• No results found

4.3 Ecotopen

4.3.1 Graslanden

Graslanden vormen in Vlaanderen belangrijke biotopen voor planten. Zo’n 130 soorten vaatplanten die typisch voorkomen in graslanden staan immers op de Rode Lijst, een groter aantal dan in elk ander biotoop (Dumortier et al., 2003). Tevens hebben een aantal

broedvogelsoorten een hoofdverspreiding in graslanden (bv. Graspieper, Zomertaling en Roodborsttapuit; Vermeersch et al., 2004). De poldergraslanden in de Oostkust hebben bovendien een internationaal belang als overwinteringsgebied voor diverse vogelsoorten (Kuijken et al., 2005).

4.3.1.1 Indeling via BWK-codes en juridische overwegingen

De graslanden kunnen worden ingedeeld volgens een combinatie van ecologische (BWK-karteringseenheden) en juridische overwegingen (Van Landuyt et al., 1999). Tabel 30 geeft de indeling samen met enkele aangetroffen BWK-codes. Halfnatuurlijke graslanden, soortenrijke graslanden met halfnatuurlijke relicten en een deel van de cultuurgraslanden met verspreid biologische waarde behoren tot de historisch permanent graslanden (zoals gedefinieerd in bijlage 4 van het eerste uitvoeringsbesluit van het natuurdecreet goedgekeurd op 23 juli 1998). Halfnatuurlijke graslanden werden slechts heel zelden aangetroffen in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie. Het grootste complex werd gekarteerd in de vallei van de Zeverenbeek waar vooral vochtig, licht bemest grasland voorkomt (BWK-code: hc). Tevens werden enkele bermen langs de Ringlaan te Eeklo en langs de N49 t.h.v. de kruising met het Afleidingskanaal aangeduid met mesofiel grasland (BWK-code: hu).

Soortenrijke graslanden met halfnatuurlijke relicten zijn verspreid aanwezig in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie vanaf Moerkerke tot de inkokering te Zeebrugge. Dergelijke graslanden werden zelden aangetroffen tussen Deinze en Moerkerke. Enkel in de vallei van de Zeverenbeek werden vrij omvangrijke complexen teruggevonden.

Graslanden met verspreid biologische waarden conform de definitie historisch permanent grasland zijn verspreid aanwezig in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie vanaf Moerkerke tot de inkokering te Zeebrugge. Deze graslanden komen zelden voor tussen Deinze en Moerkerke, met uitzondering van de vallei van de Oude Kale.

Graslanden met verspreid biologische waarden niet conform de definitie historisch permanent grasland komen vrij veel voor langs het Afleidingskanaal van de Leie. De grootste concentratie van dergelijke graslanden zijn terug te vinden op het grondgebied van Nevele en Damme. Intensieve graslanden komen veel voor in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie. De grootste concentraties aan dergelijke graslanden liggen op het grondgebied van Zomergem, Eeklo en Maldegem.

Tabel 30. Overzicht van de verschillende types grasland in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie met de vermelding van de verschillende BWK-karteringseenheden die er werden teruggevonden.

intensief cultuur- grasland

grasland met verspreid biologische waarde niet conform definitie

historisch permanent grasland

grasland met verspreid biologische waarde conform definitie historisch permanent grasland soortenrijk grasland met halfnatuurlijke relicten halfnatuurlijk grasland hp hpr- hpr hp* hc hx hp+kb hpr+hc hp*+hc hu hp+kh hpr+kb hp*+kb hj hp+hj hpr+da hp*+kh ha hp+hr hpr+k(da) hp*+k(da) hf hp+k(da) hpr+k(hf) hp*+k(mr) hp+k(hc) hpr+mr hp*+mr hp+k(hf) hpr+k(mr) hpr+da hp+k(mr) hp + mc hpr* hp + hp* hp + mr hpr*+da hp + ha hpr*+k(da) hp + hr hpr*+kb hpr*+kh hpr*+mr hpr*+k(mr) Legende:

da = zilte elementen (samen met hp(r)) hu = mesofiel hooiland

ha = Struisgrasvegetatie hx = zeer soortenarme, ingezaaide graslanden hc = vochtig, licht bemest grasland mr = Rietland

hj = grasland gedomineerd door russen kb = Bomenrij hf = Moerasspirearuigte kh = Houtkant

hp = soortenarm permanent cultuurgrasland k(da) = perceelsranden met zilte elementen hp* = soortenrijk permanent cultuurgrasland met

relicten van halfnatuurlijke graslanden

k(hf) = perceelsranden met elementen van moerasspirearuigte

hpr = grasland met veel sloten en/of microreliëf k(hj) = perceelsranden met veel russen hpr* = grasland met veel sloten en/of microreliëf en

met relicten van halfnatuurlijke graslanden

k(hr) = verruigde perceelsranden

hpr- = grasland met weinig sloten en/of microreliëf k(hu) = perceelsranden met elementen van mesofiel hooiland

hpr+da = zilt grasland k(mr) = perceelsranden met elementen van rietland hr = verruigd grasland

4.3.1.2 Indeling via natuurtypen

De graslanden in Vlaanderen werden min of meer syntaxonomisch benaderd bij de studie voor het opstellen van de natuurtypen grasland (Zwaenepoel et al., 2002). Deze indeling kan slechts gedeeltelijk worden gekoppeld met de BWK-codering.

Graslandtypes of relicten ervan die voorkomen in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie zijn kamgraslanden, dotterbloemgraslanden, zilte graslanden, struisgras-graslanden, glanshavergraslanden en zilverschoongraslanden. Enkele typische plantensoorten voor de verschillende graslandtypes zijn weergegeven in tabel 31.

Dotterbloemgraslanden vereisen een mineraalrijke bodem. De textuur kan venig, kleiig, zandig, zandlemig of lemig zijn. Deze graslanden zijn in de winter vaak overstroomd, maar in de zomer is een zekere doorluchting van de bodem nodig. Kwel treedt al dan niet op. Voor het

voortbestaan van deze graslanden is een hooilandbeheer dikwijls een voorwaarde. In

toenemende mate wordt dit gecombineerd met nabegrazing. Dit heeft over het algemeen een toename van soorten tot gevolg (soorten uit kamgraslanden). Dotterbloemgraslanden evolueren naar een moerasspirearuigte bij het achterwege blijven van enig natuurtechnisch beheer

(Zwaenepoel et al., 2002; Schaminée et al., 1996). De BWK-code ‘hc’ kan wijzen op een

dotterbloemgrasland. In de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie werd ‘hc’ gekarteerd in de vallei van de Zeverenbeek, in de vallei van de Oude Kale en in de graslanden t.h.v. toponiem Bonem (Damme).

Zilverschoongraslanden komen voor op plaatsen die langdurig nat zijn, vaak gekoppeld aan sterke schommelingen in de waterstand. De meeste standplaatsen worden begraasd en betreden. De bodems zijn relatief voedselrijk, variërend van zand tot zware klei. De vegetatie neemt zelden grote aaneengesloten oppervlaktes in, maar vormt dikwijls een overgangspositie tussen een drogere en een nattere standplaats. De instandhouding gebeurt door

overstromingen en door begrazing (Zwaenepoel et al., 2002). Deze graslanden kunnen niet worden teruggevonden via een BWK-codering. In de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie zijn in verschillende laaggelegen delen van graslanden te Moerkerke, Damme en Heist zilverschoonvegetaties beschreven (Cosyns et al., 1999; Cosyns, 1996).

Voor zilte graslanden zijn zilte en brakke condities weliswaar kenmerkend, maar het zoutgehalte kan sterk fluctueren. Ook het vochtgehalte verschilt sterk in deze graslanden. In Vlaanderen nemen deze graslanden een uiterst geringe oppervlakte in. Een grootteorde van één tot

hoogstens enkele hectaren wordt vermeld door Zwaenepoel et al. (2002). Dergelijke graslanden worden in de BWK meestal aangeduid als ‘hpr* + da’. Deze BWK-code werd rond het

Afleidingskanaal van de Leie teruggevonden in de Kleiputten van Heist, in de graslanden langs de Zijdelingsevaart en in de graslanden t.h.v. toponiem Bonem (Damme). Cosyns et al. (1999) vonden zilte elementen in de graslanden palend aan het Leopoldkanaal te Ramskapelle

(graslanden Palingpot).

Grote vossenstaartgraslanden komen hoofdzakelijk voor bij zwaardere bodems: klei, leem en zandleem. Graslanden met dit vegetatietype zijn gedurende weken tot maanden in het

winterhalfjaar overstroomd. De inundatie is veelal geen directe overstroming door het beek- of rivierwater, maar door grondwater dat in de winter boven het maaiveld stijgt (Schaminée et al., 1996; Zwaenepoel et al., 2002). In de zomer kennen de standplaatsen een sterke uitdroging. Deze graslanden worden in stand gehouden door te maaien. Deze graslanden kunnen niet worden teruggevonden via een BWK-codering. Dergelijke graslanden zijn in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie gekend in de vallei van de Oude Kale (Van Kerckvoorde et al., 2005; Haskoning, 2003).

Kamgrasland kan voorkomen op een groot aantal verschillende bodemsoorten, maar op de lichtste bodems (zand, veen, zandleem) is hun voorkomen vaak gebonden aan een lichte vorm van bemesting, terwijl ze op zwaardere gronden (klei, leem) ook zonder bemesting kunnen ontstaan en gedijen. De meeste typische soorten voor kamgraslanden zijn

grondwateronafhankelijk. Dit graslandtype wordt in stand gehouden door begrazing (Zwaenepoel et al., 2002). Door omschakeling naar een intensief landbouwgebruik is

kamgrasland sterk in oppervlakte afgenomen. Uitzondering hierop vormen de polders, waar het nog steeds aanzienlijke oppervlakten inneemt. Voorheen kwam het ook in belangrijke

oppervlakten in andere streken voor, terwijl het daar nu veelal herleid is tot kleine hoekjes marginaal grasland (hobbyweitjes) en perceelsranden (Zwaenepoel et al., 2002). Deze

graslanden kunnen niet worden teruggevonden via een BWK-codering. In het poldergebied rond het Afleidingskanaal van de Leie te Moerkerke, Damme en Heist behoren verschillende

graslanden tot kamgraslanden (Cosyns et al., 1999; Cosyns, 1996, Van Kerckvoorde & Decleer, 2009).

Glanshavergraslanden komen voor op matig voedselrijke, droge tot vochtige bodems. De vegetatie van glanshavergraslanden is niet grondwaterafhankelijk. Het in stand houden van deze vegetaties gebeurt door een maaibeheer (Zwaenepoel et al., 2002). Deze graslanden worden door de BWK aangeduid door ‘hu’. In de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie is ‘hu’ gekarteerd voor de wegbermen van de N49 en als tweede karteringseenheid aangegeven voor de bermen van het Afleidingskanaal van de Leie, Leopoldkanaal, kanaal Gent-Brugge en de Damse Vaart.

Struisgras-graslanden zijn graslandtypes van droge, voedselarme, zure tot neutrale bodem. Struisgras-graslanden worden in stand gehouden door begrazing (Zwaenepoel et al., 2002). De BWK-code ‘ha’ kan wijzen op dergelijke grasland. ‘ha’ of relicten ervan werden zeer zelden aangetroffen in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie: t.h.v. toponiem Raverschoot (Eeklo) en langs een voormalige spoorweg te Adegem.

Tabel 31. Enkele graslandtypes met hun kenmerkende soorten.

De letters in superscript duiden op de rodelijstcategorie (volgens Van Landuyt et al., 2006a): a=achteruitgaand; z=zeldzaam.

dotterbloemgrasland zilverschoongrasland zilt grasland grote

vossenstaart-grasland

Pinksterbloem Zilverschoon Stomp kweldergras Grote vossenstaart Echte koekoeksbloem Grote weegbree Gewoon kweldergras z Rietgras

Dotterbloem Krulzuring Zulte Liesgras Egelboterbloem Fioriengras Zilte schijnspurrie Oeverzegge Moerasrolklaver Geknikte vossenstaart Zilte rus

Moerasrwalstro Valse voszegge Dunstaart z

Brede orchis Ruige zegge Aardbeiklaver Rietorchis Platte rus Schorrezoutgras z

Scherpe zegge Zompvergeet-mij-nietje Melkkruid Tweerijige zegge Zeegroene rus Zeekraal Moerasvergeet-

me-nietje

kamgrasland glanshavergrasland struisgras-grasland

Kamgras a Peen Gewoon struisgras Veldgerst Margriet Gewone rolklaver Gewoon timoteegras Gewone rolklaver Sint-Janskruid

Madeliefje Knoopkruid Schapenzuring Scherpe boterbloem Gewone glanshaver Zandblauwtje

Witte klaver Glad walstro Hazenpootje Gewone brunel Gele morgenster Gewoon reukgras

Gewoon duizendblad Goudhaver a Muizenoor a

Gewone reigersbek