• No results found

Kwaliteiten van flexibele vrijwilligers

Flexibele vrijwilligers hebben een “meerwaarde”, zoals meerdere malen in de interviews wordt genoemd. Wanneer gevraagd wordt naar de manier waarop meerwaarde door de flexibele vrijwilligers gecreëerd wordt, duiken er verschillende antwoorden op welke kunnen worden gecategoriseerd als kwaliteiten die flexibele vrijwilligers hebben. Maar liefst acht van de tien respondenten noemen een aantal kwaliteiten die flexibele vrijwilligers meebrengen, die de maatschappelijke instelling ten goede komen. Voorop staat wel dat elke vrijwilliger anders is en zijn eigen soort kwaliteiten mee brengt. Desondanks worden door de maatschappelijke instellingen een aantal specifieke kwaliteiten toegekend aan de vrijwilligers. De volgende kwaliteiten worden onder andere genoemd: “fris en fruitig”, “open minded”, “komen met nieuwe ideeën”, en “hebben een nieuwe inbreng”.

Wanneer de maatschappelijke instellingen het hebben over “fris en fruitig” kunnen meerdere dingen bedoeld worden. Aan de ene kant kan het verwijzen naar het feit dat veel flexibele vrijwilligers jong zijn, en/of veel energie hebben. De flexibele vrijwilligers zijn meestal de vrijwilligers die zich niet structureel kunnen committeren aan een bepaalde vrijwilligersactiviteit, doordat zij zelf een druk leven hebben. Het gaat, volgens een aantal van de respondenten, vaak om een totaal andere groep mensen dan de vrijwilligers die structureel werk doen bij de instellingen. Deze structurele vrijwilligers zijn gemiddeld ouder, of doen vrijwilligerswerk vanwege een externe druk/motivatie (dit zal in de volgende paragraaf nog even kort toegelicht worden). Vergeleken met deze laatste groep, worden de flexibele vrijwilligers ervaren als “fris en fruitig”.

32

De flexibele vrijwilligers worden ook veelal ervaren als erg “open minded”. Het zijn mensen die “veel meer in het leven staan” en hierdoor meer mogelijkheden zien. Deze eigenschap kan wellicht deels worden verklaard door het feit dat de gemiddelde flexibele vrijwilliger jonger is dan de gemiddelde structurele vrijwilliger (zoals dit door respondenten wordt ervaren), en kan door de maatschappelijke instellingen wellicht ook worden geassocieerd met “fris en fruitig” zijn.

De kwaliteit “open minded” heeft veel te maken met de laatste twee kwaliteiten die zojuist genoemd werden. De vrijwilligers komen vaak met “nieuwe ideeën” en een “nieuwe inbreng” voor de organisatie of voor specifieke activiteiten. Deze vernieuwing kan zowel voor- als nadelen hebben voor een organisatie, zoals blijkt uit het volgende citaat:

“Het is ook fijn omdat ze dingen zien, die wij al lang niet meer zien. Ehm.. En aan de andere kant. Soms wil je dat helemaal niet. Soms hoef je helemaal niet.. Hoef je geen feedback. Dan weet je al wel, bijvoorbeeld bij jongerenwerk, dan weet je al wel dat dit een.. pittige doelgroep is.” (citaat van Anne)

De vernieuwing die flexibele vrijwilligers meenemen hebben echt niet alleen een bepaalde invloed op de organisatie op zich. De vernieuwing kan ook bepaalde gevolgen hebben voor de specifieke doelgroep waarmee vrijwilligers tijdens het vrijwilligerswerk in contact komen:

“Mensen komen met eigen ideeën ook dat ik denk van “Oh ja, nou dat is eigenlijk ook wel leuk, misschien moeten we dit maar doen.” … (…) … Voor de bewoners is het ook weer dubbel. Aan de ene kant is het voor bewoners fijn als het vertrouwd is, vertrouwde mensen, maar dan krijg je ook heel snel weer zo’n hospitalisatiegedrag, dat iedereen doet wat ‘ie doet, als dat iedere week.. Terwijl als er nieuwe komen.. Dat zie ik ook bij maatschappelijke stagiaires. Dan komen er jongens en meisjes en die pakken het ineens heel anders ‘an, dan worden bewoners ook heel van “Oh”. Dat gaat anders dan anders, dus dat is.. Voor de bewoners alleen maar positief, want die krijgen weer nieuwe prikkels. Dus het is.. Ik vind het dubbel..” (citaat van Jutta).

Bovenstaande respondent geeft aan dat vernieuwing werkelijk een meerwaarde kan opleveren voor de doelgroep waarmee de instelling werkt. Hier zal later nog dieper op worden ingegaan.

6.8 Motivatie

Motivatie blijkt volgens sommige instellingen (zes van de tien respondenten) een rol te spelen in de manier waarop een bepaalde taak wordt uitgevoerd. Motivatie kwam voornamelijk ter sprake bij instellingen die ook samen werken met mensen die extern ‘gedwongen’ vrijwilligerswerk bij de instelling doen. Het gaat hierbij voornamelijk om vrijwilligers die werk moeten verrichten wegens behoud van een uitkering. De respondenten zagen bij deze vrijwilligers een andere vorm van motivatie, dan bij de flexibele vrijwilligers. Het verschil tussen deze vormen van motivatie zit hem voornamelijk in het feit dat de eerste groep vrijwilligers niet uit vrije wil kiezen voor het vrijwilligerswerk, terwijl dit bij de flexibele vrijwilligers wel het geval is. Bij sommige structurele vrijwilligers is er dus sprake van externe motivatie, terwijl de

33

motivatie bij de flexibele vrijwilligers zoals deze beschreven wordt door de respondenten als interne motivatie kan worden beschouwd (Amabile, 1993).

Binnen de groep structurele vrijwilligers is er ook een grote groep mensen die het werk uitvoeren wegens interne motivatie. Ondanks dat deze vorm van motivatie gelijk is aan de motivatie die bij flexibele vrijwilligers wordt gezien, kunnen tussen deze twee soorten vrijwilligers met een interne motivatie alsnog verschillen worden ervaren. Wanneer dit verschil wordt uitgelegd, wordt er door respondenten echter niet zozeer gesproken van motivatie, maar meer over het “doel” dat vrijwilligers met de activiteit willen bereiken. Over het verschil tussen structurele- en flexibele vrijwilligers wordt door een respondent gezegd:

“Voor de structurele vrijwilligers is het ook hun uitje. Dus wij geven hen hun plezier. En bij flexibele vrijwilligers komen ze echt ten goede van de cliënten hier. Want ze hebben al genoeg in hun leven waar zij plezier uit halen… (…) … Het is een ander inzicht. Ze doen het met een ander doel.” (citaat van Kim).

De respondent van het bovenstaand citaat merkt dus op dat het doel van de flexibele vrijwilligers meer gericht is op het helpen van de doelgroep, terwijl de structurele vrijwilligers komen omdat zij ook zichzelf een plezier willen doen met het vrijwilligerswerk. Een andere respondent merkt ook de verschillen in motivatie op:

“Wat ze komen halen kan heel erg verschillen. Want je wil als vrijwilliger.. Je komt altijd iets halen. Je komt iets brengen. Maar je komt ook iets halen, want het moet ook iets voor jezelf opleveren. Vind ik ook helemaal geen probleem, is ook de bedoeling, want het is een ruil die je doet. Maar er zijn ook begeleiders die.. niet zozeer voor de doelgroep komen, maar eigenlijk alleen voor henzelf komen. Je merkt het in de aandacht die ze geven ook. Hoe oprecht is die? En hoe gericht is die, op het kind en niet zozeer om je eigen verhaal kwijt te kunnen.” (citaat van Meriam)

Bovenstaande respondent maakt geen onderscheid in motivatie tussen structurele- en flexibele vrijwilligers, en dit wordt door meerdere respondenten gedeeld.

Motivatie blijkt tussen vrijwilligers erg uiteenlopend te kunnen zijn. De respondenten blijken echter een voorkeur te geven voor motivatie. Bovendien kunnen zij niet noemen welke gevolgen er verbonden zijn aan een elke vorm van motivatie. Er is één respondent die iets noemt met betrekking tot het gevolg van motivatie:

“Wij proberen wel iemand hier in zijn kracht te zetten, zeg maar. Want dat helpt bij de motivatie van de vrijwilliger om hier te zijn, als je kunt doen waar je goed in bent of wat jij leuk vind. Dat eh.. Dat is natuurlijk wel stimulerend voor een vrijwilliger.” (citaat van Ellie)

Het blijft onduidelijk wat precies het effect is van verschillende vormen van motivatie op het werk dat de vrijwilligers verrichten. Wat wel uit bovenstaande citaat blijkt, is dat de respondent de vrijwilligers

34

gemotiveerd probeert te houden door hen in te zetten op dat waar de kracht van de vrijwilliger ligt. Uit de data blijkt dat vrijwel elke maatschappelijke instelling op deze manier werkt om vrijwilligers gemotiveerd te houden. De reden hiervoor blijkt echter niets te maken te hebben met de kwaliteit in taakuitvoering die de vrijwilligers ten gevolge van motivatie hebben (er is immers geen verband gevonden tussen deze twee factoren). Maatschappelijke instellingen proberen vrijwilligers onder andere gemotiveerd te houden, omdat hierdoor de kans groter wordt dat een vrijwilliger terugkeert bij de instelling. Uiteraard zijn de respondenten altijd blij wanneer een vrijwilliger nog eens terug komt bij de instelling om vrijwilligerswerk te doen. Zij vinden het daarom de moeite waard om het de vrijwilliger naar de zin te maken. Daarnaast zijn er ook nog andere redenen waarom de respondenten de vrijwilligers tevreden willen houden, waarvan ook veel redenen niet gebaseerd zijn op gevolgen van motivatie die de organisatie of de respondent ten goede komen.

6.9 Doelgroep

Zoals zojuist is beschreven, kunnen de flexibele vrijwilligers een bepaalde meerwaarde creëren voor de maatschappelijke instellingen. De kwaliteiten van flexibele vrijwilligers kunnen echter ook nog op een andere manier een meerwaarde bieden, namelijk voor de mensen waar de activiteit uiteindelijk op gebaseerd is: de specifieke doelgroep.

Elke respondent is gebonden aan één of meerdere instellingen met een specifieke doelgroep, waaronder verstandelijk/beperkte cliënten, kinderen uit een achterstandsbuurt, ouderen, of vrouwelijke migranten. Uit elk interview blijkt dat de respondenten in het vrijwilligerswerk voornamelijk zoeken naar de meerwaarde die de flexibele vrijwilligers kunnen bieden aan de respondenten. Deze meerwaarde blijkt per doelgroep zeer verschillend. Ondanks dat de respondenten bij het benaderen van de meerwaarde voornamelijk de zelfde soort voor- en nadelen tegen elkaar afwegen, blijken deze voor- en nadelen per respondent verschillend te zijn van gewicht. Bij sommige doelgroepen blijkt het bijvoorbeeld een groot nadeel te zijn dat de doelgroep zich niet kan binden aan één vaste (zoals een structurele) vrijwilliger:

“De demente bejaarden die hebben vaak toch een vast gezicht nodig, want die zijn vaak toch wel heel erg in de war.. Als er dan op een gegeven moment iemand komt en die zegt “Hé, kom ga mee”. Dan is dat.. dan is dat voor hun toch lastig, want ze kennen je niet en ze moeten al zo vaak met vreemde mensen mee, want ze herkennen al zoveel mensen niet.” (citaat van Laurie)

In bovenstaande geval wordt er, ten gevolge van de aandoening die de doelgroep heeft, grote waarde gehecht aan een bekend gezicht. De structurele vrijwilliger past duidelijk beter bij deze doelgroep dan de flexibele vrijwilliger, welke in principe elke keer een ander gezicht kan hebben. Doordat er een kans bestaat dat de doelgroep van streek raakt op het moment dat er “vreemde mensen” over de vloer komen, wordt dit nadeel met betrekking tot flexibel vrijwilligerswerk zwaarder gewogen dan bij een andere doelgroep het geval kan zijn. De meerwaarde die de vrijwilliger heeft voor de specifieke doelgroep, speelt dus een grote rol in het afwegen van de voor- en nadelen. Dit verschil is duidelijk te zien wanneer

35

bovenstaand citaat wordt vergeleken met de volgende situatie, waarbij de doelgroep verstandelijk beperkten betreft:

“Flexibel vrijwilligerswerk kan met onze doelgroep, omdat die ook helemaal totaal geen band aan gaan met wat voor een vrijwilliger dan ook. Dus het is niet zo dat je hun daar te kort mee doet, en het is dus.. Het komt wel echt veel beter uit.” (citaat van Kim).

De doelgroep speelt dus een belangrijke rol in het afwegen van de voor- en nadelen. Daarnaast heeft het onderzoek nog een ander interessante kwestie aan het licht gebracht: De flexibele vrijwilligers kunnen voor de doelgroep specifiek een bepaalde meerwaarde creëren, welke niet kan worden bereikt met behulp van structurele vrijwilligers. Om deze meerwaarde te begrijpen, moet iets belangrijks begrepen worden: Bij niet alle vrijwilligersactiviteiten gaat het er om dat er een bepaald ‘project’, een bepaalde ‘klus’ of ‘activiteit’ wordt gedaan. Vaak is het zo, dat een activiteit een middel is om een soort hoger doel te bereiken.

“We hebben meerdere doelen, waaraan gewerkt wordt.”

Hoewel het niet altijd concreet genoemd wordt, blijkt dat bovenstaande uitspraak van toepassing is bij meerdere instellingen waarbij er contact is tussen flexibele vrijwilligers en de doelgroep. Los van het feit dat de flexibele vrijwilligers een aantal kwaliteiten meenemen (zoals eerder is genoemd) die de activiteiten ten goede komen, creëren ze ook een meerwaarde op een andere manier, welke door één van de respondenten mooi verwoord wordt:

“Wat ik de kinderen ook graag wil meegeven is dat die samenleving heel erg betrokken bij ze is en dat ze ook van anderen kunnen leren dus ik zie er ook heel veel leerzame aspecten voor de doelgroep in. Ze komen met, eh.. mensen in aanraking waar ze anders niet mee in aanraking zouden komen. Ze horen verhalen.. over beroepen, over situaties waar ze anders niet zo snel mee te maken.. Die ze niet zo snel zouden horen en waar ze niet zo snel mee te maken zouden hebben en dat vind ik een meerwaarde.” (citaat van Meriam).

Wat met bovenstaande citaat eigenlijk bedoeld wordt, is dat de doelgroep op een bepaalde manier bijzonder veel van de vrijwilligers kan leren. En doordat de doelgroep elke keer met andere mensen, in plaats van één vaste vrijwilliger te maken heeft, is er een ruimer aanbod aan “verhalen, beroepen en situaties waar zij anders niet zo snel mee te maken krijgen”. Er is als het ware sprake van een verrijking binnen de activiteit. Deze visie wordt door een andere respondent op eenzelfde manier gedeeld:

“De reden dat we dit doen is ook dat we de leerling kennis willen laten maken met de wereld om hen heen. Je wilt ze meer mensen laten ontmoeten dan alleen hun kringetje in Nieuw-West. Soms komen ze echt ook de ring niet over, zijn ze nog nooit in het stadscentrum geweest. Dan zijn ze helemaal verbaasd

36

dat er in de Stopera ook Marokkaanse mensen werken. Dus ja, daar doen we het voor.” (citaat van Anne)

Bovenstaande is een prachtig voorbeeld van de manier waarop een “meerwaarde” gecreëerd wordt voor de doelgroep.

De manier waarop er een meerwaarde wordt gecreëerd blijkt ook veel te maken te hebben met de manier waarop de respondenten vrijwilligerswerk zien binnen de samenleving.

6.10 Samenleving

Zoals in de vorige paragraaf is besproken, gaat vrijwilligerswerk niet alleen om het uitvoeren van bepaald werk door vrijwilligers. Acht van de tien respondenten spreken over een meerwaarde die zij zien in de rol die vrijwilligerswerk speelt binnen de samenleving. Naast het feit dat de doelgroep van vrijwilligers kan leren, kunnen de vrijwilligers ook andersom iets leren van de doelgroep. Dit leren door de vrijwilligers gebeurd op verschillende vlakken, blijkt uit de interviews.

Zo worden de vrijwilligers “met de neus op de feiten gedrukt” (citaat van Kim). Buiten de vrijwilligersactiviteiten om, komen de vrijwilligers vaak amper of nooit met de doelgroep in aanraking. Het is alsof beide groepen binnen de samenleving geïsoleerd van elkaar leven. Daarom is het begrijpelijk, dat het voor de vrijwilligers een leerzame ervaring kan zijn, wanneer zij in contact komen met een bepaalde (vaak kwetsbare) doelgroep. Door maatschappelijke instellingen wordt dit als een groot voordeel beschouwd. De vrijwilligers leren op welke manier bepaalde dingen binnen Nederland zijn geregeld, zoals bijvoorbeeld de gehandicapten- of ouderenzorg.

“De vrijwilligers schrikken altijd van de bewoners, want het zijn hele zieke mensen die zij voor zich hebben, dat hebben zij helemaal niet verwacht. Zij denken heel vaak “een verzorgingshuis met gewoon heel veel oude mensen die gewoon heel leuk aanspreekbaar zijn, nou misschien een beetje verward, maar wel leuk”, weet je wel. En dan zien ze mensen die echt ernstig ziek zijn, helemaal verkrompen in hun rolstoel zitten, soms niet kunnen praten, soms problemen hebben met slikken waardoor ze wat zweterig.. die er wat viezig uitzien, zo. Ehm.. dan hebben ze eerst zoiets van “Oh gadver dit heb ik niet verwacht. Oh jeetje, hoe kom ik die dag door.” En aan het eind van de dag komen ze helemaal stra.. nou, helemaal vrolijk binnen van “Oh, het was zo leuk en wat is dit bijzonder en wat heb ik meer waardering gekregen voor de verpleging die hier altijd werkt.” Dus dat vind ik een meerwaarde, dat vind ik een absolute meerwaarde voor de maatschappij.” (citaat van Laurie)

Het is werkelijk een manier waardoor bij veel vrijwilligers de ogen worden geopend. Op deze wijze wordt de wereld van de vrijwilliger verreikt, leren zij beter hoe het werkt in de maatschappij en krijgen zij bovendien meer respect voor de doelgroep en de verzorgende. Maatschappelijke instellingen willen vrijwilligers de kans bieden om dit in te zien. Bovendien gaat het er om dat er verschillende mensen met elkaar in contact worden gebracht. Iedereen maakt immers deel uit van eenzelfde maatschappij, en het

37

wordt gezien als een toegevoegde waarde wanneer deze verschillende groepen binnen de samenleving contact hebben met elkaar, op een prettige manier met elkaar kunnen omgaan en van elkaar kunnen leren.

“Je hebt je eigen wereld, waar je in leeft. En dat is ook heel erg veel om te zien wie daar nog meer in Amsterdam, in dit geval, leeft en woont en doet en bezig zijn met hun toekomst. Dus ik vind het ook gewoon voor de samenleving een meerwaarde. Iedereen die zich wil inzetten, en het is fantastisch dat je dat wil, die moet ook een kans krijgen. Ik denk dat dit.. althans.. dat denk ik.. voor iedereen iets oplevert… (…) … Iedereen met zijn kwaliteiten, een plek geven in het grotere geheel… (…) … Dat is niet eenvoudig, maar het is uiteindelijk wel waar je naartoe wil.” (citaat van Meriam)

“Veel van onze kinderen hebben geen gesprekken met mensen die niet in hun directe omgeving zitten en daar zitten niet heel veel welopgeleide, blanke mensen in, bijvoorbeeld. Dus je komt weer in contact met andere mensen. Ja, maar dat is inderdaad heel normaal, want later krijg je daar ook mee te maken.. (…) ... Als jij gaat solliciteren ben je al een stap verder, maar waar je dan ook naar toe wil, dan heb je ook andere mensen om je heen, waar je ook dat gesprek mee aan moet. En daar moet jij je niet van weerhouden omdat dat toevallig een ander kleurtje is, een andere haarkleur of.. een ander gezicht.” (citaat van Meriam)

De samenleving waarin we leven is erg gevarieerd. In het leven kom je veel verschillende soorten mensen tegen, en volgens bovenstaande respondent kan de verrijking die deze mensen vinden in de samenleving ook geboden worden door flexibele vrijwilligers.

6.11 Onzekerheid

Door respondenten worden verschillende nadelen genoemd die te maken hebben met het inzetten van flexibele vrijwilligers. De nadelen worden voornamelijk veroorzaakt door de tijd en moeite die het de maatschappelijke instellingen kost om de flexibele vrijwilligers in te zetten bij activiteiten en te coördineren tijdens de activiteiten. Tijdens de axial coding fase werd duidelijk dat de meeste nadelen een gemeenschappelijke factor hadden, namelijk onzekerheid. Maatschappelijke instellingen hebben continu te maken met vrijwilligers die zij niet kennen, en weten daardoor dus ook niet wat zij van de vrijwilliger kunnen verwachten. Uit acht van de tien interviews bleek na de codering dat onzekerheid één van de grootste nadelen is. Zoals de volgende respondent uitlegt, kan onzekerheid voor een organisatie erg