• No results found

Penitentiair Onderzoeks en Klinische Observatiecentrum (POKO)

DEEL 4: DE HERSENSCAN ALS BEWIJS IN BELGISCHE STRAFZAKEN

3. HET CONCEPT TOEREKENINGSVATBAARHEID: “MY BRAIN MADE ME DO IT!”

3.2 Belgische wetgeving

3.2.4 Penitentiair Onderzoeks en Klinische Observatiecentrum (POKO)

“Door middel van een langdurige observatie, zoals in Nederland in het Pieter Baan centrum, kunnen veel betere conclusies genomen worden over de impact van een geestesstoornis op het gedrag van

een delinquent. Wij vragen hier al heel lang om.”

- K. AUDENAERT

157. De oprichting van dit centrum werd in 1999 aangekondigd bij koninklijk besluit maar is tot op

de dag van vandaag nog steeds niet gerealiseerd.345 In het regeerakkoord van 2014 is bepaald dat de

minister van Justitie ‘een gespecialiseerd centrum voor observatie en diagnosestelling bij daders’ zal

oprichten.346 In dit centrum zou, om de rechter te adviseren, klinische observatie door een

multidisciplinair team plaatsvinden ter beantwoording van de vraag naar toerekeningsvatbaarheid dan wel de noodzaak tot het opleggen van een interneringsmaatregel wegens pathologisch gevaar voor recidive. Deze in het vooruitzicht gestelde oprichting is wettelijk verankerd in artikel 6 van de Interneringswet. Dit artikel trad echter pas in werking op 1 januari 2020, maar tot op heden zijn er nog

343 K. HANOULLE, Internering en Toerekeningsvatbaarheid, Antwerpen, Intersentia, 2018, V-VI. 344 K. HANOULLE, Internering en Toerekeningsvatbaarheid, Antwerpen, Intersentia, 2018, 5.

345 KB van 19 april 1999 betreffende het Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut

van Wetenschappelijk inrichting van de Staat (BS 8 mei 1999).

103 steeds geen initiatieven genomen tot oprichting van dit centrum.347 In heel wat buurlanden zoals

Nederland, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden bestaat een vergelijkbaar centrum met als opdrachten: in observatiestelling, het uitvoeren van psychiatrisch expertises, organiseren van stages en opleidingen voor gerechtsdeskundigen… Dit biedt veel meer waarborgen voor een goed

onderbouwde beslissing over de toerekeningsvatbaarheid. 348

158. De werking van dit centrum is beschreven in de wet en is te vergelijken met de werkwijze binnen het Pieter Baan instituut. Desalniettemin zijn er wel een aantal verschillen waardoor de kwaliteit minder gegarandeerd kan worden. Enerzijds ontbreken er richtlijnen inzake de controle op de kwaliteit van de rapporten en anderzijds zijn er ook geen opleidingsvereisten voor de rapporterende gedragsdeskundigen. Een afzonderlijk register van gekwalificeerd bevonden forensisch rapporteurs, zoals in Nederland, lijkt mijns inziens een belangrijke pijler om de kwaliteit te garanderen. Het observatiecentrum was oorspronkelijk gepland met als doel onderzoeksrechters de mogelijkheid te geven om verdachten te laten onderzoeken op hun toerekeningsvatbaarheid. Nu zegt minister Geens dat ook gedetineerden er zouden moeten passeren, als ze op het einde van hun straf indicaties vertonen van psychiatrische stoornissen.349 Het nieuwe idee is dus een bredere toepassing van dit

centrum. Deze ideeën bestaan jammer genoeg enkel op papier wegens geldgebrek.

“Ik zou zeer graag een patiënt onderzoeken, observeren, dan een scan nemen, elektrofysiologie… Dit allemaal samen leggen en bespreken met een jurist en een criminoloog aan mijn zijde. Dit zou enorm

waardevol zijn. “ -K. AUDENAERT

Hoe kan je de maatschappij immers verkopen dat die “smeerlappen” ons zoveel geld kosten? Op lange termijn kunnen zulke centra ons echter zeer veel leren over bijvoorbeeld recidivisten. Het is een kwantumsprong die nu geld kost, maar waar we zeker de vruchten van zullen plukken. Politiek denkt evenwel steeds maar over een periode van 4 jaar. Dit samen met het globaal tekort aan investeringen in justitie zorgt ervoor dat niemand deze sprong in het duister durft te wagen. Zonde.

347 Ex art.136 (nieuw) van de wet van 5 mei 2014 zoals gewijzigd bij artikel 217, 1° van de wet van 5 februari 2016

tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake Justitie (BS 19 februari 2016).

348 R. DE RYCKE, ( 21 januari, 2019). Toerekeningsvatbaar of toch niet? Een bocht van 180 graden. Geraadpleegd

van https://www.standaard.be/cnt/dmf20190120_04116800

349 De Morgen (2 juni 2018), Eerst naar psychiatrisch observatiecentrum, dan pas vrij. Geraadpleegd van

https://www.demorgen.be/nieuws/eerst-naar-psychiatrisch-observatiecentrum-dan-pas- vrij~bda15cce/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

104

3.3 Conclusie

“Hersenscans, en gedragswetenschappen in de breedste kennis van het woord, kunnen absoluut een meerwaarde vormen op het klassiek psychiatrisch onderzoek. Indien men mensen arresteert en men merkt dat er een gedragsprobleem is, dan plaatst men die beter in observatiecentra opdat men ze kan bekijken, beoordelen en analyseren. Vandaag gebeurt dit niet en dat is een zwakte zowel voor de

rechter ten gronde, als de strafuitvoeringsrechtbank.”

- W. VAN STEENBRUGGE

159. Een belangrijke centrale vraag in het strafrecht is de vraag of iemand die strafbaar gedrag stelt al dan niet een straf verdient. Het vergeldende karakter is sterk ingebakken in ons strafrecht en in de maatschappij: wie zondigt moet boeten. De publieke opinie stelt internering gelijk met straffeloosheid en jouwt magistraten die tot ontoerekeningsvatbaarheid besluiten uit. In de zaak de Gelder vierde deze maatschappelijke ingesteldheid hoogtij en was de hoop van vele mensen dat de dader de rest van zijn dagen zou doorbrengen achter de tralies. Zo zouden zulke gruwelzaken immers kunnen vermeden worden. Deze opvatting, hoewel maatschappelijk sterk ingebakken, is te betreuren. Vaak wordt vergeten dat het lichaam, en het brein, waarmee men is geboren, niet te kiezen is. De doelstelling van internering is van de huidige samenleving een veiligere plek te maken door personen die baat hebben bij hulp, te begeleiden. Hiervan wordt ook de maatschappij in zijn geheel beter, toch? De ontoerekeningsvatbaarheid kent in het Belgische strafrecht twee mogelijke gevolgen: (i) vrijspraak wanneer men geestesgestoord was ten tijde van de feiten en weer ‘normaal’ was ten tijde van berechting, (art 71 Sw.) of (ii) internering wanneer men zowel ten tijde van de feiten als ten tijde van berechting geestesgestoord was (Interneringswet). Combinaties of andere maatregelen, zoals in Nederland of het Verenigd Koninkrijk, zijn niet mogelijk wat mijn inziens, te betreuren valt. Men zou moeten kunnen beteugelen, en ook tegelijkertijd behandelen.

Het moge duidelijk zijn dat de Belgische regulering omtrent toerekeningsvatbaarheid verre van perfect is en dat er veel ruimte is voor verbetering. De hersenscan als bewijsmiddel kan ervoor zorgen dat we dichter komen bij de wetenschappelijke waarheid omtrent iemand zijn brein en vermogen om verantwoordelijk te zijn voor zijn daden. Dit kan alleen maar toegejuicht worden. Hieronder volgt een kritische evaluatie omtrent het gebruik van de hersenscan in de rechtszaal. Hierbij worden ideeën gegeven hoe men dit gebruik een betere plaats kan geven in het Belgisch strafrecht.

105

4.

Kritische evaluatie van de uitdagingen en aanbevelingen