• No results found

Overzicht van kenmerken van enkele populiervariëteiten

groeiwijze

kloon geslacht ontstaan

stam kroon groei

windresistentie

Oude klonen

Serotina mannelijk vóór 1700 vrij recht in de jeugd midden-brede, spitse en vrij open kroon; op latere leeftijd een brede, vrij open kroon met sterk omhoogbuigende zijtakken

jeugd: matig later: vrij goed

vrij goed Blauwe van

Exaarde

mannelijk midden 18de

eeuw

vrij recht zoals Serotina jeugd: matig later: vrij goed

redelijk Marilandica vrouwelijk vóór 1800 bochtig brede afgerond piramidale tot ronde kroon met

soms zware zijtakken aan de windzijde.

jeugd: langzaam later: vrij goed

matig tot redelijk Regenerata vrouwelijk begin 19de eeuw vrij recht piramidevormige kroon met vele deels zware en

uitstaande rechte takken

gelijkmatige goede groei, matig kankergevoelig

matig Robusta mannelijk eind 19de eeuw recht in de jeugd smalle kroon; later een matig, brede,

ovale kroon met vrij steil opgaande takken

goed zeer goed Unal-klonen

Primo mannelijk 1960 recht vrij brede kroon zonder zware zijtakken goed

gelijk tot hoger dan Robusta

zeer goed Ghoy vrouwelijk 1960 recht vrij brede kroon met enkele zware zijtakken goed

steeds hoger dan Robusta

zeer goed Gaver mannelijk 1960 vrij recht brede, ineengedrongen kroon met enkele zware

zijtakken laag in de kroon

goed

gelijk tot licht hoger dan Robusta

matig

Ogy mannelijk 1962 recht niet zo breed met enkele zware zijtakken goed

gelijk tot licht hoger dan Robusta

gevoelig

Gibecq mannelijk 1960 matig recht vrij breed en gedrongen, met de neiging tot vormen van zware zijtakken

goed

zoals Robusta

matig Isières mannelijk 1962 zeer recht matig brede kroon goed

licht hoger dan Robusta

goed IBW-klonen

Muur mannelijk 1978 recht vrij brede kroon zonder zware zijtakken goed

steeds hoger dan Robusta

zeer goed Vesten vrouwelijk 1978 recht vrij brede kroon zonder zware zijtakken goed

steeds hoger dan Robusta

zeer goed Oudenberg vrouwelijk 1978 recht vrij brede kroon zonder zware zijtakken goed

steeds hoger dan Robusta

Fotobijlage

kruidvegetatie durmen-zeebrugge ...181 kruidvegetatie deinze-durmen...193 watervegetatie...196 oevervegetatie...197 muurvegetatie ...199 struikvegetatie...201 jaagpaden...209

ecologische verbinding bij bruggen ...210

w&z-restgronden...212 knelpunten: herbicidengebruik ...218 knelpunten: maaibeheer ... 222 knelpunten: begrazingsbeheer ...224 knelpunten: nietsdoen-beheer...227 knelpunten: laanbeplanting ... 228 knelpunten: exoten ...231 knelpunten: struwelen ...235 knelpunt: recreatie...238 vismigratieknelpunten...240 overige knelpunten...246

Kruidvegetatie Durmen-Zeebrugge

Foto 1 en 2. Veel bermen van het Afleidingskanaal van de Leie bezitten een Dolle kervel – IJle dravik bermtype waarbij de soorten IJle dravik, Grote brandnetel, Kleefkruid, Fluitenkruid, Gewone smeerwortel en Kropaar hoge bedekkingen halen. Dergelijke vegetatie duidt op voedselrijke omstandigheden en indiceert dikwijls een mate van beschaduwing.

Foto 3 en 4. Een ander veel voorkomend bermtype langs het Afleidingskanaal van de Leie is het Zevenblad - Ridderzuring bermtype. Soorten die er domineren zijn Grote brandnetel, Ridderzuring, Bijvoet en enkele productieve grassen. Dit bermtype is een degradatiestadium van allerlei andere types en duidt op zeer voedselrijke omstandigheden. Bij een natuurvriendelijk beheer zal dit type evolueren naar ecologisch waardevollere types. De bovenste foto toont de linkeroever tussen Balgeroekebrug en de N49; de onderste foto de linkeroever net stroomafwaarts Durmen.

Foto 5. Bermen met een vegetatie van het Zevenblad - Ridderzuring bermtype of het Dolle kervel – IJle dravik bermtype vertonen in het voorjaar dikwijls een bloeiaspect van Fluitenkruid. Het

bloeiaspect van dergelijke vegetaties verder in het groeiseizoen is miniem doordat productieve grassen (voornamelijk Gestreepte witbol en Kropaar) en ruigtesoorten (vooral Grote brandnetel) gaan domineren. Door het instellen van 2 maaibeurten per jaar waarbij het maaisel grondig wordt verwijderd kunnen soorten- en bloemrijkere vegetaties ontstaan. De foto toont de rechteroever tussen Balgerhoekebrug en de N49.

Foto 6 en 7. De bermen van het Afleidingskanaal van de Leie hebben plaatselijk oude en dense aanplantingen van Canadapopulier met een spontaan ontwikkelde ondergroei van struwelen. Hieronder kan een schaduwtolerante kruidvegetatie tot ontwikkeling komen met kenmerkende soorten Look-zonder-look (linkse foto), Robertskruid (rechtse foto), Schaduwgras, Geel nagelkruid en Klimop: het Geel nagelkruid – Schaduwgras bermtype. De foto’s tonen de bermvegetatie tussen Jacksen- en Molentjesbrug.

Foto 8-10. Het talud aan de landzijde van de linkeroever tussen de uitmonding van de Ede en Leestjesbrug herbergt plaatselijk het Gewoon biggenkruid - Schapenzuring bermtype. Margriet (bovenste foto), Schapenzuring (middelste foto) en Gewoon biggenkruid (onderste foto) kunnen het bloeiaspect bepalen. Dergelijke vegetatie komt typisch voor bij een zure vrij voedselarme zandige bodem. De vegetatie wordt er in stand gehouden via begrazing. Lokaal is er een mozaïek van kruidvegetatie en struweel (vooral bestaande uit Eénstijlige meidoorn en Gladde iep).

Foto 11. Op het talud van de middenberm tussen Strobrug en Leestjesbrug palend aan het

Leopoldkanaal komt een ecologisch waardevolle vegetatie voor met Gulden sleutelbloem. Om deze, in Vlaanderen vrij zeldzame, voorjaarsoort in stand te houden is een extensieve begrazing

wenselijk met relatief late inschaardata (juli) en waarbij wordt gezorgd dat de vegetatie kort de winter ingaat.

Foto 12. Een bloeiaspect van Scherpe boterbloem komt voor op de middenberm tussen Sifonbrug en Jacksenbrug onder een begrazingsbeheer. Andere soorten die er werden aangetroffen zijn: Rood zwenkgras, Duizendblad, Madeliefje, Veldzuring en Goudhaver (rodelijstsoort: achteruitgaand). Dergelijke vegetatie behoort tot het Scherpe boterbloem – Rode klaver bermtype. Door een extensief begrazingsbeheer wordt deze vegetatie behouden en kan het verder ontwikkelen.

Foto 13. De landzijde tussen Dudzelebrug en de inkokering te Zeebrugge bestaat uit opgespoten zandgronden en herbergt een vegetatie typisch voor vrij voedselarme omstandigheden met Gewoon biggenkruid (bloeiaspect op de foto), Muurpeper, Smalle weegbree, Duizendblad, Zandmuur, Rood Zwenkgras, Gewone hoornbloem en Zachte ooievaarsbek (het Muurpeper – Zandmuur bermtype).

Foto 14. Bloei van Margriet in de linkeroever aan de landzijde tussen Oostwinkel- en Veldekesbrug. Andere soorten die hier een hoge bedekking hebben omvatten Duizendblad, Rood Zwenkgras, Smalle wikke en Smalle weegbree. Deze vegetatie is kenmerkend voor het Klein streepzaad – Duizendblad bermtype.

Foto 15 en 16. De middenberm tussen Dudzelebrug en de spoorovergang te Zeebrugge bezit vooral een vegetatie duidend op voedselrijke omstandigheden met Grote brandnetel, Fluitenkruid, Gestreepte witbol en Kropaar. Zo’n 300 m stroomopwaarts de spoorovergang komt een

relictvegetatie voor van voedselarmere condities met Gewone rolklaver. Een ecologisch uitgevoerd beheer zal zorgen voor een uitbreiding van deze relictvegetatie.

Foto 17 en 18. De bermen aan de linkeroever tussen Ramskapellebrug en de spoorovergang te Zeebrugge en de landzijde net stroomafwaarts Dudzelebrug worden gedomineerd door productieve grassen (Gestreepte witbol, Kropaar, Glanshaver) en kruiden (Grote brandnetel, Akkerdistel). Momenteel wordt één maal per jaar gemaaid in september. Hier wordt voorgesteld om over te schakelen naar twee maaibeurten per jaar.

Foto 19 en 20. Tussen Leestjes- en Dudzelebrug hebben de bermen aan de landzijde van de linkeroever een grote breedte. Deze bermen zijn dikwijls begroeid met struwelen maar lokaal domineert een kruidvegetatie van voedselrijk milieu met Grote brandnetel, Kleefkruid, IJle dravik, Gestreepte witbol en Kropaar. Door de aanzienlijke breedte liggen hier belangrijke ecologische potenties. De bovenste foto toont de berm tussen Leestjes- en Jacksenbrug; de onderste foto de berm tussen de uitmonding van de Ronselarebeek en Dudzelebrug.

Foto 21 en 22. Sommige taluds zijn breed en niet te steil. Momenteel kennen de taluds geen enkele vorm van beheer. Het instellen van een begrazingsbeheer kan hier worden overwogen. Hierdoor kan een soortenrijkere vegetatie ontstaan vermits de productieve soorten sterk worden begraasd waardoor andere plantensoorten in staat zijn om te groeien. De bovenste foto toont de rechteroever tussen Balgeroekebrug en de N49; de onderste foto de rechteroever tussen de N49 en Celiebrug.

Kruidvegetatie Deinze-Durmen

Foto 23 en 24. Enkele voorbeelden van bloemrijke bermen onder een maaibeheer zijn te vinden net stroomafwaarts de spoorovergang te Landegem en op de rechteroever tussen de brug van de E40 en de spoorovergang te Landegem. De aspectbepalende bloemen zijn Peen, Knoopkruid en Rode klaver. Het aanhouden van een correct maaibeheer is noodzakelijk om deze vegetaties te behouden.

Foto 25. De rechteroever tussen Schipdonkbrug en Durmen herbergt een soortenrijke vegetatie met Peen, Gewone rolklaver, Knoopkruid en Smalle weegbree. Het voortzetten van het maaibeheer via een maai-opzuigcombinatie is hier wenselijk om deze vegetatie te behouden en verder te ontwikkelen.

Foto 26. Bermen met vrij voedselrijke condities maar waar enkele ecologisch waardevolle soorten voorkomen kunnen baat hebben bij een eerste vroege maaibeurt in mei. Maaien in juni is negatief vermits verschillende doelsoorten dan bloeien. Een tweede maaibeurt volgt in september. Deze maaidata worden aangewend voor de berm aan de linkeroever (waterzijde) tussen de

spoorovergang te Landegem en Merendreebrug. Tijdens de zomermaanden kent de berm een fraai bloeiaspect van vooral Peen, Rode klaver en Smalle weegbree.