• No results found

Het paard en zijn omgeving 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

voorkomende hippische conflicten In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader rondom de derde deelvraag uiteen worden gezet.

4.4 Het paard en zijn omgeving 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kan van toepassing zijn voor zowel particulieren als voor paardenhouderijen. In deze wet is geregeld dat een perceel op de juiste manier bestemd moet zijn om daar een paard te mogen houden.

Elke gemeente stelt meerdere bestemmingsplannen vast om het grondgebied van die gemeente te beschermen tegen verkeerd gebruik. In deze plannen wordt vastgesteld welke bestemmingen er worden gegeven op percelen en welke bouw en gebruiksmogelijkheden er zijn toegestaan.

Een paardenhouderij kent grote diversiteit van verschijningsvormen. Dit kan leiden tot discussie bij de uitleg van de bestemmingsplanvoorschriften50. Daarom heeft de Sectorraad

paarden (SRP) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de handreiking ‘’de

49 dehippischeondernemer.nl, zoekterm: grootscheepse controles op paardenpaspoorten. 50 Hollenberg 2014

34 Paardenhouderij in het Omgevingsrecht’’ uitgebracht. Dit biedt de gemeenten de mogelijkheid om een zorgvuldig beleid uit te voeren voor wat betreft de paardenhouderij en de particuliere paarden houder.

Een aantal van de verschijningvormen van paardenhouderijen (zie 2.2.1 van dit rapport) vallen onder de agrarische bestemming, namelijk bedrijven waar paarden worden (op)gefokt, hengstenhouderijen en bedrijven die paarden houden voor melkproductie. Bij deze verschijningsvormen van paardenhouderijen staat het voortbrengen van agrarische producten voorop. Voor de opfokbedrijven geldt echter wel dat zij de paarden ook zelf moeten fokken, om een agrarisch doeleind te behouden51.

De meeste paardenhouderijen hebben geen zuiver agrarisch karakter. Zij richten zich op training, africhting, sport, handel en pension. Vaak komen verschijningsvormen voor van paardenhouderijen waarbij de voorgenoemde activiteiten met elkaar verweven zijn. Een paardenhouderij kan bedrijfsmatig, semi-bedrijfsmatig of hobbymatig zijn. Bij bedrijfsmatig gebruik is er sprake van een paardenhouderij gericht op het genereren van bedrijfsresultaten en winst. Bij semi-bedrijfsmatige paardenhouderijen is er sprake van een bestaansrecht van een paardenhouderij die niet geheel afhankelijk is van de winst die er gedraaid wordt maar qua omvang ook niet geheel kan worden aangemerkt als hobbymatig. De restcategorie is het hobbymatig houden van paarden, dit is het voor eigen gebruik kleinschalig houden van paarden en is niet gericht op het maken van winst.

4.4.2 Milieubescherming

Naast de Wabo komt ook de vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet aan bod binnen het hippisch recht. Sommige activiteiten kunnen namelijk schadelijk zijn voor de natuur in Natura-2000 gebieden. Als een paardenhouderij deze activiteiten toch wil uitoefenen in deze gebieden, dan dienen ze hiervoor een vergunning aan te vragen.

4.4.3 Vergunningen voor paarden voorzieningen

Als de gemeente, burgemeester en wethouders een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het vestigen of het uitbreiden van een paardenhouderij, dan zullen zijn eerst onderzoeken voor welke activiteiten de aanvraag wordt ingediend en of het perceel nog ruimte heeft om vergunningsvrij te bouwen.

Door de komst van de Wabo is het mogelijk om voor een paardenhouderij een of meer vergunningen voor activiteiten tegelijk vergund te krijgen. Voor het oprichten van paardenhouderij zijn daarbij globaal gezien de volgende vergunningen relevant:

- Het aanleggen van een bouwwerk, artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;

35 - Het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan, artikel 2.1 lid 1 onder

c Wabo;

- Het oprichten of veranderen van de werking van een inrichting, artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo;

- Het verrichten van een activiteit die behoort bij een algemene maatregel van bestuur die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving, artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo; - Het uitvoeren van werkzaamheden die bij een bestemmingsplan zijn bepaald, artikel

2.1 lid 1 onder b Wabo.

Om te bepalen of de voorzieningen voor de paarden moeten worden vergund, wordt er gekeken naar het bepaald type paardenhouderij en de grootte van het bouwvlak. Daarna dient er te worden bepaald welke voorzieningen er binnen het bouwvlak passen en wat er kan worden gerealiseerd. In het overzicht in bijlage 4 ziet u welke voorzieningen er bij welk bedrijfstype horen. Voor deze voorzieningen kan er afhankelijk van het type paardenhouderij een vergunning worden aangevraagd.

4.4.4 Jurisprudentie voorbeeld

Op 16 maart 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een besluit van het college van de gemeente Alkmaar verworpen. Het college had bepaald dat een paardenbak op het perceel van particulier die hobbymatig een paard aan huis had, moest worden verwijderd. Dit omdat de particulier geen vergunning had verkregen voor de paardenbak52. De particulier had aangevoerd dat hij enkel een zandlaag had aangebracht en

dat hij hier geen vergunning voor hoefde aan te vragen. Het aanbrengen van de zandlaag niet kon worden gezien als het aanbrengen van een verharding waarvoor een vergunning vereist was zoals stond vermeldt in de planregels van de gemeente. Het aanbrengen van een zandlaag kan dus niet worden gezien als het aanbrengen van een bouwwerk als zijnde een paardenbak.

Een interessant aspect wat in dit arrest naar boven kwam is het feit dat de gemeente aanvoert dat er veel illegale paardenbakken in de gemeente Alkmaar zijn aangelegd maar dat ze deze niet allemaal tegelijk kunnen handhaven. Ze geven aan een handhavingsprogramma 2016 uit te gaan voeren. Dit houdt in dat ze projectmatig gaan handhaven met betrekking op bouwwerken zonder vergunning in het buitengebied van de gemeente, waaronder paardenbakken53.

52 Artikel 2.1 lid 1 Wabo.

36

4.5 Welzijn van het paard

4.5.1 Verbod op het houden van dieren

De Sectorraadpaarden beoordeeld het welzijn van een paard in Nederland hoog54. Toch zijn

er de afgelopen vijf jaar ongeveer 2000 processen gevoerd over mishandeling en verwaarlozing van paarden55. Handhaving controleert de situaties voor het paardenwelzijn.

Als er wordt vastgesteld dat een paard wordt mishandeld of verwaarloosd, dan bestaat er de mogelijkheid om de schuldige hiervoor een straf op te leggen. Naast de voorwaardelijke boete bestaat ook de mogelijkheid om de schuldige een verbod op het houden van dieren op te leggen. Tot op heden is dit verbod nog geen zelfstandige straf in Nederland.

Minister van der Steur heeft op 4 maart 2016 in een brief naar de Tweede Kamer geschreven dat hij van mening is dat het verbod op het houden van dieren een zelfstandige straf moet worden. Hij heeft deze mening ontwikkeld, omdat bij de 2000 rechtszaken, maar 67 van deze houdverboden zijn opgelegd56. Terwijl er op 11 april 2016 in België al wel het verbod

op het houden van dieren is opgelegd aan een Belgische mevrouw omdat ze haar paarden niet voldoende eten en drinken gaf.

Op 29 maart 2016 is de petitie ‘’Paardenbeul’’ aangeboden aan de Tweede Kamer, waarin wordt gevraagd om beter toezicht op paarden die worden mishandeld. Van der Steur schrijft hierover: “Dierenwelzijn en handhaving daarvan is belangrijk en leeft breed onder de bevolking”57.

4.5.2 Keurmerk Paardenwelzijn

Om het welzijn van paarden in de gaten te houden hebben de dierenbescherming en de Sectorraadpaarden in samenwerking met de overheid een Keurmerk Paardenwelzijn vastgelegd. Dit keurmerk geeft de invulling aan de Welzijnsmonitor die geschreven is door de Wageningen Universiteit. Hierin staat het paard centraal en zijn er maatstaven opgesteld

54 Sectorraad Paarden 2011

SRP, ‘Gids voor de goede praktijken’, augustus 2011.

55 Müller 2016

R. Müller, ‘Minister wil vaker verbod op het houden van dieren’, 7 maart 2016.

56 NOS.nl, zoekterm: Van der Steur, vaker verbod op het houden van dieren, NPO politiek 3 maart

2016.

37

om te toetsen of de behuizing van een paard in de juiste staat is om het welzijn van het paard tegemoet te komen58.

4.5.3 Gids voor de Goede Praktijken

Daarnaast bestaat er nog de Gids voor de Goede Praktijken. Deze gids is ook door de Sectorraad Paarden opgesteld. In deze gids staat wat er precies nodig is om het welzijn van een paard te borgen. In verschillende jurisprudentie wordt er naar deze gids verwezen. Ook wordt deze gids aangehaald in de Wet dieren. Artikel 8.44 Wet dieren geeft aan dat de gids voor de goede praktijken krachtens deze wet moet worden nageleefd.

4.5.4 Wet dieren

De wet dieren is in werking getreden op 1 januari 2016 en is online te raadplegen in de staatsbladen van de officiële bekendmakingen van januari 2016. In deze wet staat het welzijn en de gezondheid van dieren centraal. De wet is ingevoerd om de kwaliteit van het leven van de dieren te beschermen. Het zijn ten slotte wezens met gevoel.

De Wet dieren bestaat uit een aantal besluiten en regelingen, namelijk voor dierengeneesmiddelen, diervoeders, dierlijke producten, handhaving en overige zaken, houders van dieren en diergeneeskundigen59.

Het Besluit houders van dieren komt actueel veel aan bod binnen de hippische jurisprudentie. Het bevat namelijk regels voor de bedrijfsmatige opvang, verkoop en fokken van (landbouw)huisdieren. Veel mensen stallen hun paard bij een pensionstal, omdat ze de faciliteiten voor het onderhouden van een paard niet aan huis hebben. De pensioneigenaar heeft dan ook de plicht om zorg te dragen voor de veiligheid en de gezondheid van de dieren. Er kunnen conflicten ontstaan over de aansprakelijkheid tussen de pensioneigenaar en de eigenaar van het paard, nadat er schade is ontstaan aan of door het paard.

Er zijn wijzigingsvoorstellen ingediend voor de Wet dieren. Deze wijzigingen gaan over het doden van dieren op brute wijze, het vervroegd scheiden van ouderdieren en hun jongen en over het gebruik om dieren te corrigeren, denk hierbij aan het gebruik van zwepen en sporen.

58 Fleggen 2016

P. Fleggen, ‘Nederland paardenland’, Dieren bescherming 2016.

38 4.5.5 Jurisprudentie voorbeeld

Een voorbeeld van een zaak is CBb, 19 januari 2016, nr. 14/799. In deze zaak is een last onder bestuursdwang opgelegd aan een mevrouw die haar paard verwaarloosde. Zij had haar paard sterk vermagert in de weide laten staan. Nadat de staatssecretaris van Economische Zaken hier van hoorde zijn twee agenten met een dierenarts bij het paard gaan kijken. Deze constateerde dat het paard een gebroken achterbeen had en dat het paard zo veel pijn had dat deze moest worden geëuthanaseerd. De eigenaresse van het paard heeft beroep ingesteld tegen de boete die zij had gekregen, maar het college gaf haar geen gelijk en veroordeelde haar tot betaling van de boete wegens verwaarlozing van het paard.