• No results found

Een overzicht van de voor en nadelen

In deze paragraaf worden de deelconclusies geïntegreerd en samengevoegd tot een algemenen conclusie welke het antwoord moet bieden op de hoofdvraag: “Welke voor- en nadelen heeft het concept ‘flexibel vrijwilligerswerk’ voor de maatschappelijke instellingen die werken met vrijwilligers?”.

De vraag naar vrijwilligers is hoog. Dit is voornamelijk het geval sinds de overheid een meer ondersteunende houding aan heeft genomen en vrijwilligerswerk probeert te bevorderen. Maatschappelijke instellingen proberen vrijwilligers aan te trekken door te werken met flexibel vrijwilligerswerk. Het flexibele karakter zorgt voor veel onzekerheid, waardoor instellingen zich kwetsbaar voelen. Zij willen de doelgroep beschermen tegen de vrijwilligers, en andersom de vrijwilligers behoeden voor negatieve ervaringen met de doelgroep. Onzekerheid kan worden weggenomen door verwachtingen op elkaar af te stemmen. Risico’s worden vermeden door flexibele vrijwilligers nooit zelfstandig te laten werken. Dit vereist van de maatschappelijke instellingen veel organisatiekosten. Deze kosten kunnen echter wel gereduceerd worden door een band van vertrouwen op te bouwen met een bemiddelende partij, en doordat medewerkers moeten leren om los te laten en minder sturend aanwezig te zijn. Dit blijkt echter lastig en blijft hoe dan ook een nadeel. Het nadeel weegt echter niet op tegen de voordelen die flexibele vrijwilligers opleveren: Niet alleen hebben de maatschappelijke instellingen baat bij de extra ondersteuning, de flexibele vrijwilligers zorgen ook voor vernieuwing en verrijking binnen de instelling. De interactie tussen verschillende vrijwilligers en doelgroep bereikt een hoger doel, doordat er verschillende kwaliteiten van mensen bij elkaar worden gebracht zodat men van elkaar kan leren. Op deze manier vormt vrijwilligerswerk niet alleen binnen de specifieke maatschappelijke instelling een meerwaarde, maar ook binnen de gehele samenleving.

47

8. Discussie

In de vorige paragraaf is er een conclusie gepresenteerd met betrekking tot de gevonden resultaten uit het onderzoek. Dankzij de respondenten is het mogelijk geweest om de voor- en nadelen van flexibel vrijwilligerswerk beter te begrijpen. Bovendien heeft het onderzoek nieuwe concepten aan het licht gebracht, zoals uit de vorige paragraaf is gebleken. Het onderzoek vormt een goede basis voor vervolg onderzoek. Als er daadwerkelijk een ontwikkeling plaats vind in de samenleving waarin vrijwilligerswerk een (grote) rol gaat spelen (Gemeente Amsterdam, 2012), is het belangrijk om het concept te onderzoeken en het gebruik van vrijwilligerswerk eventueel aan te passen, zodat de steun van vrijwilligers optimaal benut kan worden. In deze paragraaf wordt daarom kritisch gekeken naar de kwaliteit van het onderzoek, waarbij er enkele kanttekeningen worden geplaatst. Wellicht kunnen deze kanttekeningen worden meegenomen in vervolgen onderzoek naar het onderwerp.

Eén van de valkuilen die zich voordoen bij kwalitatief onderzoek en het gebruik van ongestructureerde diepte interviews heeft te maken met de rol die de onderzoeker speelt in het

onderzoeksproces. Het is de rol van de onderzoeker om gedurende het interview een objectieve houding aan te nemen. Elk individu bekijkt de wereld vanuit een eigen, subjectief kader. Dit kader wordt gevormd door herinneringen, eerdere ervaringen en andere vormen van kennis die het individu heeft opgedaan. Het kader wordt onbewust door mensen gebruikt om de wereld om hen heen te interpreteren (Markus, 1977, aangehaald in Harris, 1994). Dit levert voor kwalitatief onderzoek enkele problemen mee. Het is immers de taak van de onderzoeker om de respondenten te begrijpen. Dit kan alleen gedaan worden als de

onderzoeker op een objectieve manier kijkt naar de informatie die de respondent hem geeft. DiCicco- Bloom en Crabtree (2006, p. 318) beschrijven op welke manier dit problemen voor het onderzoek kan opleveren:

“Because people often speak in run-on sentences, transcribers are forced to make judgement calls. The insertion of a period or a comma can change the meaning of an entire sentence.”

Ondanks het feit dat de onderzoeker zich bewust is geweest van het bovenstaande probleem, is er getracht om het interview zo objectief mogelijk af te nemen en de resultaten zo objectief mogelijk te interpreteren. Desondanks bestaat er een kans dat resultaten subjectief zijn geïnterpreteerd. Hier moet rekening mee gehouden worden bij het lezen van de conclusie.

De tweede kanttekening heeft betrekking op het aantal respondenten dat is geïnterviewd voor het onderzoek. Dit aantal is gebaseerd op verzadiging van data, zoals Bryman (2008) in zijn boek beschrijft: De dataverzameling wordt gestaakt op het moment dat extra interviews geen nieuwe informatie / inzichten meer bieden. Volgens Francis, Johnston, Robertson, Glidewell, Entwistle, Eccles en Grimshaw (2010) is het echter lastig om dit moment te bepalen. Het kan immers zo zijn dat het achtste en negende interview geen interessante bevinden meer opleveren, maar dat het 38ste interview daarentegen van uitermate groot belang is voor de resultaten van het onderzoek. In het onderzoek uit dit verslag is er echter voldoende interessante data verzameld voor het beantwoorden van de hoofdvraag, zodat er een goede basis gelegd kan

48

worden. Bovendien is het niet realistisch geweest om een grotere hoeveelheid aan data te verzamelen. Desondanks moet er opgemerkt worden dat het onderzoek beperkt is in de data, en dat een onderzoek met meer respondenten wellicht een andere, uitgebreidere conclusie zou hebben opgeleverd.

Wat betreft de resultaten van het onderzoek, heeft dit een aantal interessante bevindingen

opgeleverd. Uit het onderzoek is gebleken dat vrijwilligers verschillende soorten motivatie kunnen hebben en dat er over het algemeen een verschil is te zien tussen de motivatie van structurele- en van flexibele vrijwilligers. De respondenten hebben echter geen verschil opgemerkt in productiviteit van vrijwilligers, als gevolg van een verschillende motivatie. Dit komt niet overeen met het idee van Drucker (2002, aangehaald in Connell & Burgess, 2002), Isen (2001) en Aspinwall (1998, aangehaald in Isen & Reeve, 2005), welke stellen dat prestaties afhankelijk zijn van de manier waarop vrijwilligers gemotiveerd worden. Wellicht is het voor vervolgonderzoek interessant om deze kwestie nog verder te onderzoeken, aangezien er aan de hand van de literatuur verwacht wordt dat motivatie wel een rol speelt in prestaties van vrijwilligers. Deze informatie kan belangrijk zijn voor vrijwilligerscoördinatoren en vrijwilligersorganisaties, zodat zij weten hoe zij vrijwilligers kunnen motiveren en hiermee hun prestaties kunnen bevorderen.

Een andere interessante bevinding, is dat structurele vrijwilligers binnen instellingen vaak worden ingezet om de flexibele vrijwilligers aan te sturen en te coördineren. Volgens Brudney (2000) blijkt deze manier erg effectief te zijn in het managen van vrijwilligers binnen een organisatie. Het zorgt er voor dat de taken van vrijwilligerscoördinatoren uit handen worden genomen. Hiermee wordt, volgens het onderzoek, één van de meest grote nadelen van flexibel vrijwilligerswerk weggenomen. Daarom lijkt het zeker de moeite waard om hier meer aandacht aan te besteden. Vanuit de organisatiewetenschappen kan er bijvoorbeeld gekeken worden naar manieren waarop vrijwilligerswerk efficiënter georganiseerd kan worden. Hieruit kunnen aanbevelingen voor organisaties ontstaan waardoor flexibel vrijwilligers beter georganiseerd kan worden, en de instellingen beter gebruik kunnen maken van de extra ondersteuning die zij krijgen. Op deze manier kan er een oplossing worden geboden voor het vrijwilligerstekort bij veel maatschappelijke instellingen.

Daarnaast lijkt het van belang om te onderzoeken hoe de coördinerende vrijwilligers de

verantwoordelijk voor andere vrijwilligers ervaren, en of welke voor- of nadelen deze taak voor hen heeft. Het zou immers zonde zijn als vrijwilligers worden afgeschrikt door de grote mate van

verantwoordelijkheid. Aan de andere kant is het wellicht zo dat vrijwilligers worden aangetrokken door de grote mate van verantwoordelijkheid. Het zou een manier kunnen zijn voor vrijwilligers om zich

persoonlijk te ontwikkelen of om (werk)ervaring op te doen. De zojuist genoemde voor- en nadelen zijn echter speculaties en zijn gebaseerd op subjectieve verwachtingen. Of de verwachtingen juist zijn, zullen uit vervolgonderzoek moeten blijken.

Het onderzoek dat in dit verslag is beschreven heeft nog andere interessante kwesties onder de aandacht gebracht (zoals het doel dat vrijwilligerswerk bereikt met betrekking tot de samenleving, het belang van interactie tussen doelgroep en vrijwilliger, het reduceren van organisatiekosten van medewerkers door “los te laten”), welke interessant zijn om nader te onderzoeken. Er kan dus geconcludeerd worden dat er op het gebied van flexibel vrijwilligers nog veel mogelijkheden voor

49

onderzoek liggen. Als het daardoor lukt om flexibel vrijwilligerswerk en het gebruik hiervan te verbeteren, kan dit grote voordelen opleveren voor maatschappelijke instellingen en de samenleving in het algemeen.

50

9. Aanbevelingen voor maatschappelijke instellingen, vrijwilligers en