• No results found

8. R ESULTATEN ONDERZOEK

8.1 P ROFIEL RESPONDENTEN

Het onderzoek is uitgevoerd onder de jongvolwassenen in de gemeenten Werkendam en Woudrichem. De leeftijdscategorie die voor dit onderzoek is gekozen is 15 tot en met 30 jaar. In totaal hebben er 223 respondenten deelgenomen aan de enquête. Tabel 8.1 laat zien hoe de verdeling van de respondenten is onder de dorpen (bijlage 4). Tabel 8.2 laat zien hoe de verdeling is van de respondenten onder de twee gemeenten (bijlage 5). De verdeling onder de dorpen is niet evenredig. Het aantal respondenten ligt het hoogst in Almkerk en het laagst in Uppel. De dorpen zullen daarom geschaard worden onder hun eigen gemeente. De verdeling tussen de gemeente is wel vrijwel gelijk. Echter wanneer er gekeken wordt naar de populatie is het aandeel jongvolwassenen van 15 tot en met 30 jaar groter in de gemeente Werkendam.

Een aantal kernen zijn zo klein dat ze vaak samen worden gevoegd met andere kernen. Verschillende instanties geven dan ook de gegevens weer van deze samengevoegde kernen. In dit onderzoek zullen ook verschillende kernen worden samengevoegd. Op deze manier kan er een vergelijking worden gemaakt met de gegevens van onder andere CBS Statline. De kernen die samengevoegd worden zijn; Almkerk en Uppel en Waardhuizen en Uitwijk. Twee kernen die al zijn samengevoegd aan de start van dit onderzoek zijn; Woudrichem en Oudendijk. In tabel 8.1 wordt naast het totaal aantal respondenten per dorp ook het totaal aantal inwoners in 2014 aangegeven. Deze gegevens zijn afkomstig van CBS Statline (2015). De gegevens geven geen inzicht in het totaal aantal inwoners per kern in 2015. Hierbij wordt ook aangegeven hoe groot het percentage van een bepaalde leeftijdsgroep is van het totaal aantal inwoners. De leeftijdsgroepen sluiten hierbij niet aan bij de leeftijdsgroep van dit onderzoek. CBS biedt verder ook geen inzicht in kleinere leeftijdsgroepen. Maar het geeft daarentegen een globaal beeld van het percentage jongeren in de dorpen en in hoeverre dit verschilt ten opzichte van andere dorpen. Opvallend is dat de hoogte van de percentages niet ver uit elkaar ligt. Daarentegen verschilt wel het aantal inwoners per kern. Wanneer het aantal jongeren per dorp wordt vergeleken met het aantal respondenten per dorp blijkt dat de verdeling niet goed is. Met name de grote dorpen zoals Werkendam en Sleeuwijk zijn niet goed vertegenwoordigd wanneer er wordt gekeken naar de populatie. Om deze reden zal er in de meeste analyses gekeken worden naar de verschillen tussen de twee gemeenten en niet de verschillen tussen de dorpen. Omdat de gegevens per dorp niet representatief zijn voor de populatie.

TABEL 8.1: VERDELING RESPONS ONDER DORPEN

Dorp Aantal Percentage Totaal aantal

inwoners (2014)

Percentage leeftijd 15-25 jaar t.o.v. aantal inwoners

Percentage leeftijd 25 – 40 jaar, t.o.v. aantal inwoners Werkendam 21 9,4 11275 14 24 Sleeuwijk 9 4,0 5330 11 23 Hank 12 5,4 3875 11 23 Nieuwendijk 38 17,0 3460 11 25 Dussen 20 9,0 2440 11 23 Almkerk/Uppel 73 32,6 3505 12 22 Giessen 6 2,7 1500 11 24 Rijswijk 8 3,6 1715 12 22 Andel 5 2,2 2445 14 23 Waardhuizen/Uitwijk 7 3,1 635 11 22 Woudrichem 6 2,7 4620 11 25

Anders (i.v.m. studie) 18 8,1 n.v.t. n.v.t n.v.t.

TABEL 8.2: VERDELING RESPONS ONDER DE GEMEENTEN

Gemeente Aantal Percentage Aantal inwoners

leeftijd 15 – 30 jaar (2015) Woudrichem 104 46,6 2379 Werkendam 100 44,8 4612 Anders (i.v.m. studie) 19 8,5 n.v.t. Totaal 223 100,0

In het totaal is de verdeling tussen het aantal mannen en vrouwen bijna gelijk. Het percentage vrouwen is 53,8 % en percentage mannen is 46,2 % (bijlage 6). Het percentage mannen ligt iets lager. De verdeling tussen man en vrouw is ook onder de beide gemeente nagenoeg gelijk. Het aandeel vrouwen ligt de gemeente Werkendam lager met 49 %. In de gemeente Woudrichem ligt het aandeel vrouwen ten opzichte van mannen hoger met 59,6 %. Het aantal mannen en vrouwen dat heeft aangegeven in een andere gemeente te wonen (i.v.m. studie) ligt ook vrijwel gelijk. Negen vrouwen hebben aangegeven ergens anders te wonen en tien mannen hebben aangegeven ergens anders te wonen (bijlage 7). Wanneer deze gegevens worden vergeleken met de gegevens van het CBS, af te lezen in tabel 8.3, is te zien dat deze verdeling representatief is voor de populatie, omdat de percentages vrijwel gelijk aan elkaar zijn in beide gemeenten.

TABEL 8.3: VERDELING MANNEN EN VROUWEN IN DE POPULATIE (STATLINE(A), 2015)

Woudrichem Aantal Percentage Werkendam Aantal Percentage

Mannen 1232 51,8 Mannen 2398 52

Vrouwen 1147 48,2 Vrouwen 2214 48

Totaal 2379 100 Totaal 4612 100

De leeftijden zijn onderverdeeld in drie categorieën; 15 tot 20 jaar, 20 tot en met 24 jaar en 25 tot en met 30 jaar. De leeftijdscategorie 20 tot en met 24 is het sterkst vertegenwoordigd onder de respondenten (46,7 %). De gemiddelde leeftijd van 22,8 valt ook in deze groep (bijlage 8). De leeftijd 24 is met 14,8 % het hoogst. Het aantal respondenten in leeftijdscategorie van 15 tot 20 is het laagst (19,7 %) en 33,6 % valt in de leeftijdscategorie van 25 tot en met 30 jaar (bijlage 9). Voor de gemeente Werkendam is de leeftijdscategorie 15 tot 20 het minst vertegenwoordigd is. Voor de gemeente Woudrichem geldt dat de categorie 25 tot en met 30 jaar het minst vertegenwoordigd is. Voor beide gemeente is de categorie 20 tot en met 24 jaar het sterkste vertegenwoordigt, zie figuur 8.1.

Om te bepalen of de leeftijdsverdeling onder de respondenten representatief is voor de populatie is de data vergeleken met de cijfers van het CBS (2015). In tabel 8.4 is per gemeente te leeftijdsverdeling af te lezen. Voor beide gemeenten geldt dat de verdeling onder de leeftijdscategorieën vrijwel gelijk aan elkaar is. Figuur 8.1 laat zien dat de verdeling onder de respondenten niet gelijk aan elkaar is. De verdeling van de leeftijdscategorieën in beide gemeenten komt daarentegen beter overeen met de verdeling onder de respondenten (bijlage 9). Er kan daarom gesteld worden dat ondanks de verschillen de gegevens als representatief worden gezien voor de populatie.

TABEL 8.4: LEEFTIJDSVERDELING VAN DE POPULATIE (STATLINE(A), 2015) Woudrichem

Leeftijd Aantal Percentage

15 – 20 jaar 835 35

20 – 25 jaar 815 34,3

25 – 30 jaar 729 30,7

Totaal 2379 100

Werkendam

Leeftijd Aantal Percentage

15 – 20 jaar 1667 36

20 – 25 jaar 1513 33

25 – 30 jaar 1432 31

Totaal 4612 100

Beide gemeenten

Leeftijd Aantal Percentage

15 – 20 jaar 2502 36

20 – 25 jaar 2328 33

25 – 30 jaar 2161 31

Totaal 6991 100

De respondenten konden aangeven wat hun hoogst voltooide opleiding is. Respondenten die hun studie nog niet hadden afgerond konden aangeven met welke opleiding zij op het moment bezig waren. Uit de resultaten blijkt dat 16,5 % de middelbare school (of iets gelijkswaardig) of minder hebben afgerond of zullen afronden. 34,5 % heeft MBO afgerond of zal dit afronden en 35,9 % HBO. Er is onderscheid gemaakt tussen universiteit Bachelor en universiteit Master. Wanneer beide groepen samen worden gevoegd blijkt dat 12,1 dit heeft afgerond of zal gaan afronden. Slechts 0,9 % heeft aangegeven geen diploma of hoger onderwijs gehaald te hebben (bijlage 10). Tussen de gemeenten Werkendam en Woudrichem ligt nagenoeg geen verschil tussen de percentages. Het percentage universiteit (Master en Bachelor) ligt onder de respondenten die aan hebben gegeven ergens anders te wonen (in verband met studie) veel hoger dan de beide gemeenten, namelijk 42,1. Voor de gemeente Woudrichem is dit percentage 10,6 % en voor de gemeente Werkendam 8 % (bijlage 11). Dit is niet verwonderlijk aangezien de respondenten die hebben aangegeven ergens anders te wonen i.v.m. studie een studie volgen. Omdat onderwijsinstellingen zoals een universiteit of een hoge school verder gelegen zijn dan MBO opleidingen is men eerder genoodzaakt voor deze studies het ouderlijk huis tijdelijk te verlaten. Het is niet aan te tonen of deze gegevens overeenkomen met die van de populatie, omdat deze gegevens niet bekend zijn. Er kunnen enkel gegevens getoond worden van de studenten/leerlingen/deelnemers die ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling (Statline(B), 2015). Om te kijken of de opleidingsniveaus van de respondenten overeenkomen met die van de jongeren populatie is toch gebruik gemaakt van deze gegevens. Er wordt hierbij aangenomen dat deze opleidingen worden afgerond. Het aantal jongeren dat ingeschreven staat op een middelbare school is het hoogst met 1161. De reden waarom dit hoger is dan het aantal respondenten die ingeschreven staan bij een middelbare school ten opzichte van de andere respondenten kan verklaard worden door het lagere aantal respondenten in de leeftijdscategorie 15 tot 20 jaar. Opvallender is het hoge aantal jongeren dat een MBO opleiding volgt; 1139 ten opzichte van het aantal jongeren dat een HBO (721) of WO (181) opleiding volgt. Het aantal respondenten dat een MBO opleiding doet ligt lager. Het aantal respondenten met een HBO en MBO opleiding ligt hoger dan die met een WO opleiding en ondanks dat het aantal met MBO lager ligt onder de respondenten worden de gegevens als representatief beschouwd. De

respondenten zijn gevraagd hun burgerlijke staat aan te geven. 9,9 % van de respondenten hebben aangegeven getrouwd te zijn. De overige opties zijn; ongetrouwd (vrijgezel) en ongetrouwd (in een relatie). De percentages voor deze opties zijn nagenoeg even groot. 47,1 % heeft aangegeven in een relatie te zijn en 43 % heeft aangegeven vrijgezel te zijn (bijlage 12).

Daarnaast is de respondenten ook gevraagd hun arbeidsstatus en inkomen aan te geven. 67,2 % heeft aangegeven werkzaam te zijn, waarvan 37,2 % 40 uur of meer per week werkt. 3,1 % is niet werkzaam en ook niet op zoek naar werk. 23,8 gaf aan dat ze student zijn met een bijbaan en 5,8 gaf aan dat ze student zijn zonder bijbaan (bijlage 13). Het gemiddelde inkomen is onderverdeeld in een aantal categorieën. 33,2 % valt in de eerste categorie; € 0 – € 649,-, 19,7 % in de tweede; € 650,- - € 1499,-, 41,7% valt in de derde; € 1500,- - 2499,- 4,5 in de vierde; € 2500,- - € 3499,- en 0,9 in de vijfde categorie; 3500,- - € 4499,- (bijlage 14).

Binnen de doelgroep kunnen er zich verschillende woonsituaties voordoen. Er is de respondenten gevraagd aan te geven wat hun huidige woonsituatie is. Men kon hier aangeven of zij al op zich zelf wonen, en zo ja in welke samenstelling en in welk soort huis, of dat zij thuiswonend zijn. 59,2 % gaf aan thuis bij zijn of haar ouder(s) te wonen, 27,3 % gaf aan samen te wonen (waarvan 7,6 % in een huur huis en 19,7 % in een koophuis) en 7,7 % gaf aan alleen op zich zelf te wonen (waarvan 3,1 % in een koophuis en 4,5 % in een huurhuis. Opvallend is dat het aantal respondenten in een koopwoning hoger is dan het aantal dat aangegeven in een huurwoning te wonen. Wanneer dit naast de gegevens van het Woon2012 wordt gelegd komt dit niet overeen met de jongeren in midden-west Brabant. Het aandeel jongeren onder 35 ligt dat in een koopwoning woont ligt vrijwel even hoog als het aantal dat in een huurwoning woont (Statline(G), 2015). Daarnaast was het ook mogelijk om aan te geven dat men in een studentenhuis woont, 5,8 % heeft aangegeven dat zij in een studentenhuis wonen (bijlage 15).

Wanneer de achtergronden van de respondenten worden vergeleken met die van de populatie kan worden gesteld dat de data representatief is voor de populatie. De verdeling onder de dorpen is daarentegen te slecht om de verschillen tussen de dorpen aan te tonen, er zullen voornamelijk toetsen uitgevoerd worden om de verschillen tussen de gemeenten aan te tonen.