• No results found

Perceptie Civil Society onder de lokale gemeenschap

In document Civil Society op maat: (pagina 94-102)

Deel III: Civil Society Actoren: het effect van Civil society-beleid

6.1 Perceptie Civil Society onder de lokale gemeenschap

6.2 Een Servische Civil Society in Kosovo: voorbeelden uit de praktijk

H7: De Civil Society driehoek in Kosovo: perceptie en realiteit 7.1 De NGO sector

7.2 Donororganisaties en intergouvernementele organisaties

7.3 Conclusies Deel III

De kernvraag van onderdeel drie van deze scriptie is “welke actoren het civil society milieu in Kosovo hebben vormgegeven in de periode vanaf de onafhankelijkheid van Kosovo (2008) tot heden (2014) en welk effect hun optreden heeft op de aanwezigheid, effectiviteit en duurzaamheid van een Servische civil society in Kosovo.” Zoals aangegeven in de methodologische verantwoording zal ik de civil society actoren van het laagste abstractieniveau – de lokale gemeenschap – naar het hoogste abstractieniveau – respectievelijk de NGO sector, de donororganisaties en de intergouvernementele organisaties, inclusief de betrokken staten – analyseren. De wisselwerking tussen de lokale gemeenschap enerzijds en de ‘civil society driehoek’ anderzijds is doorslaggevend voor het welslagen van civil society. Terwijl de lokale gemeenschap het civil society proces zelf dient toe te eigenen bij het naderende vertrek van de internationale gemeenschap, is het ‘civil society milieu’ in Kosovo waarbinnen de lokale gemeenschap zich manoeuvreert, grotendeels gestructureerd door externe actoren.

Om uiteindelijk tot een beoordeling van deze wisselwerking te komen (§ 7.3) zal ik in hoofdstuk 6 eerst achterhalen in hoeverre de Servische gemeenschap in Kosovo betrokken is in het civil society proces in Kosovo. De nadruk zal worden gelegd op de eigen rol binnen dit proces. Wat is de perceptie van civil society onder de lokale bevolking, welke initiatieven onderneemt de lokale bevolking om deel te nemen aan het civil society proces en in hoeverre is er genoeg lokale capaciteit om deze initiatieven een duurzaam vervolg te geven? In hoofdstuk 7 zal de rol van de ‘civil society driehoek’ worden onderzocht met betrekking tot de aanwezigheid, de effectiviteit en de duurzaamheid van een Servische civil society in Kosovo. Is er sprake van een homogene perceptie van civil society onder de civil society actoren? Is er sprake van een eendrachtig beleid op strategisch en tactisch niveau ten aanzien van het ontwikkelen van civil society in Kosovo, in hoeverre houdt het beleid rekening met de geschetste sociale en politieke context zoals weergegeven in H4 en H5. En

tot welke zichtbare resultaten heeft het civil society-beleid tot nu toe geleid?

H6 Een Servische Civil Society in Kosovo: perceptie en realiteit

De rol van de lokale gemeenschap bij de aanwezigheid, effectiviteit en duurzaamheid van het civil society proces in Kosovo zal ik toetsen aan de hand van de door mij geformuleerde toetsingskader. Dit toetsingskader bevat 6 voorwaarden die indicatoren zijn voor een goed civil society proces, namelijk, (1) de assertiviteit van de burgers, (2) het sociaal kapitaal van de burgers, oftewel, het effect van interetnisch contact, (3) de perceptie op civil society, (4) de aanwezigheid van human capital, (5) de zelfredzaamheid van de burgers en (6) de aanwezigheid van local ownership.

De eerste twee indicatoren zijn al gedeeltelijk behandeld in hoofdstuk 4 en 5. Vooral in de Servische meerderheidsgebieden uit het Noorden van Kosovo blijkt er sprake te zijn van een apathische politieke houding en heerst er sceptiek tegenover interetnisch contact. De mate van betrokkenheid van de lokale bevolking bij het civil society proces wordt ook bepaald door de visie van de lokale gemeenschap ten opzichte van civil society in het algemeen. Bij een positieve perceptie op civil society neemt de kans op lokale deelname in het civil society proces toe, terwijl een negatieve perceptie op civil society de sociale en politieke apathie kan versterken. In paragraaf 6.1. komt dit aspect aan de orde door na te gaan in hoeverre de lokale gemeenschap daadwerkelijk deelneemt aan het civil society proces. Ook wordt bekeken of de kennis, ervaring en vaardigheden die nodig zijn om aan dit proces deel te kunnen nemen, aanwezig zijn. Tenslotte dient de lokale gemeenschap zelfredzaam te zijn en het proces van civil society zelf in handen te hebben volgens de theorie van local ownership. In paragraaf 6.2. zal aan de orde komen in hoeverre hier sprake van is.

6.1 Perceptie Civil Society onder de lokale gemeenschap

In de rapporten van diverse NGO’s en IGO’s wordt de perceptie van civil society onder de lokale gemeenschap steeds vaker betrokken bij de analyse van de status van civil society in Kosovo. Dit blijkt ondermeer uit rapporten van de INGO, Civicus (2006;2011;2013;2014).362 Bij het toetsen van de status van de civil society in Kosovo omstreeks 200 werd de dimensie van de ‘perceptie’ van civil society structureel toegevoegd aan de inhoud van de jaarrapporten en werd deze dimensie ook nauwkeuriger

362 Milivojevi , Z., “Civil Society in Serbia: Surpressed during the 1990s-Gaining Legitimacy and Recognition after 2000.”

Civicus Civil Society Index, (2006): p 1- 198; Hoxha, T., et al., “Policy Action Brief: Civicus Civil Society Index for Kosovo.” Civicus, KCSF, Prishtina, (2011): p 1-16. http://www.kcsfoundation.org/repository/docs/Policy_Action_Brief_Kosovo.pdf;

Hoxch, T., et al., “Working together towards productive working relations between civil society and the authorities in Kosovo project.” Civicus, Prishtina, (2013): p 1-42; Hoxha, T., et al., “Better Governance for a Greater impact: a call for citizens.”

onderzocht.363 De Amerikaans gesponserde INGO, USAID doet al sinds eind jaren 1990 onderzoek naar het ‘publieke imago’ van NGO’s, maar geeft pas in de jaarrapporten van 2011 gedifferentieerde en specifiekere uitkomsten van de percepties op Civil Society Organisaties vanuit het perspectief van de media, politieke partijen en de business sector.364 Klaarblijkelijk zien diverse stakeholders nu in dat het slagen van civil society-beleid ook zeer afhankelijk is van de welwillendheid van de lokale bevolking en

haar visie op civil society.

De meeste onderzoeken over de perceptie van civil society in Kosovo zijn echter uitsluitend gericht op de perceptie onder de gehele bevolking zonder onderscheid te maken tussen de percepties van verschillende etnische gemeenschappen. Gezien het feit dat de sociale en politieke assertiviteit bij de Servische gemeenschap in Kosovo het laagst is, is het juist van belang om de houding van deze bevolkingsgroep ten opzichte van civil society te belichten. Specifiek onderzoek naar de perceptie van civil society onder de Servische gemeenschap in Kosovo is echter schaars. Daarnaast zijn de uitkomsten van dergelijke onderzoeken vaak moeilijk te falsificeren gezien het laag aantal respondenten en wordt het onderzoek vaak vanuit verschillende invalshoeken verricht met afwijkende methodieken. Ondanks de schaarse gegevens en de vaak incoherente methodiek zijn de uitkomsten van deze onderzoeken naar de perceptie van civil society onder de Servische bevolking in Kosovo vrij eenduidig en sluiten de resultaten aan bij de uitkomsten van grootschaligere onderzoeken in de regio.

Het onderzoek van de Servische NGO Fractal (2009) constateert een zeer negatieve perceptie van civil society onder de Servische gemeenschap in Kosovo.365 Op de vraag “of het voeren van civil society-beleid nut heeft voor de Servische gemeenschap in Kosovo” geeft slechts zes van de 2 9 respondenten aan dat civil society-beleid veel nut heeft (optie 1), 21 respondenten geven aan dat civil society-beleid nut heeft (optie 2), 168 respondenten zien geen nut in civil society-beleid (optie 3) en volgens 73 respondenten heeft civil society-beleid zelfs averechtse effecten (optie 4). Maar liefst 89,5 % van de respondenten ziet dus geen heil in lokaal civil society-beleid.366

Het onderzoek van de Kosovo Foundaton for Open Society (2013) naar de perceptie van civil society onder de Servische gemeenschap in Kosovo benadert de perceptie van civil society vanuit verschillende invalshoeken.367 Ten eerste wordt er gekeken naar de perceptie op de ‘potentie’ van civil

363

Zie Civicus Civil Society Index, 2006, p 1-2. Een ander voorbeeld is de toevoeging van deze dimensie in het rapport van Soros in 2007: Soros, 2007, p 1-4. Hoewel het doel in beide rapporten hetzelfde is, namelijik, het weergeven van de status van de civil society in Kosovo, heeft de dimensie van de ‘perceptie van civil society’ een veel prominentere rol gekregen. Dit komt tot uiting in de conclusie waarbij er aanbeveleingen voor de toekomst worden gedaan. In het rapport van 2011 diende er nog niets gedaan te worden aan de negatieve kijk op civil society onder het publiek.

364

USAID., “2010 NGO Sustainability Index: For Central and Eastern Europe and Eurasia.” US Agency for International

Development, 14th edition, (2011): p 1-239.

http://www.usaid.gov/sites/default/files/documents/1863/2010complete_document.pdf

365

Van der Feesten, F., “Worlds apart: The development of a Serbian Civil Society in Kosovo.” NGO Fractal & Centre for

International Conflict Analysis and Management (CICAM), (2009): p 1-107.

366

Ibidem, p 55-59.

society in het algemeen en in Kosovo in het bijzonder. Van de ruim duizend respondenten geeft slechts 14% aan te geloven in het potentiële effect van civil society.368 Dit percentage is zeven procent lager als er naar de potentie van civil society in Kosovo in het bijzonder wordt gevraagd.369 Op de vraag “hoe groot de invloed van de Servische civil society in Kosovo is met betrekking tot de decentrale politiek”, acht slechts 17 procent deze invloed groot, 25 procent klein en 58 procent zeer klein.370 De invloed van de Servische civil society op de centrale overheid in Kosovo is volgens de respondenten zeer klein. 83 procent acht deze invloed zeer klein en slechts 0,5 procent geeft aan dat de Servische civil society invloed heeft op de centrale overheid in Kosovo.371

De relatief grootschaligere onderzoeken van diverse INGO’s laten zien dat een negatieve perceptie van civil society niet uitsluitend het geval is onder de Servische gemeenschap in Kosovo maar karakteristiek is voor de Balkan regio. Zo constateert de INGO Civicus (2014) een zeer negatieve perceptie van civil society in heel Kosovo.372 De gemiddelde score van het ‘vertrouwen in civil society organisaties’ in het algemeen is 31,2 procent.373 De Civil Society Organisaties die gemoeid zijn met humanitaire en liefdadigheidsorganisaties genieten met 57,4 % nog het meeste vertrouwen. In jeugd en educatieve civil society organisaties heeft men met 35,5 % al minder vertrouwen. Het minste vertouwen heeft men in de meer politiek georiënteerde CSO’s zoals vakbonden (20, %), lobbygroepen (14 %) en democratiseringsorganisaties (14 %).374 De gepercipieerde impact van CSO’s is ook vrij laag in Kosovo volgens het onderzoek van Civicus. Volgens slechts 31,8 procent van de respondenten hebben Civil Society Organisaties impact op de maatschappij in Kosovo.375

De NGO Sustainability Index rapporten van de USAID - sinds 2011 de CSO Sustainability Index genoemd - doet jaarlijks verslag van de globale ontwikkeling van Civil Society Organisaties. Hierbij is het ‘publiek imago’ van CSO’s in diverse landen structureel getoetst. De uitkomsten van deze rapporten maken een vergelijking van de publieke percepties tussen verschillende staten over een langere tijdperiode mogelijk. Om een nauwkeurige vergelijking tussen Servië en Kosovo overzichtelijker te maken zijn de scores van beide ‘staten’ van 2008 tot en met 2012 naast elkaar in een tabel geplaatst.376

De USAID hanteert scores van 1 (hoogste score) tot en met 7 (laagste score). De uitslag laat zien

368 Ibidem, p 79. 369 Ibidem, p 80. 370 Ibidem, p 65-66. 371 Ibidem. 372

Civicus Civil Society Index, 2014. 373 Ibidem, p 38.

374

Ibidem. Zie Figuur 1, 5, 6, 7, 8 en tabel 2 en 3 voor meer specifiekere gegevens omtrent het onderzoek van Civicus. 375

Ibidem, p 36, 39-40. 376

In tabel 1 zijn deze scores weergegeven en voorzien van een bijschrift omtrent de betekenis van de scores. Vanwege de parallelle staatstructuren in Kosovo en de neutrale positie van de USAID betreffende de politieke status van Kosovo, is de Servische gemeenschap in het Noorden van Kosovo meegenomen in de statistieken van Servië en horen de bewoners van Servische enclaves in het Zuiden van Kosovo bij de statistieken van Kosovo. Bij de statistieken van Civicus (2014) zijn de Servische respondenten ongeacht de specifieke woongebieden meegenomen in de statistieken van Kosovo. De USAID rapporten van 2013 en 2014 zijn nog niet gepubliceerd op de website.

dat er in Servië – inclusief de Servische bewoners in Noord Kosovo – sinds 2008 duidelijk sprake is van een langzame verbetering van het publiek imago omtrent Civil Society Organisaties.377 Desalniettemin scoort Servië met een score van 4,5 het laagst van alle andere Balkan staten. Met een score van 3,8 is het imago van Civil Society Organisaties in Kosovo – inclusief de Serviërs uit de Zuidelijke enclaves – positiever dan in Servië. Tabel 1 laat zien dat het verschil tussen beide staten echter steeds kleiner wordt.378 Bovendien laat figuur 10 zien hoe groot de achterstand van Servië en Kosovo is ten opzichte van de drie EU-lidstaten, Kroatië, Bulgarije en Roemenië. Desalniettemin bevindt het publieke imago aldaar zich ook niet in een vergevorderd stadium met een score van rond de ‘3’en passen deze staten dus bij het plaatje van de Balkan regio.379

Welke verklaring is er voor het algemene slechte imago van Civil Society Organisaties in de Balkan en in Servië in het bijzonder (USAID 2009-2013)? Wat veroorzaakt het wantrouwen in civil society organisaties in Kosovo (Civicus 2014), de sceptiek over het effect van civil society-beleid in Kosovo (Civicus 2014), de laag geschatte invloed van de Servische civil society op de politiek in Kosovo (KFOS 2013) en de laag geschatte waarde van lokaal civil society-beleid in de Servische gebieden in Kosovo (Fractal 2009)?

Verklaringen voor negatieve percepties van civil society in Servië en Kosovo

Veldonderzoek wijst op het feit dat het concept van civil society in Servië en Kosovo min of meer synoniem staat voor de NGO sector.380 Zoals blijkt uit de gegevens hiervoor hebben vooral de NGO’s in Servië te kampen met een negatief imago. Diverse onderzoeken stellen dat het negatieve imago in Servië ten opzichte van NGO’s, oftewel, Civil Society Organisaties (CSO’s) geen recent probleem is.381

In de periode voor de Kosovo oorlog (1999) bestonden er relatief zeer weinig Servische NGO’s vanwege het autocratische regime van Slobodan Miloševi . Bij het omverwerpen van dit regime vond er een gestage groei van de NGO sector plaatst die vooral bestond uit buitenlands NGO’s. De enkele Servische NGO’s die van de grond kwamen, waarvan de meest bekende het Humanitaire Rechtscentrum en het Helsinki

Committee, bekritiseerden de politieke manoeuvres van Servië ten tijden van het bewind van Miloševi en

relateerden deze kritiek vooral aan het schenden van mensenrechten. Hierdoor ontvingen zij internatonale publiciteit en steun en ontstond er een duurzame samenwerking met de ICTY. Het werk van de geringe Servische NGO’s bestond in de nadagen van de oorlog in Kosovo (1999) vooral uit het assisteren van de

377 USAID., “2012 CSO Sustainability Index: For Central and Eastern Europe and Eurasia.” US Agency for International Development, 16th edition, (2013): p 1-258. http://www.usaid.gov/sites/default/files/documents/1863/2012CSOSI_0.pdf 378

USAID, 2013, p 102, 180. 379

Ibidem, p 51-65, 158-166. 380

Verschillende rapporten zijn hier eenduidig over. Zie bijvoorbeeld: Civicus Civil Society Index, 2006; CICAM & Fractal 2009; Pula, J., et al,, “Mapping analyses of Civil Society in Kosovo.” KCSF, Prishtina, (2005): p 1-172; Soros, G., et al., “Image Matters!: Deconstructing Kosovo’s Image Problem.” Forum 2015, (2008): p 1-43; en: Lila. A., et al., “The Vision of Civil Society.” Platforma Civikos, (2012): p 1-62.

ICTY (The International Criminal Tribunal of Yugoslavia) bij het opsporen van Servische oorlogsmisdadigers.382

Terwijl er destijds weinig andere Servische NGO’s actief waren stonden deze twee bekende NGO’s representatief voor het toenmalig relatief onbekende concept van civil society. Zoals is aangegeven in Deel II, wordt de publieke opinie in Servië sterk beïnvloed door nationalistische stromingen binnen de media en de politiek die een gevaar zagen in de opkomst van dergelijke Civil Society Organisaties. De activiteiten van deze twee NGO’s werden daarom gekenschetst als ‘landverraad’. Servische oorlogsmisdadigers werden volgens de Servische media onevenredig berecht mede ‘dankzij’ het werk van Servische NGO’s.383

‘Civil society’ werd geässocieerd met het onderwerp van de oorlogsberechtiging in het Joegoslavië tribunaal. De associatie met het terechtstellen van oorlogsmisdadigers heeft het concept van civil society een slechte reputatie gegeven in Servië. Servische NGO’s die het jargon van ‘civil society’ opnamen in hun beleid werden al snel gewantrouwd.384

Het negatieve imago van Servische CSO’s in de periode vlak na de oorlog is te zien in de statistieken van de USAID NGO Sustainability Index (2012). In de beginperiode van de transitie was er aanvankelijk een verbetering, maar sinds 2001 keldert het imago van CSO’s opnieuw gigantisch zoals te zien is in figuur 16. Volgens het rapport van de USAID was dat de terugslag van en de controverse rondom de berechtiging van oorlogsmisdadigers.385 Het onderwerp van oorlogsberechtiging bleef een prominente rol spelen in de dagelijkse politiek van Servie, vanwege de voorwaarde voor het kandidaatschap van de EU om alle oorlogsmisdadigers uit te leveren. De Servische NGO’s die de ICTY assisteerden kwamen structureel terug in het nieuws, hetgeen de publieke associatie van het werk van CSO’s en de oorlogsberechtiging heeft bestendigd.386

Volgens het onderzoek van de NGO’s KMDLNJ & Fractal (2009) is de associatie van CSO’s met de oorlogsberechtiging niet de enige verklaring van het negatieve imago van CSO’s.387

In het decennium na de oorlog zijn er in Servië meer dan 4000 nieuwe NGO’s opgericht met zeer diverse activiteiten en thema’s.388

Maar deze NGO’s hebben te weinig succes stories gegenereerd om de negatieve associaties uit het verleden teniet te doen. Sterker nog, het aantal corruptieve praktijken waarbij NGO’s of leden van NGO’s betrokken zijn, komen vaker voor in het nieuws dan de morele campagnes die zij voeren.389

Het UNDP rapport (2009) onderstreept de grote mate van corruptie binnen de NGO sector.390 De

382

Civicus Civil Society Index, 2006, p 1-9. Zie ook: Sala, B., et al., “Regional Civil Society Action for Raising Awareness and Tolerance.” KMDLNJ, Initiative for European Perspective and Fractal, Mavrovo, (2009): p 1- 9; en: Rezniqi, A., “Serb Community in Kosovo: About problems and hopes for the future.” KFOS, (2008): p 1-90.

383

KMDLNJ & Fractal, 2009, p 59. 384

Ibidem. 385

USAID., “1999 NGO sustainability index.” US Agency for International Development, 3rd edition, (2000): p 1-11. 386 Ibidem. 387 KMDLNJ & Fractal, 2009, p 13. 388 Ibidem; UNDP, 2009, p 121. 389 UNDP, 2009, p 120-124. 390 Ibidem.

plotselinge groei van het aantal NGO’s is volgens de UNDP te wijten aan de slechte economische situatie van na de oorlog waardoor het oprichten van NGO’s een lucratieve mogelijkheid was om aan geld te komen. Deze financiële middelen werden vaak gebruikt voor individuele belangen en zelfverrijking. Derhalve remmen corrupte NGO’s de goedaardige initiatieven en activisme vanuit de gemeenschap af, zoals een citaat van het UNDP rapport (2009) duidelijk maakt:

“[…the shroomed NGO’s killed comm ity work activism, a d the opport ities or people that did ’t ow NGO’s.” 391

Los van de kwestie hoe groot het dilemma van de corruptie binnen de NGO sector in Servië daadwerkelijk is, bevestigt het onderzoek van Civicus (2014) dat de NGO sector in ieder geval als corrupt wordt ‘beschouwd’. Dit blijkt ook het geval te zijn in Kosovo.392

Op de vraag “hoe vaak corruptie voorkomt binnen Civil Society Organisaties” in Servië, antwoordt slechts 21 procent dat dit zelden voorkomt, 57 procent antwoordt dat het soms voorkomt en 24 procent denkt dat dit vaak voorkomt.393 In Kosovo denkt 26,2 procent dat dit zelden voorkomt, 51,5 procent antwoordt dat het soms voorkomt en 20,2 procent denkt dat dit vaak voorkomt.394 In ieder geval is er een beeld dat corruptie vaak het geval is waardoor de sceptiek ten opzichte van dergelijke organisaties niet afneemt.

Juist in de Servische gebieden in Kosovo waar het rechtssysteem onvoldoende functioneert komt het aantal corruptie gevallen van en binnen NGO’s vaker voor en kunnen zij er gemakkelijker mee weg komen.395 Daarnaast wordt door de kleinschaligheid van de Servische gebieden in Kosovo het nieuws van corrupte NGO’s sneller verspreid onder de lokale bevolking. Verklaart dit wellicht de grotere skeptiek onder de Servische gemeenschap in het Noorden van Kosovo ten opzichte van de intenties van NGO’s en

In document Civil Society op maat: (pagina 94-102)