• No results found

Nood aan richtlijnen: een wettelijk kader een noodzakelijke stap?

DEEL 4: DE HERSENSCAN ALS BEWIJS IN BELGISCHE STRAFZAKEN

4. KRITISCHE EVALUATIE VAN DE UITDAGINGEN EN AANBEVELINGEN VANUIT BELGISCH PERSPECTIEF

4.4 Nood aan richtlijnen: een wettelijk kader een noodzakelijke stap?

“Het kan beter nu maar al geregeld worden voordat het weer de spuigaten uitloopt en men weer achteraf moet afkomen met dingen te regelen. Hoe vroeger je erbij bent, hoe beter! Steeds

achterophinken op Frankrijk en Nederland moet vermeden worden”

- T. VANDEWALLE

176. Ondanks het vrije bewijsstelsel, kan de toepassing van hersenscans in de rechtszaal vandaag de dag beschreven worden als vaag. Hersenbeeldvormingstechnieken worden bijna nooit gepresenteerd in onze rechtsorde. Er is geen handleiding, welbepaalde richtlijn of wettelijk kader die stelt op welke manier hersenscans nu precies geïntroduceerd, geïnterpreteerd en geëvalueerd moeten

worden in een strafproces.360 Doordat er zoveel twijfel bestaat over het gebruik ervan, wordt het vaak

359 A. ROSKIES en W. SINNOT-ARMSTRONG, “Brain Images as Evidence in the Criminal Law” in M. FREEMAN (ed.),

Law and Neuroscience: Current Legal Issues Volume 13, Oxford, Oxford University Press, 2011, 103. ; H.

WEGMANN, “Summary: Neurolaw in an International Comparison” in T.M SPRANGER, International Neurolaw: a

comparative analysis, Berlijn, Springer, 2012, 404.

360 C. J. KRAFT en J. GIORDANA, “Integrating Brain Science and Law: Neuroscientific Evidence and Legal

Perspectives on Protecting Individual Liberties”, Frontiers in Neuroscience, 2017, 2. ; F. DE JAEGHER, Hersenscans

in de rechtszaal, Masterproef Criminologie Ugent, 2018-2019,

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/782/507/RUG01-002782507_2019_0001_AC.pdf, 84p. ; K. HANOULLE en F. VERBRUGGEN, “Neuroscepticism' in the Courtroom: The Limited Role of Neuroscientific Evidence in Belgian Criminal Proceedings” in S. MORATTI en D. PATTERSON (eds.), Legal Insanity and the Brain: Science, Law and

115 afgeschreven. Een wettelijk kader met duidelijke richtlijnen dat uiteenzet hoe de beelden precies te interpreteren en welke bewijswaarde er kan aan verbonden worden, kan ervoor zorgen dat men sneller de stap zal zetten om terug te grijpen naar dit bewijsmiddel. Een wettelijk kader verlaagt immers de psychologische drempel. Op die manier is er minder onzekerheid op welke manier rechters in verschillende situaties kunnen omgaan met de presentatie van het brein van een delinquent en is het voor iedereen duidelijk welke waarde zo’n scan toebehoort. Het hierboven besproken wetgevende kader inzake de polygraaf kan als inspiratiebron gebruikt worden voor het creëren van een kader voor hersenscans als bewijs, of misschien nog beter, voor neurowetenschappelijk bewijs in het algemeen. De twee meest interessante punten die meegenomen dienen te worden uit het recente wettelijk kader omtrent de polygraaf zijn enerzijds het feit dat het slechts de waarde van aanvullend bewijs moet toebedeeld krijgen en anderzijds, het verbod om hersenscans dwangmatig af te nemen. Dit wordt dan

ook best expliciet opgenomen in de wettelijke bepalingen.361 Het met dwang afnemen van hersenscans

botst immers met de mensenrechtelijke waarborgen. 362 Bovendien kent België een sterke

terughoudendheid om lichamelijke onderzoeken af te nemen. Een DNA-test kan afgedwongen

worden, maar slechts onder zeer strikte voorwaarden.363 Een bloedstaal kan, net zoals een

polygraaftest, alleen met een persoon zijn toestemming ondergaan worden. Wanneer men zo een wettelijk kader schept, is het bovendien aan te raden dit te doen met een blik naar de toekomt en de mogelijke nieuwe ontdekkingen en evoluties indachtig.

“Het principe is de vrije bewijswaarde. Op de polygraaftest zit een foutenmarge en toch heeft de wetgever uiteindelijk beslist om een kader te maken. In dit kader worden wetenschap en wetgeving meer op elkaar afgestemd en zo is het duidelijk voor iedereen. Het zou niet slecht zijn om hetzelfde te

doen met de hersenscan.”

- RESPONDENT A

177. Naast een duidelijk wettelijk kader is er in een specifieke rechtszaak ook steeds nood aan een onderbouwd verslag van een deskundige inzake een hersenscan om de schuldvraag en de straftoemeting beargumenteerd te kunnen beantwoorden. De rechter zelf is immers vaak niet voldoende opgeleid in technische en wetenschappelijke materies. Traditioneel wordt er hulp geboden door psychiaters en psychologen maar door de opkomst van neuro-imaging technieken is het niet

361 R. DE RYCKE, ( 21 januari, 2019). Toerekeningsvatbaar of toch niet? Een bocht van 180 graden. Geraadpleegd

van https://www.standaard.be/cnt/dmf20190120_04116800

362 Randnummers 98-100

363 A. BAILLEUX, “Grootschalig DNA-onderzoek: heiligt de efficiënte strafprocedure de opoffering van

116

ondenkbaar dat in de toekomst neurologen meer en meer als deskundige zullen worden aangesteld. Zij zijn immers het best geplaatst om de resultaten van hersenonderzoeken te interpreteren en de beperkingen van deze methoden aan te stippen. Zo kunnen rechters en juryleden een geïnformeerde

beslissing nemen. Hun taak is om de bias-effecten die hierboven werden beschreven te counteren.364

Voldoende informatie moet gegeven worden zodat rechters en juryleden niet ‘blindelings’ akkoord gaan met wat hen voorgeschoteld wordt. Een goede achtergrond is noodzakelijk om de juiste conclusies te trekken. In de Verenigde Staten zijn er bijvoorbeeld al een aantal maatregelen getroffen om deze problemen uit de weg te gaan, waar wachten wij op? Het zou nuttig zijn om neurologen richtlijnen te bieden hoe ze een onderbouwd verslag opstellen, wat ze allemaal aan informatie moeten verschaffen en op welke manier dit dient te gebeuren. Hoe meer transparantie hieromtrent, hoe meer duidelijkheid. Zoals hierboven al uiteengezet zijn bijscholingen omtrent de basisprincipes van de hersenen en hun werking een must voor de niet-wetenschappelijk geschoolde magistraat die hersenscans dient te beoordelen.

“Een belangrijk punt bij dit alles is de betrouwbaarheid van het aangevoerde bewijs. Ik kan als magistraat zonder wetenschappelijke hulp niet inschatten hoe betrouwbaar een hersenscan is in een

oefening waarbij het erop aankomt de schuld van een verdachte te bepalen en eventuele causale verbanden tussen het beweerd misdadig gedrag en de ‘aandoening’ aan te wijzen”

- M. MINNAERT

117