel het aandeel mannelijke als vrouwelijke verdachten is in ’s-Graven-hage twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde (zie figuur 4.12). In 2012 was in Nederland het gemiddelde aantal misdrijven per ‘uniek’ geregistreerde verdachte 1,42. Dit cijfer is een indicatie voor de recidive-graad van verdachten. Hoe hoger het cijfer, hoe meer recidivisten worden geregistreerd. Met 1,71 was het gemiddelde aantal misdrijven per verdach-te het hoogst in de gemeenverdach-te Zwolle en met 1,35 het laagst in de gemeenverdach-te Zaanstad (zie tabel 4.15 in bijlage 4).

Recidive

Van alle in 2012 ‘uniek’ geregistreerde verdachten was 38% niet eerder geregistreerd als verdachte, een zogenoemde first offender. Van de groep first offenders is 73% een man. Het aandeel mannen onder recidivisten ligt hoger (86%). Het hoogste aandeel geregistreerde recidivisten wordt aangetroffen onder de groep niet-westerse allochtonen (2,9%). Dit aandeel is ruim vier keer zo hoog als dat onder autochtone verdachten (zie tabellen 4.16 en 4.17 in bijlage 4).

Figuur 4.12 Uniek geregistreerde verdachten naar woongemeente en geslacht*, 2012**

Afstand tussen diagram en y-as

Afstand tussen X-as en diagram

Afstand tussen X-as en legenda

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Nederland ’s-Gravenhage Rotterdam Amsterdam Dordrecht Almere Arnhem Zoetermeer Tilburg Eindhoven Leiden Groningen Utrecht Zaanstad Enschede -’s-Hertogenbosch Haarlem Breda Nijmegen Amersfoort Zwolle Apeldoorn Emmen Haarlemmermeer Maastricht Ede Overig en onbekend Mannen Vrouwen

* Per 1.000 inwoners van de betreffende herkomst en het betreffende geslacht. ** Voorlopige cijfers.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 4.14 in bijlage 4. 104Criminaliteit en rechtshandhaving 2012

Delictgroep

Veel verdachten worden jaarlijks voor meer dan één misdrijf geregistreerd. In 2012 registreerde de politie 36% van alle ‘unieke’ verdachten voor een vermogensmisdrijf, 28% voor een gewelds- en seksueel misdrijf, 19% voor een verkeersmisdrijf, 15% voor een vernieling, 9% voor een drugsmisdrijf en 3% voor een (vuur)wapenmisdrijf. Deze verdeling is sinds 2005 iets veranderd. Het aandeel geregistreerde verdachten wegens vernielingen en verkeersmisdrijven nam af, dat wegens vermogensmisdrijven nam toe (zie figuur 4.13).

Voor de meeste misdrijven geldt dat in 2012 minder verdachten zijn gere-gistreerd dan in 2005. Toch zijn er ook misdrijven die een hoger aantal geregistreerde verdachten kennen. Zo nam het aantal verdachten van heling toe van 6.090 in 2005 naar 7.470 in 2012. Ook het aantal verdachten van misdrijven tegen het leven nam in deze periode toe, maar dit kan te maken hebben met een andere wijze van vastleggen van dit soort misdrij-ven vanaf 2009, toen geleidelijk aan het huidige basisprocessensysteem BVH in gebruik is genomen (zie bijlage 3). Niet ondenkbaar is dat sommige van deze misdrijven voorheen als (zware) mishandeling werden geregis-treerd.

Figuur 4.13 Percentage uniek geregistreerde verdachten naar delictgroep

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Vermogensmisdrijven Gewelds- en seksuele misdrijven Vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag Verkeersmisdrijven Drugsmisdrijven (Vuur)wapenmisdrijven Overige misdrijven 2005 2012* * Voorlopige cijfers.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 4.18 in bijlage 4. Bron: CBS

Ruim een kwart van alle in 2012 ‘uniek’ geregistreerde verdachten werd verdacht van diefstal en inbraak zonder geweld. Vergeleken met 2005 is dit aandeel nauwelijks veranderd. Hierna volgen mishandeling, waarvoor 17% van alle verdachten werd geregistreerd, en rijden onder invloed (15%). De top 10 van misdrijven wordt verder gevormd door bedreiging (8%), softdrugs, overige vernieling en beschadiging (beide 5%), openlijk geweld tegen personen, verlaten plaats ongeval en harddrugs (alle 4%) en overige misdrijven Wetboek van Strafrecht (3%).

Mannelijke en vrouwelijke verdachten verschillen niet alleen in de omvang en de ontwikkeling van criminaliteit, maar ook in de aard. Vermogensmisdrijven kennen naar verhouding het vaakst een vrouwelijke verdachte: van alle ‘uniek’ geregistreerde verdachten was in 2012 26% een vrouw. In 2005 was dit nog 24%. Vernielingen kennen naar verhouding het minst vaak een vrouwelijke verdachte: 12%. In 2012 was de helft van de door vrouwelijke verdachten gepleegde misdrijven een vermogens-misdrijf. Voor mannen was dit een derde. Deze verhoudingen verschillen nauwelijks van 2005. In dezelfde periode nam het aandeel vernielingen voor zowel vrouwen als mannen het sterkst af; voor vrouwen van 12% naar 9% en voor mannen van 18% naar 14% (zie figuur 4.14).

Figuur 4.14 Percentage delictgroepen onder uniek geregistreerde verdachten naar geslacht, 2012*

0 10 20 30 40 50 60

Mannen Vrouwen Vermogensmisdrijven

Gewelds- en seksuele misdrijven Vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag Verkeersmisdrijven Drugsmisdrijven (Vuur)wapenmisdrijven Overige misdrijven

* Voorlopige cijfers.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 4.19 in bijlage 4. Bron: CBS

Het aantal misdrijven waarvan de geregistreerde personen worden verdacht lag in 2012 op bijna 345.000 misdrijven. In 2005 was dit aantal 520.000. Dit is een daling van 34%. Deze daling is voor een groot deel toe te schrijven aan de daling van het aantal vermogensmisdrijven en vernie-lingen. Het aantal vermogensmisdrijven nam met 53.000 af en het aantal vernielingen met 42.000 (zie tabel 4.20 in bijlage 4).

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2012 (pagina 98-107)