• No results found

Het recht in de paardensport : een onderzoek naar de juridische problematiek binnen de hippische sector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het recht in de paardensport : een onderzoek naar de juridische problematiek binnen de hippische sector"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het recht in de paardensport

O r g a n i s a t i e : S c h e n k e v e l d A d v o c a t e n P r a k t i j k b e g e l e i d s t e r : A n n e t t e M a k D o c e n t b e g e l e i d e r : M a r c H a r r e m a n A f s t u d e e r p e r i o d e :

Ayla Hartland 500659142

Een onderzoek naar de juridische problematiek binnen de hippische sector.

(2)

1

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoeksrapport ‘Het recht in de paardensport’. Dit is een onderzoek naar de juridische problematiek binnen de hippische sector.

Dit onderzoeksrapport is bestemd voor studenten, docenten en overige geïnteresseerden die belangstelling hebben naar de unieke en recent ontwikkelde tak van het recht dat niet terug te vinden is op één plek, maar wat wel draait om één ding, namelijk: het paard.

Tijdens het vierde leerjaar van mijn HBO-rechten studie aan de Hogeschool van Amsterdam, heb ik stage gelopen bij Schenkeveld Advocaten te Paardenmarkt 1 in Alkmaar onder begeleiding van Annette Mak. Ik ben met Annette in contact gekomen op een

paardenevenement. Wij delen de passie voor de paardensport en zijn beide dagelijks met paarden bezig. Zij vertelde mij dat ze haar specialisme in het hippische recht aan het ontwikkelen was. En wat is er nu mooier dan het combineren van hobby met werk. Dit heeft mijn interesse in het hippisch recht aangewakkerd, waarna ik mijn onderzoeksrapport mocht schrijven onder Annette haar begeleiding.

Door het opstellen van dit onderzoeksrapport heb ik veel kanten van de hippische wereld ontdekt die ik nog niet kende. De ‘’paardenwereld’’ is zeer breed georiënteerd, wat het moeilijk maakte om dit onderzoek goed af te bakenen. Uiteindelijk heb ik me op de vijf highlights van het hippisch recht gefocust. Dit naar aanleiding van de vraag waar de

hippische doelgroep belang bij heeft. Het doel van dit onderzoeksrapport is onder meer het in kaart brengen van de actuele ontwikkelingen binnen het hippisch recht, om het hippische specialisme binnen Schenkeveld Advocaten verder uit te kunnen breiden.

Het is een rijke ervaring geweest om de passie voor paarden te verwerken in mijn afstudeeronderzoek. Mijn interesse en kennis zijn zeer gegroeid over het hippische rechtsgebied.

Ik wil middels deze weg Annette Mak bedanken voor het bieden van mogelijkheden om het onderzoek te verrichten binnen Schenkeveld Advocaten en voor het begeleiden van het schrijven van dit onderzoeksrapport.

Daarnaast wil ik meneer Harreman bedanken voor het begeleiden van mijn afstudeerperiode vanuit de Hogeschool van Amsterdam.

Als laatste gaat mijn dank uit naar mijn ouders. Zij hebben mij gedurende mijn gehele studieloopbaanperiode altijd gesteund.

Ayla Hartland Alkmaar, mei 2016

(3)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord

Blz. 1

Inhoudsopgave

Blz. 2

Afkortingen en verklarende woordenlijst

Blz. 3

Samenvatting

Blz. 4

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Aanleiding

Blz. 5

1.2 Het praktijkprobleem

Blz. 5 en 6

1.3 Doelstelling

Blz. 6

1.4 Centrale vraag

Blz. 7

1.5 Deelvragen

Blz. 7

1.6 Methodologische verantwoording

Blz. 7

1.7 Onderzoek afbakening

Blz. 7 en 8

1.9 Leeswijzer

Blz. 8

Hoofdstuk 2: De hippische doelgroep

2.1 Wat is hippisch recht?

Blz. 10 t/m 12

2.2 Wat is de hippische doelgroep?

Blz. 13 t/m 15

2.3 Deelconclusie

Blz. 15

Hoofdstuk 3: Praktijkonderzoek

3.1 Welke conflicten doen zich voor in de praktijk?

Blz. 17 t/m 20

3.2 Deelconclusie

Blz. 21

Hoofdstuk 4: De vijf meest voorkomende hippische conflicten

4.1 Het paard als handelsproduct

Blz. 23 t/m 27

4.2 Paard en aansprakelijkheid

Blz. 27 t/m 30

4.3 Export en registratie van paarden

Blz. 30 t/m 33

4.4 Het paard en zijn omgeving

Blz. 33 t/m 35

4.5 Welzijn van het paard

Blz. 36 t/m 38

4.6 Deelconclusie

Blz. 38 en 39

Hoofdstuk 5: Conclusie

Blz. 40 en 41

Literatuuroverzicht

Blz. 42 en 43

Bronnen en jurisprudentie overzicht

Blz. 44 en 45

Bijlagen:

1. Reflectie

Blz. 47 en 48

2. Interviews

Blz. 49 t/m 57

3. Model paardenpaspoort

Blz. 58 en 59

4. Voorzieningen paardenhouderij

Blz. 60

5. AgriHip nieuwsbrief

Blz. 61 en 62

6. Presentatie aan kantoor

Blz. 63 t/m 67

(4)

3

Afkortingenlijst en verklarende

Woordenlijst

ArgiHip: agrarische en hippische

NWB 1998: Natuurbeschermingswet 1998 Awb: Algemene wet bestuursrecht

BW: Burgerlijkwetboek

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht SRP: sectorraadpaarden

Wd: Wet dieren

Bhd: Besluit houders van dieren

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

KWPN: Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland KNHS: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie NVWA: Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

Merrie: vrouwtjes paard. Hengst: mannelijk paard.

Uitbrengen van een paard: met een paard op wedstrijd gaan.

Aquatrainer: een loopband voor paarden die kan worden gevuld met water. Dit bevordert het herstel van het paard.

(5)

4

Samenvatting

Schenkeveld Advocaten heeft sinds kort de specialisatie ‘’Hippisch recht’’ toegevoegd. De advocaat die deze specialisatie op zich neemt, wil zich hier meer in gaan verdiepen. Het idee om het hippisch recht vanuit het kantoor aan te bieden kwam doordat de advocaat voor haar hobby met paarden bezig is. Aangezien de specialisatie in het hippisch recht nog vers en pril is, is het van belang dat hier voldoende aandacht naar uit gaat. Om te bepalen welke punten er aandacht verdienen is het verstandig om actueel op de hoogte te zijn (en te blijven) van de hippische jurisprudentie.

Het hippisch recht ziet toe op de paardensector, dit kan zowel hobbymatig als bedrijfsmatig zijn. Een aantal juridische vraagstukken over het hippisch recht zijn nog niet geheel duidelijk voor de advocaat. Zo zijn er bijvoorbeeld nieuwe regels voor het exporteren van paarden gekomen en worden er steeds hogere welzijnseisen gesteld.

Binnen het hippisch recht kan gedacht worden aan verschillende rechtsgebieden, namelijk het omgevingsrecht, milieurecht, dierenrecht, overeenkomstenrecht, consumentenrecht en aansprakelijkheidsrecht. In deze proeve van bekwaamheid zal verder in worden gegaan op de vijf belangrijkste thema’s die actueel aan bod komen in de hippische sector.

De centrale vraag van dit onderzoek luidt: ‘Wat zijn de vijf meest voorkomende thema’s waarover juridische conflicten ontstaan binnen de hippische sector?’

Na een jurisprudentie onderzoek en interviews is ondervonden dat dit de vijf belangrijkste thema’s zijn:

1. Het paard als handelsproduct 2. Paard en aansprakelijkheid 3. Export en registratie van paarden 4. Het paard en zijn omgeving 5. Welzijn van het paard

Deze thema’s zijn vervolgens geanalyseerd op ontwikkelingen en opvallende punten. Bij ieder thema is een actueel jurisprudentie voorbeeld of discussiepunt uitgewerkt.

(6)

5

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 De aanleiding

Nederland is echt een paardenland en telt 450.000 paarden en bijna 500.000 ruiters. Per jaar zijn er 675.000 wedstrijdstarts in acht verschillende disciplines. Dit is het hoogste aantal van heel Europa. Het aantal paarden per hoofd van de bevolking in Nederland ligt dan ook hoger dan in de traditionele paardenlanden als Duitsland, Engeland en Spanje1. Het

Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) geeft aan dat de paardensport in totaal 1,5 miljard Euro per jaar bijdraagt aan de nationale economische waarde van ons land2.

Vele tienduizenden mensen in Nederland verdienen hun salaris met de paardensport. De omzet van de betrokken branches is hoog. Denk hierbij aan de volgende branches: dierenartsen, hoefsmeden, transportbedrijven, kleding en ruitersportwinkels, stallenbouwers, trailer- en vrachtwagenverkopers, houders van maneges en pensionstallen, ruiters en trainers van paarden, verzekeringen, hippische evenementen, etc.

Er ontstaan veel conflicten in de paardenwereld. Schenkeveld Advocaten wil zich daarom steeds meer gaan richten op de bovengenoemde hippische branches. Het verder uitbreiden van het specialisme in het hippische recht is waar naar wordt gestreefd.

1.2 Het praktijkprobleem

Het praktijkprobleem waar het kantoor aangaf tegenaan te lopen was het gebrek aan inzicht in de juridische problematiek die er speelt in de hippische praktijk. Dit praktijkprobleem is onderzocht door middel van het afnemen van interviews met hippische ondernemers. Hen is gevraagd tegen welke problemen zij voornamelijk aanlopen. Vervolgens is er gekeken waar de recente hippische jurisprudentie voornamelijk over gaat. Hieruit kon uiteindelijk worden opgemaakt wat de meest voorkomende conflictthema’s zijn.

Het is voor Schenkeveld Advocaten van belang dat zij weten welke problematiek er speelt, om zo aan de hand van een analytisch onderzoek te achterhalen waar de doelgroep belang bij heeft. De advocaat die zich specialiseert in het hippisch recht verlangde te weten welke regelgeving omtrent de vijf meest voorkomende conflictthema’s en van toepassing is en hoe dit zich ontwikkelt.

1 Krol 2014

N. Krol, ’Nederland paardenland, feiten en cijfers’, Sectorraadpaarden 2014.

(7)

6 De regels omtrent het hippisch recht zijn zeer breed georiënteerd en daarom heeft Schenkeveld Advocaten verzocht om vijf hippische conflictthema’s onder de loep te nemen.

Voor de uitvoering van dit onderzoek was het van belang dat eerst het theorieonderzoek naar de doelgroep en het hippisch recht werd uitgevoerd. Om vervolgens het praktijkonderzoek uit te werken. Tijdens het prakrijkonderzoek lag voornamelijk de focus op de actuele ontwikkelingen en recente jurisprudentie die er speelden in de hippische sector. De resultaten van het praktijkonderzoek konden in de verdieping worden uitgewerkt in een theorieonderzoek.

1.3 Doelstelling van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de vijf meest voorkomende thema’s waarover juridische problematiek ontstaat bij de hippische doelgroep. Aan de hand van de uitkomst van de interviews en het jurisprudentieonderzoek kan aan Schenkeveld Advocaten worden geadviseerd wat zij voor de professionalisering van het rechtsgebied in de gaten moeten houden.

Naast het advies met betrekking op het praktijkprobleem, zal aan Schenkeveld Advocaten ook worden geadviseerd welke ontwikkelingen er spelen binnen het hippisch recht. Hierbij zijn de vijf geselecteerde onderwerpen in de verdieping behandeld.

De bijdrage die het onderzoek aan het doel gaat leveren, is dat dat het voor Schenkeveld Advocaten straks duidelijk is welke onderwerpen er binnen het hippisch recht veel aan bod komen. Voor de specialisatie van het hippisch recht binnen het kantoor is het een toegevoegde waarde om op de hoogte te zijn van deze informatie, omdat ze dan weten op welke thema’s ze zich het meest moeten focussen. Een andere toegevoegde waarde is het feit dat de advocaten in dit onderzoeksrapport gelijk op kunnen zoeken welke wet- en regelgeving er aan welk (van de geselecteerde vijf) hippisch thema verbonden is. De advocaten zijn ingelicht over de inhoud van dit onderzoek doormiddel van een presentatie, zie bijlage 6.

Naast het uitbreiden van een specialisatie intern, is het ook belangrijk dat de (potentiële) cliënten van Schenkeveld Advocaten op de hoogte worden gesteld van de aangeboden dienstverlening. Schenkeveld Advocaten wil de hippische ondernemers effectief bereiken om hun te informeren over ontwikkelingen.

Om de doelgroep op de hoogte te kunnen stellen van de hippische specialisatie van het kantoor en om hen te informeren is er een schriftelijke ArgiHipp nieuwsbrief opgesteld. Daarin worden juridische vraagstukken uiteengezet in begrijpelijke en voor de doelgroep begrijpelijke taal, zie bijlage 5.

(8)

7 1.4 Centrale vraag

Wat zijn de vijf meest voorkomende thema’s waarover juridische conflicten ontstaan binnen de hippische sector?

1.5 Deelvragen

1. Deelvraag: Wat wordt er verstaan onder het hippisch recht en wat is de doelgroep? 2. Deelvraag: Tegen welke conflicten loopt de hippische doelgroep in de praktijk aan?

3. Deelvraag: Wat is de actuele status en de ontwikkeling van de vijf geselecteerde thema’s en welke wet- en regelgeving zijn hierbij van toepassing?

1.6 Methodologische verantwoording

Dit onderzoek is gestart met een theorie onderzoek naar de hippische doelgroep en hun rechten. Vervolgens is er een praktijkonderzoek uitgevoerd waarbij de doelgroep is geïnterviewd en een jurisprudentieonderzoek. Dit hield in dat er gestart werd met het uiteenzetten van de doelgroep. Om vervolgens met hen in gesprek te gaan over de juridische problematiek in de hippische sector. De onderzoeksmethode die hierbij is toegepast is het afnemen van negen face-to-face interviews. Tijdens deze interviews werden vragen gesteld naar de ervaringen van de doelgroep met hippische conflicten.

Om het praktijkonderzoek te ondersteunen is er een jurisprudentieonderzoek uitgevoerd naar de hippische conflictthema’s van 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2016. Aan de hand van de interviews en de jurisprudentie konden de vijf meest voorkomende onderwerpen van hippische conflicten worden geselecteerd.

Na het uitvoeren van het praktijkonderzoek, zijn de resultaten verder theoretisch onderzocht. Ieder thema is onderzocht in de verdieping. Door middel van een literatuuronderzoek en een bronnenonderzoek is naar voren gekomen wat er per thema actueel was en hoe het zich heeft ontwikkeld. Ieder thema wordt verduidelijkt met een korte omschrijving van een recente uitspraak.

Gedurende de uitvoering van het gehele onderzoek is er regelmatig terugkoppeling geweest met de opdrachtgever van het onderzoek, om de uitvoering te managen. Zo konden zij aanvullingen geven over onderdelen waarover zij geïnformeerd wilden worden. Het kantoor wil uiteindelijk weten waar zij op moeten letten om de specialisatie van het hippisch recht zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen.

(9)

8 1.7 Onderzoeks- en begripsafbakening

Het onderwerp van dit onderzoek is zeer omvangrijk. Dit maakte dat er een knelpunt zat in de focus van het onderzoek. Het was daarom belangrijk om eerst in kaart te brengen welke onderwerpen meer verdieping behoefden, om deze vervolgens in de verdieping te kunnen uitwerken.

Om het onderzoek af te bakenen zijn er vijf thema’s geselecteerd vanuit de interviews die zijn afgenomen bij de doelgroep en vanuit het jurisprudentie onderzoek.

De hippische doelgroep is geïnterviewd op het evenement van de KWPN Hengstenkeuring op 5 februari 2016 te ’s-Hertogenbosch3; Daarnaast is een dierenarts van de

Dierenartsenpraktijk Emmeloord geïnterviewd op 11 maart 20164.

1.8 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de definitie van het hippisch recht en de hippische doelgroep besproken. In hoofdstuk 3 zijn de uitkomsten van de interviews en het jurisprudentieonderzoek opgenomen, waarna er vijf thema’s geselecteerd zijn. In hoofdstuk 4 is de verdieping van de vijf thema’s in het theoretisch kader opgenomen. Bij elk thema is een voorbeeld gegeven van recente jurisprudentie en eventueel een actuele wijziging of toekomstig aandachtspunt. Hoofdstuk 5 bevat de beantwoording van de centrale vraag en de uiteindelijke conclusie van het onderzoek.

3 http://www.kwpn-hengstenkeuring.nl/ 4http://www.dierenkliniekemmeloord.nl/

(10)

9

Hoofdstuk 2: De hippische

doelgroep

In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader rondom de eerste deelvraag uiteen worden gezet. De eerste deelvraag luidt: ‘Wat wordt er verstaan onder het hippisch recht en wat is de doelgroep?’

2.1 Hippisch recht 2.2 De doelgroep

2.2.1 Doelgroep sectoren

2.2.2 Aantal hippische ondernemers 2.2.3 Koopgedrag van de doelgroep 2.3 Deelconclusie

(11)

10 2.1 Wat is het hippisch recht?

De term hippisch wordt in de literatuur omschreven als: betrekking hebbend op paarden. Rechten worden omschreven als: bij de wet vastgestelde regels. Kort gezegd is het hippisch recht dus de bij de wet vastgestelde regels met betrekking op paarden.

Het belang van het paard wordt steeds groter. Dit blijkt uit de grote aantallen paarden die er in Nederland gehouden worden, zoals beschreven in paragraaf 1.1. Een houder van een paard kan gezien zijn economische belang te maken krijgen met conflicten. Er bestaat echter geen ‘’hippisch wetboek’’ waarin alle rechtsregels met betrekking tot het paard staan opgesomd. De rechtsregels zijn verspreid over een enorme hoeveelheid wet- en regelgeving5.

Dieren worden in het Burgerlijk Wetboek niet omschreven als zaken, maar uit artikel 3:2a BW volgt dat voor dieren dezelfde bepalingen gelden als voor zaken. Toch blijkt er uit de praktijk dat het hippisch recht neergezet wordt als een specifiek rechtsgebied waarvoor specialistische kennis een vereiste is. De specialisten worden ook wel ‘’paardenadvocaten’’ genoemd.

Weinig advocaten hebben zich het specialisme als ‘’paardenadvocaat’’ nog eigen gemaakt, het is dan ook nog in opkomst. Van de 8755 advocatenkantoren in Nederland6 hebben zich

er tot nu toe 133 advocaten het hippische specialisme eigen gemaakt7. Meestal zijn er

binnen een kantoor een of twee advocaten de zich de specialisatie eigen maken of die zelfstandig de dienstverlening aanbieden. De advocaten die zich verdiepen in het hippisch recht hebben meestal zelf een band met paarden. Uit onderzoek is gebleken dat een gespecialiseerde advocaat die zelf over paardenkennis beschikt, een drie keer hogere kans van slagen heeft in het proces dan een advocaat die niet over paardenkennis beschikt8.

Abstract gezien kan ieder juridisch geschil met betrekking tot een paard worden gezien als hippisch recht. Het hippisch recht beslaat dan ook verschillende rechtsgebieden, maar voornamelijk de civiele rechtspraktijk, je kunt hierbij denken aan de volgende onderwerpen:

- aansprakelijkheidsrecht (Schade aan en door paard); - verbintenissenrecht (koop/ huur overeenkomsten); - contractenrecht (stallings- en trainingsovereenkomsten); - consumentenrecht (koop van of door particulier);

- dierenrecht ( welzijn en zorgplicht voor paarden).

5 Boerema 2011

L. Boerema, ‘Paard en recht’, Berghauser Pont 2011.

6 CBS.nl, zoekterm: advocatenkantoren, 2016 1e kwartaal. 7 Ordevanadvocaten.nl, zoekterm: ‘paard’.

8 Gremmen 2012

L.J. Gremmen, ‘Het effect van een gespecialiseerde advocaat: empirisch bewijs uit het hippisch recht’, Tilburg University 2012.

(12)

11 - Ondernemingsrecht (verschillende verschijningsvormen van hippische ondernemers) Naast het civiele recht, heeft het hippischrecht ook nog betrekking op het bestuursrecht. Dit komt aan bod bij de ruimtelijke ordeningen aspecten voor de voorzieningen van het paard.

In figuur 1 staan de onderwerpen binnen het hippisch recht die door (40) hippisch gespecialiseerde advocatenkantoren worden aangeboden.

9

9 Gremmen 2012

L.J. Gremmen, ‘Het effect van een gespecialiseerde advocaat: empirisch bewijs uit het hippisch recht’, Tilburg University 2012, figuur 1 blz.12, inhoudelijke omschrijving van 40 onderzochte websites.

(13)

12 Het hippisch recht is in opkomst, dit is opmerkelijk aangezien het aantal civiele zaken daalt. Dit blijkt uit figuur 2 en figuur 3.

2.2.1 Opkomst hippische rechtszaken ten opzichte van algemeen civiel recht

Figuur 2

10

Figuur 3

11

10 Rechtspraak.nl, zoekterm: paard civielrecht.

De aantallen zijn onderzocht door op rechtspraak.nl de zoekterm paard in te voeren. En hierbij het civiele recht te selecteren. Dan verschijnen er de aantallen van uitspraken per jaar. Deze aantallen zijn ingevoerd in de tabel.

11 CBS.nl, zoekterm: rechtspraak kerncijfers sector civiel, 4 september 2015.

0 10 20 30 40 50 60 1990 t/m 2006 2007 t/m 2011 2012 t/m 2014 2015

aantal hippische zaken per jaar

aantal hippische zaken per jaar 0 5 10 15 20 25 30 35 40 1995 2000 2010 2011 2012 2013 2014

aantal civiele rechtszaken per jaar X1000

aantal civiele rechtszaken per jaar X1000

(14)

13

2.2 Wat is de hippische doelgroep?

In de wet zijn er twee soorten ondernemers omschreven, namelijk natuurlijke personen zoals omschreven in artikel 1:2 BW en rechtspersonen zoals omschreven in boek 2 titel 1 BW. Een natuurlijk persoon is een mens, ook wel de particulier genoemd. Een particulier houdt in de meeste gevallen hobbymatig een paard en verkoopt deze eventueel na enige tijd, maar voert verder geen bedrijf uit. De hippische ondernemers zijn de rechtspersonen. Hierbij kan worden gedacht aan verschillende vormen van ondernemen. In paragraaf 2.2.1 worden de verschillende sectoren omschreven waarin de hippische ondernemers werkzaam zijn.

2.2.1 Doelgroep sectoren Hippische ondernemingen12:

- Africhtingsstal: een africhtingsstal haalt omzet uit het africhten van paarden, denk hierbij aan het zadelmak maken, betuigen en keuringsklaar maken.

- Dierenartsen: een dierenarts is een beroep waarbij er medische hulp wordt verleend aan zieke of gewonde dieren. De dierenartsen die zorg bieden aan landbouwhuisdieren als paarden werden in het verleden ook wel veeartsen genoemd. Echter is de term ‘’veearts’’ tegenwoordig niet meer in gebruik.

- Embryotransplantatiebedrijf: bij deze bedrijven worden merries geïnsemineerd en kunnen embryo’s worden teruggezet.

- Fokkerij: een bedrijf wordt als fokkerij beschouwd als hier uitsluitend wordt gefokt met een winstoogmerk.

- Handelsstal: deze bedrijven hebben als hoofzaak het in- en verkopen van paarden. - Hengstenhouderij: een bedrijf is een hengstenhouderij als de omzet van het bedrijf

uitsluitend wordt behaald uit de hengsten voor fokkerij door natuurlijke dekkingen en kunstmatige inseminaties.

- Hippische stichtingen: dit zijn groepen mensen die zich, meestal vrijwillig, voor activiteiten en evenementen inzetten omtrent de paardensport.

- Hoefsmederijen: een hoefsmid is meestal een zelfstandige die langs stallen gaat om de hoeven van paarden te verzorgen en te voorzien van nieuwe hoefijzers.

- Jachtverenigingen: deze verenigingen organiseren tochten met groepen mensen die met paarden en honden op jacht gaan naar bijvoorbeeld vossen of eenden.

- Maneges: een manege heeft zijn activiteiten voornamelijk gericht op het geven van instructies voor het berijden van paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. Ook wordt er op maneges vaak pensionstalling voor paarden van derden aangeboden en organiseren sommige ook wedstrijden.

- Men verenigingen: deze verenigingen organiseren bijeenkomsten met mensen die de mensport beoefenen, om samen tochten te maken met paard en wagen.

- Opfokbedrijf: een opfokbedrijf haalt zijn omzet uit het de huisvesting van jonge paarden van de leeftijd van 4 maanden tot het 4e levensjaar.

(15)

14 - Paardenmelkerij: een paardenmelkerij haalt zijn omzet uit de verkoop van melk en of

melkproducten afkomstig van merries.

- Pensionstallen: een pensionstal houdt paarden van derden. Denk hierbij aan de verhuur van stallen en het weiland, maar ook de verzorging van de paarden als voeren e.d.

- Spermawinstation: deze bedrijven streven ernaar winst te halen uit het winnen, bewerken en afzetten van sperma van hengsten ten behoeve van een fokkerij.

- Sportstallen: in een sportstal worden paarden getraind (al dan niet in eigendom), paarden uitgebracht in de sport en worden instructielessen gegeven aan derden op paarden (al dan niet in eigendom).

- Stalhouderij: een stalhouderij organiseert activiteiten waarvoor paarden worden ingezet, bijvoorbeeld bij een huwelijk of een begrafenis. Ook verhuren ze vaak materialen.

- Stamboekhouders: dit zijn fokkerij-organisaties, waarbij leden zich aansluiten met hun paarden voor de dressuur-, spring- en tuigsport. Een voorbeeld van een stamboekhouder is het KWPN (Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland). - Stoeterij: een stoeterij is een combinatie van een fokkerij en een

opfokbedrijf/africhtingsstal.

- Revalidatiecentra: een revalidatiecentrum is er op ingesteld om paarden te ontvangen en te houden om die te ondersteunen in een revalidatieproces. Er zijn hiervoor deskundigen ingehuurd die de paarden kunnen behandelen. Ook zijn er voorzieningen aanwezig dit het revalidatieproces ondersteunen, denk bijvoorbeeld aan een aquatrainer.

- Rijverenigingen: een rijvereniging is een sportaccommodatie waar paardensporters bijeenkomen om in hun vrijetijd met eigen paarden te rijden.

- Veetransportbedrijven: deze bedrijven vervoeren dieren van locatie A naar locatie B. Dit kan zowel nationaal als internationaal zijn. Er bestaan dan ook vliegtuigen die speciaal zijn ingericht om paarden te vervoeren.

- Wedstrijd- en evenementenorganisaties: deze organisaties bestaan voornamelijk uit vrijwilligers die zich inzetten om een wedstrijd of een paardenevenement op te zetten en uit te voeren.

2.2.2 Aantal hippische ondernemers in Nederland

In tabel 1 is in kaart gebracht hoeveel bedrijven paarden en pony’s houden in Nederland. Uit onderzoek van het CBS van 11 februari 2016 is duidelijk geworden dat er 11.040 paardenhouderijen in 2015 actief waren13. Dit is het meest recente onderzoek met de meest

recente cijfers. Deze cijfers tonen aan dat er in de afgelopen jaren een daling heeft plaatsgevonden in het aantal paardenhouderijen in Nederland.

(16)

15 Tabel 1. Aantallen hippische ondernemers in Nederland.

2.3 Conclusie deelvraag 1

In dit hoofdstuk is de eerste deelvraag behandeld, namelijk: ‘Wat wordt er verstaan onder het hippisch recht en wat is de doelgroep?’

Het hippisch recht is een verzamelnaam van verschillende rechtsgebieden. Toch wordt het hippisch recht in de praktijk tegenwoordig gezien als een eigen rechtsgebied. Het hippisch recht treft voornamelijk de civiele rechtspraktijk. De doelgroep zijn zowel de particulieren als de hippische ondernemers die tegen conflicten aanlopen met betrekking tot een paard. Er heeft zich in de afgelopen jaren een daling voorgedaan bij de aantallen paardenhouderijen in Nederland. Dit heeft echter niet afgedaan aan het feit dat het aantal hippische zaken steeds meer voorkomen.

(17)

16

Hoofdstuk 3: Praktijkonderzoek

In dit hoofdstuk zal het praktisch kader rondom de tweede deelvraag uiteen worden gezet. De tweede deelvraag luidt: ‘Tegen welke conflicten loopt de hippische doelgroep in de praktijk aan?’

3.1 Conflicten vanuit de praktijk 3.1.1 Interviews

3.1.2 Jurisprudentie onderzoek 3.2 Deelconclusie

(18)

17

3.1 Welke conflicten doen zich voor in de praktijk?

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zijn er acht interviews afgenomen op de KWPN hengstenkeuring 2016 in ‘s-Hertogenbosch op 5 februari 2016. Op dit evenement waren verschillende hippische ondernemers aanwezig. De mensen die ondervraagd zijn werken allemaal in een andere sector van het hippisch ondernemerschap, zoals die staan omschreven in paragraaf 2.2.1. Daarnaast is een interview afgenomen met een dierenarts die gespecialiseerd is in paardengeneeskunde. In totaal zijn er negen hippische ondernemers bereid geweest om mee te werken aan het onderzoek. Opmerkelijk was dat de hippische ondernemers geïnteresseerd waren in mijn onderzoek en hun ervaringen graag wilden delen14.

3.1.1 Interviews van negen hippische ondernemers

De ondervraagden zijn werkzaam in de volgende hippische ondernemingssectoren:

1. Een werknemer van een pensionstal waar ook wordt gehandeld in paarden, paarden worden getraind, paarden worden gefokt en waar dressuur instructie wordt gegeven. 2. Een werknemer van het verzekeringsbedrijf: ‘’Xcellent Horse Insurance’’.

3. Een penningmeester/secretaris van het Welsh paardenstamboek.

4. Vertegenwoordigster van een Nederlandse hengstenhouderij voor de export van dekhengsten naar Oostenrijk.

5. Eigenaar van een hengstenhouderij. 6. Eigenaar van een paardenvoer merk. 7. Voorzitter van de veulenveiling in Dronten.

8. Een medewerker van een adviesbureau voor het ontwikkelen van een agrarisch bedrijf en alle aspecten die daarbij aan te pas komen15.

9. Een dierenarts gespecialiseerd in paardengeneeskunde.

Van de ondervraagde hippische ondernemers gaf iedereen aan bekend te zijn met de term ‘’hippisch recht’’. Het feit dat veel mensen bekend zijn met de term ‘’hippisch recht’’ toont aan dat de hippische ondernemers zich tegenwoordig meer verdiepen in de hippische regels. 80% van de ondervraagden geven aan wel eens een conflict te hebben gehad binnen het hippisch recht. Twee van de ondervraagden gaven aan dat zij een conflict hebben gehad op het gebied van handel en daarbij de nalatigheid van betaling. Bij twee anderen ontstond een conflict omdat de koper van het paard na aankoop aangaf dat het paard niet conform de overeenkomst geleverd was omdat deze medisch niet in orde bleek te zijn. Vanuit dit conflict

14 Wegens privacy redenen zijn de namen en de vestigingsplaatsen van de hippische ondernemers niet

opgenomen in dit rapport.

15 De medewerker van het adviesbureau heeft voornamelijk te maken met het omgevingsrecht, omdat

(19)

18 is er toen onenigheid over de ontbinding van de overeenkomst ontstaan waarvoor het inschakelen van een hippisch advocaat noodzakelijk was om het conflict op te lossen.

Een ondervraagde gaf aan dat hij op het gebied van het aansprakelijkheidsrecht een conflict heeft ervaren. Dit was ontstaan omdat het paard tijdens een show schade had opgelopen en hiervoor heeft de ondervraagde toen de show aansprakelijk gesteld.

De ondervraagde van het adviesbureau gaf aan dat zij veel te maken krijgen met conflicten op het gebied van ruimtelijke ordening. Gemeentes zien toe op de indeling van de ruimtelijke ordening van de gemeentegrond. Officieel dient de eigenaar van het perceel een vergunning aan te vragen voor het plaatsen van voorzieningen op zijn perceel. Denk hierbij aan het plaatsen van rijbakken, stallen, paddocks etc. Soms komt het voor dat dit bij controle de grootte is overschreden van het vergunningsvrij bouwen of dat een dergelijke vergunning ontbreekt.

De dierenarts gaf aan zelf nog geen conflict te hebben ervaren. Toch gaf ze wel aan dat ze vaak wordt ingezet om conflicten te ‘’ondersteunen’’ waarbij het gaat om een medische vraagstelling die een rol speelt in het geschil. De gezondheidstoestand van een paard heeft namelijk veel invloed op de waarde van het paard.

Alle ondervraagden gaven aan dat zij een conflict altijd eerst op een minnelijke manier zouden proberen op te lossen voor zij overgaan op juridische stappen. Toch geeft 90% wel aan voor rechtsbijstand verzekerd te zijn. Maar weinig van hen waren bekend met het feit dat zij zelf een specialist mogen aanwijzen16 en dat de slagingskans een stuk hoger ligt als

je een gespecialiseerde vertegenwoordiger inschakeld17. De meeste van hen dachten dat het

extra kosten meebrengt als ze een specialist aanwijzen. Deze gedachte is echter niet juist, want op grond van artikel 60 Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf is bepaald dat een verzekerde er vrij in is om zelf een advocaat aan te wijzen.

Verschillende ondervraagden gaven aan dat zij eigenlijk geen gebruik maken van hun rechtsbijstand voor wat betreft een hippische zaak. De reden die zij hiervoor gaven was dat het hippisch recht zijn eigen vaktermen heeft en daarom niet voor iedere advocaat goed te begrijpen is18.

3.1.2 Verantwoording gekozen evenement voor afnemen interviews

Op 18 februari 2016 is er een uitspraak geweest over een paard dat gekocht is tijdens de KWPN Hengstenkeuring. Een Deense mevrouw had tijdens deze keuring een hengst gekocht

16 Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad artikel 201. 17 Gremmen 2012

L.J. Gremmen, ‘Het effect van een gespecialiseerde advocaat: empirisch bewijs uit het hippisch recht’, Tilburg University 2012, inhoudelijke omschrijving websites P. 9.

(20)

19 voor 300.000,- EUR. Nadat het paard bij haar in Denemarken aankwam, bleek hij niet goed te lopen. Er is hier sprake van non-conformiteit van de hengst. Nu wil deze mevrouw de koopovereenkomst ontbinden en aantonen dat de verkoper aansprakelijk is voor de door haar geleden schade19. Deze zaak toont aan dat het evenement duidelijk de juiste plek is

geweest om de hippische doelgroep te benaderen.

3.1.3 Jurisprudentieonderzoek naar hippische conflicten

De jurisprudentie van 1 januari 2016 tot 31 maart 2016 omtrent hippische conflicten zijn naast elkaar gelegd om deze te analyseren over welke onderwerpen conflicten ontstaan in de hippische praktijk. In die drie maanden waren er in totaal 15 uitspraken.

Deze uitspraken zijn onder te verdelen in 5 onderwerpen, namelijk:  Drie uitspraken over handelsconflicten.

1. Hof 's-Hertogenbosch, 16-02-2016, nr. 200.171.863, 01.

Beroep op dwaling wegens medische klachten van het paard die volgens de koper van te voren aangegeven hadden moeten worden.

2. Rb. Noord-Nederland, 18-02-2016, nr. C18/163104/HA RK 15-425.

Het paard bleek non-conform de overeenkomst na levering omdat hij een medisch mankement had.

3. Rb. Zeeland-West-Brabant, 09-03-2016, nr. C/02/310097 / KG ZA 16-20.

Het aangekochte paard bleek na aankoop niet het sportniveau te beheersen dat werd beweert door de verkoper. Koper beroept zich op bedrog.

 Vier uitspraken met betrekking tot aansprakelijkheid.

1. Rb. Oost-Brabant, 27-01-2016, nr. C/01/283800 / HA ZA 14-686.

Een houder die jonge paarden in de opfok bij zich hield, had niet direct aan de eigenaar gemeld dat de zijn paarden ziek waren geworden. De houder heeft als bewaarder van de paarden een zorgplicht en uiteindelijk heeft hij de medische kosten aan de eigenaar van d paarden moeten vergoeden.

2. HR, 29-01-2016, nr. 15/03541.

Een vrouw had letselschade opgelopen van een paard waarvan zij bezitter was samen met haar man. Zij kon haar man niet voor de schade aansprakelijk stellen. Een dier wordt dus niet als op de zelfde manier beoordeeld als opstal, zoals in het Hangmatarrest. Dit een dier risicoaansprakelijkheid met zich mee brengt.

3. Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2016, nr. 200.171.504/01.

Medebezitter van een paard verkoopt het paard zonder overleg met de andere bezitter voor een veel lager bedrag dan dat het paard kon opleveren. Het verschil was waarde en het verkochte bedrag is de medebezitter aan de ander verschuldigd.

4. Veterinair Tuchtcollege ’s-Gravenhage, ECLI:NL:TDIVTC:2016:6 , 2014/97.

Een dierenarts is aansprakelijk gesteld voor de medische kosten omdat een paard niet drachtig was geworden. De dierenarts had de baarmoeder niet goed schoongemaakt voordat

(21)

20 het paard geïnsemineerd werd. De dierenarts had hiervoor de verantwoordelijkheid maar heeft hier niet aan voldaan en heeft hiervoor de geleden schade moeten vergoeden.

 Drie uitspraken over de goede omgang met paarden en hun gezondheid. 1. Rb. Den Haag, 13-01-2016, nr. C-09-487775-HA ZA 15-541.

Een dierenarts had zonder diagnose medicatie recepten uitgegeven. Zij heeft hiervoor een voorwaardelijke boete gekregen.

2. CBb, 19-01-2016, nr. 14/799.

De bezitter van een paard had een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen, omdat het paard meerdere wonden had en ernstig vermagerd was. De bezitter moest het paard

medisch laten behandelen. Toen dit niet gebeurde heeft de dierenpolitie het paard weggehaald en is deze op advies van de dierenarts geëuthanaseerd.

 Vier uitspraken over een conflict met de gemeente op het gebied van ruimtelijke ordening.

1. ABRvS, 20-01-2016, nr. 201502058/1/A1.

De mede-eigenaar van een perceel waar een pensionstal gebouwd staat heeft een verzoek om handhaving ingediend om een paardrijbak met verlichting te laten verwijderen. Hij is als mede-eigenaar voldoende als belanghebbende beoordeeld om het verzoek in te mogen dienen.

2. ABRvS, 03-02-2016, nr. 201501007/1/A4.

Een man exploiteerde zijn hoefsmederij in zijn garage. Echter kon het verzoek van de buurman om deze te verwijderen niet slagen omdat er zicht was op legalisatie.

3. ABRvS, 24-02-2016, nr. 201506301/1/A1.

Het college van de gemeente had een omgevingsvergunning verleend om een manege te realiseren. Hier voerden natuurbeschermingsverenigingen beroep tegen, omdat er ook een horeca en een woonvoorziening bij de manege gerealiseerd zouden worden. Dit was in strijd met het bestemmingsplan. Het beroep slaagt en de manege moet verplaatst worden

4. ABRvS, 16-03-2016, nr. 201600696/1/A1 en 201600696/2/A1.

Het college heeft een meneer een last onder bestuursdwang opgelegd, omdat hij een paardenbak zou hebben aangelegd zonder vergunning. Echter omdat de bak niet voorzien was van een omheining, kon die niet worden aangemerkt als bouwwerk zoals was gesteld in de vooraankondiging. De ‘’zandlaag’’ mocht dus blijven liggen.

 Twee uitspraken over de juiste manier van export en het identificeren van paarden. 1. Rb. Noord-Nederland, 13-01-2016, nr. C/17/141783 / HA ZA 15-149.

Friesen paarden waren verkocht door een vennoot van een dekstation die beweerde dat hij opdracht had gekregen van de eigenaren op de paarden te verkopen. Echter na verkoop blijkt dat de paarden en onder de prijs verkocht waren, maar dat de eigenaren hier ook geen opdracht voor gegeven hadden. Daarnaast komt nog dat de bemiddelaar niet had

bijgehouden waar de paarden naartoe waren verkocht om welke paarden het precies ging. 2. Rb. Noord-Holland, 18-2-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:634.

Deze zaak wordt ook genoemd bij de handelsconflicten, maar past ook bij het onderwerp export. Dit omdat de koper van het paard in Denemarken woont.

(22)

21

3.2 Conclusie deelvraag 2

In dit hoofdstuk is de tweede deelvraag behandeld, namelijk: ‘Tegen welke conflicten loopt de hippische doelgroep in de praktijk aan?’

Vanuit de interviews en het jurisprudentieonderzoek kan er worden geconcludeerd wat de vijf meest voorkomende onderwerpen zijn waarover juridische conflicten ontstaan in de hippische sector. Dit zijn conflicten omtrent:

- Handel en dan voornamelijk gericht op de afspraken van de koopovereenkomst; - Aansprakelijkheid van partijen bij schade aan/door een paard, bij medebezitterschap

en het houden van een paard;

- Conflicten over het welzijn van een paard;

- Geschillen met de gemeente omtrent ruimtelijke ordening;

- Onduidelijkheden over de regels voor het exporteren van paarden en hun identiteit. Dit sluit ook aan met de tabel van het onderzoek van Gremmen. In de tabel van pagina 12 staan koop en verkoop geschillen op de eerste plaats, dit valt samen met de handel en de export van paarden. Op de tweede plaats in de tabel komt aansprakelijkheid aan bod. Waarna op plaats vier de veterinaire keuring en de dierenarts staan, dit ziet toe op het welzijn van paarden. Op de zevende plaats komen de geschillen met de gemeente. Ik kan hieruit concluderen dat de aangeboden dienstverlening van advocaten in 2012 (toen Gremmen onderzoek deed) goed aansluit bij het belang van de doelgroep van nu.

In het volgende hoofdstuk wordt de verdieping van deze onderwerpen behandeld en wordt de actuele status toegelicht aan de hand van een jurisprudentie voorbeeld of een actueel discussiepunt.

(23)

22

Hoofdstuk 4: De vijf meest

voorkomende hippische conflicten

In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader rondom de derde deelvraag uiteen worden gezet. De derde deelvraag luidt: ‘Wat is de actuele status en de ontwikkeling van de vijf geselecteerde thema’s en welke wet- en regelgeving zijn hierbij van toepassing? ’

4.1 Het paard als handelsproduct 4.2 Paard en aansprakelijkheid 4.3 Export en registratie van paarden 4.4 Het paard en zijn omgeving 4.5 Welzijn van het paard 4.6 Deelconclusie

(24)

23

4.1 Het paard als handelsproduct

4.1.1 Koopovereenkomst

Een paard is een levend dier, maar wordt in de wet toegepast als een roerende zaak op grond van artikel 3:2a BW. Een dier wordt in de wet toegepast als een zaak, omdat dit de handel gemakkelijker moet maken. De koop en verkoop van een paard echter brengen veel afspraken met zich mee. De grondslag bij de koop en verkoop van een paard is de koopovereenkomst.

De koop- en verkoopovereenkomsten worden nog vaak mondeling overeengekomen20. Er

wordt veel waarde gehecht aan vertrouwen, wat men uit het verleden gewend is. Hippische ondernemers halen bij de dezelfde bedrijven hun voorraden of keren telkens terug bij dezelfde handelaar als dit hen bevalt.

De ‘’boeren’’ zijn van oudsher gewend om te handelen op een manier van het zo genoemde ‘’handjeklap’’. Dit houdt in dat er bijvoorbeeld op een markt een paard verkocht werd waarvoor men dan een bod uitbracht. Tegen dit bod kon de verkoper dan weer zijn tegenbod uitbrengen, totdat men tot een overeenstemming kwam. In deze situatie werd er verder niks vastgelegd over de verkoop en was het zo gewoon geregeld.

Tegenwoordig zien we dat dit koopgedrag wel veranderd. Sommige paarden zijn veel geld waard en het risico om niks vast te leggen is dan ook te groot. Wat er vanuit Schenkeveld Advocaten voornamelijk geadviseerd wordt aan mensen die een paard gaan kopen, is dat zij de overeenkomst schriftelijk sluiten en dat het paard voor de koop medisch moet worden gekeurd door een dierenarts, ook wel de ‘aankoopkeuring’ genoemd. De geïnterviewde dierenarts gaf aan dat mensen tegenwoordig steeds vaker een paard zowel klinisch en röntgenologisch laten keuren voordat ze het paard kopen.

20 Gudden 2014

(25)

24 Vroeger werden paarden verkocht door middel van het zogeheten ‘’handjeklap’’.

Tegenwoordig worden paarden voor de verkoop steeds vaker eerst medisch gekeurd.

De wet stelt het niet verplicht om een schriftelijke overeenkomst te sluiten. Toch is het leveren van bewijs over de gemaakte afspraken moeilijk te bewijzen als de overeenkomst mondeling gesloten is. In de schriftelijke koopovereenkomst worden bepaalde gegevens opgenomen als de naam van de koper en de naam van de verkoper, de identificatie van het paard, de koopsom, datum van levering, gebruikersdoel van het paard en de eventuele medische- of gedragsbemerkingen van het paard21. Ook wordt er geadviseerd om een

ontbindende voorwaarde in de schriftelijke koopovereenkomst op te nemen22.

21 Stibbe & Stibbe 2008

G. Stibbe & C. Stibbe, ‘Een paard (ver)kopen’, Fontaine uitgevers B.V. 2008.

22 Abas 2008

(26)

25 Koopovereenkomsten worden gesloten op grond van artikel 7:1 BW. Wat er in praktijk vaak voorkomt is dat een paard na aankoop niet aan de overeenkomst blijkt te voldoen. Dan is er sprake van non-conformiteit van de afgeleverde zaak (dier). Op grond van artikel 7:17 BW is bepaald dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. De koper mag verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan de aanwezigheid niet behoeft te worden betwijfeld, alsmede de eigenschapen bezit die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.

4.1.2 De bescherming van de paardenconsument

Naast de reguliere koopovereenkomst bestaat de consumentenkoop23. Er is sprake van een

consumentenkoop als een particulier (natuurlijkpersoon) een paard koopt van een hippische ondernemer.

Het consumentenrecht is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van de Europese richtlijn voor consumentenrechten24. Deze richtlijn voorziet het verzekeren van een

minimum niveau voor consumentenbescherming om zo van de interne markt te kunnen profiteren zonder daarbij belemmerd te worden. In dat geval heeft een consument extra bescherming gekregen van de wet op grond van artikel 7:5 BW.

Als er binnen 6 maanden na levering blijkt dat een paard niet aan de overeenkomst voldoet, ligt de bewijslast bij de verkoper (professionele handelaar). Deze moet dan aantonen dat het paard wel voldeed aan de overeenkomst op het moment van levering25. Deze bewijslast is

echter lastig uit te voeren omdat zich bij paarden een reeks van mogelijke letsels voor kan doen. Enerzijds van buitenaf zichtbare letsels die door een externe oorzaak op een paard inwerken. Anderzijds, inwendig letsel dat niet direct terug te voeren is op een externe oorzaak, denk hierbij bijvoorbeeld aan een ontsteking of een vergroeiing door te intensief gebruik van het paard.

Als uitzondering op artikel 7:18 lid 2 BW bestaat er de een ‘tenzij-formule’. Dit geeft de verkoper van het paard een eventuele mogelijkheid om de bewijslast terug te leggen bij de koper. De praktijk leert echter dat de Nederlandse rechters zeer terughoudend zijn bij het toewijzen van deze ‘tenzij-formule’26.

23 Klik 2014

P. Klik, ‘Koop en consumenten koop’, Kluwer 2014.

24 Richtlijn 1999/44/EG artikel 5 lid 3. 25 Artikel 7:18 lid 2 BW.

(27)

26 4.1.3 Dwaling en bedrog

Het kan voorkomen dat een paard na de verkoop toch niet voldoet aan de verwachtingen van de koper. Als er een onjuiste voorstelling van zaken is geweest, bijvoorbeeld dat de verkoper belangrijke informatie heeft achtergehouden, dan is er sprake van dwaling. Dwaling is geregeld in artikel 6:228 BW. Bij een koopovereenkomst hebben beide partijen een mededelingsplicht. De koper heeft daarnaast ook een onderzoeksplicht. Een beroep op dwaling kan slagen in geval dat de verkoper essentiële informatie heeft achtergehouden. Als het paard bijvoorbeeld een gebrek heeft waarvan de koper het bestaan niet kende en de verkoper dit niet heeft vermeld, kan dit tot gevolg hebben dat het paard niet voldoet aan de overeenkomst.

Naast dwaling is ook het verbod op bedrog in de wet geregeld. Bedrog is het opzettelijk geven van onjuiste informatie over het paard bij verkoop. Denk hierbij bijvoorbeeld aan dat de verkoper zegt dat het paard gezond is, terwijl het blijkt dat deze al jaren ziek is. Ook het opgeven van valse gegevens of het opmaken van valse schriftelijke stukken is bedrog. Bedrog is geregeld in artikel 3:44 BW.

4.1.4 Jurisprudentie voorbeeld

Een voorbeeld van een uitspraak door het Hof over de non-conformiteit van een paard bij aankoop is de zaak: Hof ’s-Hertogenbosch, 16 februari 2016, nr. 200.171.863, 01

Deze zaak ging in het kort over een dressuuramazone die een nieuw paard gekocht voor een bedrag van 100.000,- EUR. Het paard bleek na levering een peesblessure te hebben. De peesblessure bleek te zijn ontstaan op de plek waar het paard ooit al eerder een blessure had gehad. Voor de aankoop is het paard medisch gekeurd en de koper was van dit rapport op de hoogte gesteld. Er werd toen aangegeven dat het paard op dat moment gezond was. De vorige eigenaar heeft toen echter verzwegen dat het paard al eerder een peesblessure had gehad, waarvan het paard meer dan twee jaar moest revalideren.

De koper geeft nu aan dat als zij dit voor de aankoop geweten had, zij het paard dan niet gekocht zou hebben. De kans is namelijk heel groot dat een paard dat in het verleden al een blessure gehad heeft, dit in de toekomst weer kan krijgen. De koper geeft aan dat er sprake is van dwaling op grond van artikel 6:228 BW. Hier is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan de inlichting van de wederpartij.

Toch heeft de koper van het paard in deze zaak geen gelijk gekregen. De dwaling is verworpen met het feit dat de koper voor de aankoop van het paard de mogelijkheid heeft gehad om de echobeelden van het paard in het medisch rapport te zien en dus de oude blessure had kunnen vaststellen. De koper had hiermee niet voldaan aan haar onderzoeksplicht in tegenstelling tot de verkoper die wel had voldaan aan zijn mededelingsplicht.

(28)

27 Een conclusie die ik uit deze zaak kan trekken, is dat de onderzoeksplicht van de koper verder strekt dan enkel het laten uitvoeren van een medische keuring. Het is ook belangrijk dat de uitslagen van deze keuring goed worden gecontroleerd.

4.2 Paard en aansprakelijkheid

4.2.1 Schade door paard uit eigen energie

Ook in het aansprakelijkheidsrecht neemt het paard een plaats in. De wet bepaalt dat in eerste instantie de eigenaar van een paard aansprakelijk is als het paard schade aanricht op grond van artikel 6:179 BW, tenzij de aansprakelijkheid op grond van de onrechtmatige daad tot stand zou zijn gekomen en dit buiten de macht van de eigenaar valt27.

Het opnemen van de ‘’tenzij clausule’’ heeft het doel om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een paard niet meer aansprakelijkheid kan dragen dan als hij zelf een onrechtmatige daad zou plegen op grond van artikel 6:162 BW. De aansprakelijkheid voor dieren betreft dan ook geen schuldaansprakelijkheid, maar een risicoaansprakelijkheid28. Dit wordt ook wel

een kwalitatieve aansprakelijkheid genoemd29.

Als er zich een omstandigheid voordoet die aan de benadeelde kan worden toegerekend, kan (een gedeelte van) de aansprakelijkheid van de eigenaar voor het dier vervallen op grond van artikel 6:101BW. Denk hierbij aan een situatie dat het ‘slachtoffer’ de schade voor een groot deel aan zichzelf te wijten heeft, oftewel het zijn ‘’eigen schuld’’ is30. Het ontstaan van

het ongeval is dan het gevolg van de onvoorzichtigheid van die persoon in combinatie met de gedraging van het paard. Of er sprake is van ‘’eigen schuld’’ is afhankelijk van de omstandigheden die er spelen en zal per situatie moeten worden beoordeeld. Een voorbeeld van een ‘’eigen schuld’’ situatie is iemand die tijdens een paardrijles begon te gillen, waarna het paard ‘vluchtte’ en het gevolg hiervan is dat de berijder van het paard afviel31. In dit

geval is de berijder van het paard voor een gedeelte zelf aansprakelijk, omdat ze begon te gillen.

Ook kan bijvoorbeeld het bewust op een paard stappen, nadat diegene er al een keer van af gevallen is, worden gezien als een onjuiste handeling. Het is namelijk wetenschappelijk

27 Ook wel de ‘’tenzij clausule’’ genoemd. 28 Artikel 6:173 BW.

29 Boerema e.a. 2011

L. Boerema, ‘Paard en Recht’, Berghauser Pont Publishing Amsterdam 2011.

30 Schelstreate 2015

L.M. Schelstreate, ‘Some legal aspects of horse owners liability, legal and veterinary journal’ Europeanequinelawyers 2015.

(29)

28 bewezen (en logisch) dat het niet verstandig is om na een harde val weer op een paard te stappen.

Naast het onjuist handelen komt het voor dat het mensen aangerekend wordt dat zij ervaren ‘’paardenmensen’’ zijn en dus weten hoe ze met paarden moeten omgaan. Zo volgt uit de jurisprudentie dat een vrouw voor 33% zelf aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij door een paard van een ander opliep, omdat zij een ervaren amazone was32.

De aansprakelijkheid in het hippisch recht neemt veel risico met zich mee. Dit komt omdat mensen te maken hebben met vluchtdieren die soms onvoorspelbare bewegingen kunnen maken (eigen energie). Om de aansprakelijkheid van de partijen te kunnen beoordelen zal er per situatie gekeken worden naar de handeling van degene die met het paard in aanraking komt, de reactie van het paard en de rol van de eigenaar hierin.

4.2.2 Houder van paarden

In de Wet dieren staat omschreven dat de houder van een paard een zorgplicht heeft. Er kunnen geschillen ontstaan tussen de houder en de eigenaar van een paard over de aansprakelijkheid bij schade aan of door het paard. Een veel voorkomende houder van paarden is een pensioneigenaar33. Voor hen geldt naast de Wet Dieren het Besluit houders

van dieren. Dit besluit ziet toe op het welzijn van dieren. Jurisprudentie bevestigt dat een pensioneigenaar zorg draagt voor het verzorgen van de paarden en het bieden van een veilige behuizing. Als een paard gewond raakt door bijvoorbeeld het slecht onderhouden van de stallen of ziek wordt door het verkeerd toegediend krijgen van voer, kan de pensionhouder hiervoor aansprakelijk gesteld worden34. De Wet dieren wordt nader

behandeld in paragraaf 4.5.4.

4.2.3 Medebezitterschap

Het hangmatarrest is een bekend arrest over aansprakelijkheid met betrekking op het medebezitterschap35. In dit arrest had een vrouw letsel opgelopen nadat een deel van de

opstal waaraan haar hangmat bevestigd was instortte. De Hoge Raad heeft besloten dat de man van de gevallen vrouw als medebezitter van de opstal aansprakelijk kon worden gesteld voor een deel van de schade die zij had opgelopen op grond van artikel 6:174 BW.

In een paardenzaak van 29 januari 2016 wordt het hangmatarrest naar voren gehaald36. In

deze zaak runt een echtpaar een manege. De vrouw raakt tijdens een paardrijles gewond door het paard dat zij in mede-eigendom bezit samen met haar man.

32 Rb. Gelderland, 19-08-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5316. 33 Overheid.nl, zoekterm: Besluit houder van dieren, 15-9-2015. 34 Rb. Noord-Holland, 5-6-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11296. 35 HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6095.

(30)

29 Artikel 6:179 BW legt op de bezitter van een dier een risicoaansprakelijkheid. Een bezitter van een paard heeft die voor zijn eigen belang en roept daarmee een risico voor anderen in het leven. Dat risico komt ook voor de rekening van de medebezitter. Dit omdat een paard altijd beschikt over een eigen karakter en onvoorspelbaar kan zijn. Van een medebezitter van een paard mag, anders dan een medebezitter van opstal (Hangmatarrest), eerder worden verwacht dat hij een verzekering afsluit voor de schade die het paard kan aanbrengen.

Vanuit de praktijk blijkt dat het regelmatig voorkomt dat een paard de oorzaak is van schade. Als medebezitters elkaar zouden kunnen aanspreken voor de schade die zij lopen kan dit leiden tot een flink aantal toenames in claims. Dit wordt door de Hoge Raad onwenselijk geacht. De bezitter van een dier kan dus niet aansprakelijk worden gesteld door de medebezitter van dat dier.

4.2.4 Aansprakelijkheid en verzekering

Uit paragraaf 4.2.1 blijkt dat de bezitter van een paard een groot risico draagt voor de schade die het paard uit eigen energie kan veroorzaken, zoals in gevallen van bijten, trappen of uitbreken etc. De hoofdregel is dat de bezitter van het paard aansprakelijk is voor de schade die het paard aanricht. Het komt regelmatig voor dat een paard schade aanricht en daarom is een verzekering die de aansprakelijkheid voor paarden dekt feitelijk onmisbaar. Tijdens het interview met de medewerkster van het verzekeringsbedrijf dat zich richt op paarden, is naar voren gekomen dat er een grote diversiteit bestaat in het verzekeringsaanbod. Zij adviseert bezitters van paarden dat zij specifieker hun gegevens moeten aangeven, bijvoorbeeld dat een paard bij een derde, zoals manege of pensionstal gestald is en om aan te geven om hoeveel paarden het gaat. Ook gaf zij aan dat het risico voor de hippische ondernemer, bijvoorbeeld een manege, een stuk hoger ligt dan voor de particulier omdat zij op grond van artikel 6:181 BW aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het ontstaan van schade die verband houdt met de bedrijfsuitvoering.

Het is voor de hippische ondernemer een mogelijkheid om de aansprakelijkheid contractueel te beperken. Zo kan er een exoneratieclausule worden opgenomen in de algemene voorwaarden37. Hierin kan bijvoorbeeld bepaald worden dat degene die les krijgt op de

manege deze lessen op eigen risico volgt. Echter is deze clausule niet onaantastbaar voor wat betreft letselschade en zal dus per risico beoordeeld worden.

37 Er is sprake van exoneratie wanneer er bedingen in een overeenkomst staan opgenomen die

(31)

30 Een voorbeeld waarbij een hippische ondernemer aansprakelijk wordt gesteld is het Beleringpaardarrest38. Dit is een bekend arrest over aansprakelijkheid met betrekking op

letselschade aan derden. Dit arrest is vrij recent als grondslag gebruikt in een vergelijkbare zaak waarbij een paard, die gestald stond op een manege, maar het eigendom was van een derde, iemand op het terrein van de manege tegen zijn knie had getrapt. Hierna ontstond de vraag of de manege, wegens bedrijfsmatige uitvoering, of de eigenaar van het paard aansprakelijk was. In dit geval was de bemoeienis van de manege met het paard zo gering dat in dit geval de bezitter zelf aansprakelijk was voor de aangerichte schade39.

4.3 Export en registratie van paarden

4.3.1 Het exporteren van paarden

Het exporteren van paarden is zeer in opkomst. Op 17 maart 2016 is het Europees record van het aantal getransporteerde paarden op een enkele vlucht gehaald met 86 paarden. Voorheen bleef dit aantal rond de 40 paarden maximaal40.

De handel van paarden gaat over de grenzen. Om paarden te kunnen exporteren naar het buitenland moet een paard veel testen ondergaan. Deze testen zijn gerelateerd aan de wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming. De paarden worden voor export vanuit Nederland medisch getest door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: NVWA).

De regeling Handel levende dieren en levende producten is in werking getreden op 1 januari 2016. In hoofdstuk 5 van deze regeling is bepaald dat het exporteren van paardachtigen moet gebeuren volgens de regels van de Europese Verordening 2015/262 van de commissie van 17 februari 201541. Deze verordening verwijst naar de richtlijn 90/427/EEG over invoer

van paarden uit derde landen en de richtlijn 2009/156/EG over het handelsverkeer van paarden.

Per 1 januari 2016 is de Europese Verordening 2015/262 voor de identificatie van paardachtigen vastgelegd, deze wordt ook wel de verordening ‘’Paardenpaspoort’’ genoemd. In de verordening staat geregeld aan welke eisen paarden moeten voldoen om geëxporteerd te mogen worden. Ook wordt er gezegd welke instanties er bevoegd zijn om afgifte te doen van de paardenpaspoorten42.

38 HR, 1-4-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1475.

39 Rb. Oost-Brabant, 27-02-2014, nr C/01/267090 / EX RK 13-124 .

40 Equnews Kristof, equnews.be, zoekterm: Europees record: vliegtuig met 86 paarden opgestegen op

Brussel airport, 17 maart 2016.

41 PbEU 2015, L 59/1

(32)

31 De NVWA heeft op 10 maart 2016 de aanpassing van het Nederlandse recht uitgewerkt in een algemene instructie, om de regeling te verduidelijken. De instructie heeft de titel: ‘’ Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland’’43. Hieruit kunnen de exporteurs van paarden vanuit

Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland opmaken aan welke voorwaarden zij moeten voldoen. De instructie is van toepassing op de verzending van paarden voor handel, maar ook voor het vervoeren van paarden naar andere lidstaten zonder dat er sprake is van een winstoogmerk, bijvoorbeeld in het kader van vakantie of een hippisch evenement. Hieronder vindt u een globale opsomming van de voorwaarden uit de instructie:

1. Er is een nieuw model waar het paardenpaspoort aan moet voldoen die uitgegeven worden na 1 januari 2016.

2. Een paard moet vanaf de leeftijd van 6 maanden worden voorzien van een chip met identificatie nummer. Voor de paarden die uit derde landen worden ingevoerd is de chip niet direct verplicht, de registratie inclusief chip moeten binnen 30 dagen na import plaatsvinden. Tot die tijd moet altijd het douanedocument bij het paard getoond kunnen worden.

3. De keuring door de dierenarts dient binnen 48 uur voor het inladen te geschieden. Behalve bij slachtpaarden, die worden tijdens het inladen gekeurd.

4. De gezondheidsverklaringen worden via Tracescertificering44 vastgelegd. Dit is tien

dagen geldig.

5. De NVWA dierenarts controleert de houdersverklaring, de identificatiedocumenten, de medicijnverklaringen, de importpapieren (bij paarden uit derde landen voor max 30 dagen), de routine uitdraai (bij reistijd langer dan 8 uur), de vergunning van de vervoerder en een getuigschrift van de bestuurders en verzorgers van het transportbedrijf.

4.3.2 De identificatie van paarden

Paarden worden geïdentificeerd met een paardenpaspoort. Een paardenpaspoort wordt uitgegeven door een gemandateerde paspoort uitgevende instantie in Nederland45. In

februari 2016 is vastgesteld dat er 32 instanties hiertoe bevoegd zijn.

Ieder paard in de Europese Unie dient voorzien te zijn van één levenslang geldig identificatiedocument dat de volgende elementen bevat46:

43 Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit 2016

NVWA, ‘Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland’, NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee 2016.

44 Certificaat van het paard met de gezondheidsverklaringen.

45 Rvo.nl, zoekterm: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, februari 2016, paardenpaspoort

uitgevende instanties.

(33)

32 - Een beschrijving in woorden van het paard en zijn kenmerken;

- Een volledige getekende schets waarop in de beschrijving vermelde kenmerken worden afgebeeld;

- Ruimte voor vermeldingen en wijzigingen van de gegevens, indien toegestaan. Voor het model-identificatiedocumet zie bijlage 3.

De Europese verordening heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde. Op 1 maart 2016 is de Regeling identificatie en registratie van dieren aangepast. Onder paragraaf 7b van deze regeling staan de regels voor identificatie en registratie van paardachtigen in Nederland.

In Nederland wordt er gebruik gemaakt van een transponder, oftewel een passief read-only radiofrequentie-identificatiemiddel. De transponder bevat een uniek levensnummers voor paarden die verstrekt worden door de minister. Het unieke levensnummer bevat een 15cijferige code waarin gegevens zijn verwerkt over de individuele paardachtige en de database van het land waarin dergelijke gegevens voor het eerst werden opgeslagen overeenkomstig met het systeem van het Universal Equine Life Number (UELN). Het is verstandig om bij aankoop van een paard zijn chipnummer met het paspoort nummer te vergelijken om na te gaan of dit overeenkomt47.

Bij de paarden die voor 2009 geboren zijn, of die uit het buitenland komen, ontbreekt de transponder. Dit paard moet dan met een andere goedgekeurde en uiterlijk zichtbare identificatiemethode, zoals een schets, te identificeren zijn. Niet elk land accepteert het chipnummer van het paard als enigste identificatiemiddel, daarom is het verstandig om het paspoort ook te voorzien van een exterieurbeschrijving, zoals de schets48.

De reden dat er zo streng wordt toegezien op de identificatie van paarden, is om oneerlijke handel te voorkomen. Maar ook om de gezondheidsnormen voor het consumeren van paardenvlees te kunnen controleren.

De eigenaar van een paard kan aangeven of het paard gebruikt mag worden voor de slacht na overlijden. Als er in het paspoort niet volledig is aangegeven welke medicatie het paard gekregen heeft of als er is aangegeven dat er medicatie is toegediend die schadelijk kan zijn voor de mens, dan is het paard niet meer toegestaan voor de slacht. Dit is ter bescherming van de volksgezondheid.

47 Rvo.nl, zoekterm: Rijksdienst voor ondernemend Nederland, juni 2014, Paardenpaspoort- informatie

voor paardenhouders.

48 Peree 2009

(34)

33 4.3.3 Actueel discussiepunt

Artikel 23 van de Verordening 262/2015 bepaald dat een paard ten alle tijden het paspoort bij zich moet hebben. De mensen die hun paard(en) gestald hebben staan bij bijvoorbeeld een pensionstal, moeten het paspoort daar laten. De eigenaren van de paarden vrezen echter voor diefstal en willen daarom de paspoorten in eigen beheer houden. Als een paard gestolen wordt en de mogelijkheid bestaat dat de dief hierbij ook het paspoort in handen krijgt, verhoogt dit het risico dat de paarden worden doorverkocht. Kortom de eigenaren van de paarden zien de aantrekkelijkheid van diefstal verhogen door de invoering van dit artikel. Ze vinden het een situatie waarin de theoretische regels effectief lijken, maar dit blijkt in de praktijk echter minder waar.

Er vinden regelmatig controles door de NVWA plaats waarbij er wordt gekeken of alle paspoorten van de paarden wel op de stal aanwezig zijn49. Een kopie van het paspoort is niet

toegestaan, en daarom worden de eigenaren van paarden verplicht om de paspoorten af te staan als zij hun paard ergens anders dan aan huis willen stallen. Om het risico te beperken wordt er nu in de Nederlandse stallingsovereenkomsten opgenomen dat de houder van het paard direct het paspoort bij controle moet kunnen aantonen. Om dit te kunnen voorzien worden er bij de stal speciale kluizen per paard gemaakt waar het paspoort in wordt bewaard. De eigenaar van het paard en de pensionhouder hebben hiervan een sleutel.

4.4 Het paard en zijn omgeving

4.4.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kan van toepassing zijn voor zowel particulieren als voor paardenhouderijen. In deze wet is geregeld dat een perceel op de juiste manier bestemd moet zijn om daar een paard te mogen houden.

Elke gemeente stelt meerdere bestemmingsplannen vast om het grondgebied van die gemeente te beschermen tegen verkeerd gebruik. In deze plannen wordt vastgesteld welke bestemmingen er worden gegeven op percelen en welke bouw en gebruiksmogelijkheden er zijn toegestaan.

Een paardenhouderij kent grote diversiteit van verschijningsvormen. Dit kan leiden tot discussie bij de uitleg van de bestemmingsplanvoorschriften50. Daarom heeft de Sectorraad

paarden (SRP) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de handreiking ‘’de

49 dehippischeondernemer.nl, zoekterm: grootscheepse controles op paardenpaspoorten. 50 Hollenberg 2014

(35)

34 Paardenhouderij in het Omgevingsrecht’’ uitgebracht. Dit biedt de gemeenten de mogelijkheid om een zorgvuldig beleid uit te voeren voor wat betreft de paardenhouderij en de particuliere paarden houder.

Een aantal van de verschijningvormen van paardenhouderijen (zie 2.2.1 van dit rapport) vallen onder de agrarische bestemming, namelijk bedrijven waar paarden worden (op)gefokt, hengstenhouderijen en bedrijven die paarden houden voor melkproductie. Bij deze verschijningsvormen van paardenhouderijen staat het voortbrengen van agrarische producten voorop. Voor de opfokbedrijven geldt echter wel dat zij de paarden ook zelf moeten fokken, om een agrarisch doeleind te behouden51.

De meeste paardenhouderijen hebben geen zuiver agrarisch karakter. Zij richten zich op training, africhting, sport, handel en pension. Vaak komen verschijningsvormen voor van paardenhouderijen waarbij de voorgenoemde activiteiten met elkaar verweven zijn. Een paardenhouderij kan bedrijfsmatig, semi-bedrijfsmatig of hobbymatig zijn. Bij bedrijfsmatig gebruik is er sprake van een paardenhouderij gericht op het genereren van bedrijfsresultaten en winst. Bij semi-bedrijfsmatige paardenhouderijen is er sprake van een bestaansrecht van een paardenhouderij die niet geheel afhankelijk is van de winst die er gedraaid wordt maar qua omvang ook niet geheel kan worden aangemerkt als hobbymatig. De restcategorie is het hobbymatig houden van paarden, dit is het voor eigen gebruik kleinschalig houden van paarden en is niet gericht op het maken van winst.

4.4.2 Milieubescherming

Naast de Wabo komt ook de vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet aan bod binnen het hippisch recht. Sommige activiteiten kunnen namelijk schadelijk zijn voor de natuur in Natura-2000 gebieden. Als een paardenhouderij deze activiteiten toch wil uitoefenen in deze gebieden, dan dienen ze hiervoor een vergunning aan te vragen.

4.4.3 Vergunningen voor paarden voorzieningen

Als de gemeente, burgemeester en wethouders een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het vestigen of het uitbreiden van een paardenhouderij, dan zullen zijn eerst onderzoeken voor welke activiteiten de aanvraag wordt ingediend en of het perceel nog ruimte heeft om vergunningsvrij te bouwen.

Door de komst van de Wabo is het mogelijk om voor een paardenhouderij een of meer vergunningen voor activiteiten tegelijk vergund te krijgen. Voor het oprichten van paardenhouderij zijn daarbij globaal gezien de volgende vergunningen relevant:

- Het aanleggen van een bouwwerk, artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het contact dat ze daardoor had met de praktijk, onder meer in het kader van de master Aansprakelijkheid en Verze- kering en de Denktank Overlijdensschade, is waardevol voor

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

king op verdedigingsrechten – in dit geval: de interne openbaarheid – is toegestaan en dat daarbij moet zijn voldaan aan ‘the basic require- ments of a fair trial’. Belangrijker

Van het inschakelen van deskundigen of het horen van getuigen moet daarom spaarzaam gebruik gemaakt worden. In een aantal gevallen zal de commissie tot niet meer dan

Universiteit van Amsterdam 2010; N.A. Rijke, Een voortdurende schoolstrijd. Identiteitsgebonden benoemingsbeleid ten aanzien van personeel op orthodox-protestantse basis- en

Het gerechtshof overwoog vervolgens in lijn met zijn eerdere arrest uit januari 2018 dat een geringe delta v op zichzelf niet in de weg staat aan het aannemen van causaal

Ten aanzien van zijn tweede benadering die sociaal recht een basis moet geven voor een Europese opleiding, namelijk het bestaan van internationale Europese standaardnor- men (hij

Interessant in dit verband is lid 3 van artikel 33 Wbp, waarin wordt bepaald dat de verantwoordelijke nadere informatie aan de betrokkene dient te verstrekken ter waarborging van