• No results found

7. Resultaten kennisdiffusie vanuit de onderzochte nitraatprojecten

7.11 Overkoepelend orgaan: het Nitraatbureau

Input Actieplan

Het Nitraatbureau is sinds 1 januari 2002 belast met de dagelijkse aansturing van het programma. Het bureau is ondergebracht bij de Directie Landbouw (LNV) en staat onder leiding van programmamanager Frits van der Schans, die wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris (tot 1 januari 2004). Daarnaast ondersteunen beleidsmedewerkers van de ministeries van LNV en VROM het Nitraatbureau.

Throughput Actieplan

De kenniswinkel heeft goed gefunctioneerd; de bonnen zijn op. Een knelpunt is het feit dat sommige kennisproducten nu pas ontwikkeld zijn binnen de projecten en dus niet in de kenniswinkel terecht zijn gekomen. Ook hier had het beleid beter kunnen aansturen op (een verbeterde) samenwerking tussen de verschillende projecten, bijvoorbeeld in de samenwerking tussen Praktijkcijfers en Telen met Toekomst.

Er zijn veel bijeenkomsten met ondernemers geweest en er is publiciteit gezocht middels bladen, brochures, folders enzovoorts. Wat betreft de plantaardige sector zijn vooral DLV en LTO-advies als intermediairs ingeschakeld; wat betreft de dierlijke sector waren dat in het laatste jaar ook de mengvoerindustrie en accountants. Het meest effectief zijn de adviseurs (mengvoer, kunstmest en accountants) geweest. Zij maakten folders en deze kennis kon meteen benut worden. Een nadeel was de commercialiteit waarmee de kennisverspreiding heeft plaatsgevonden. De kenniswinkels, kennisintermediairs en kennisbonnen zijn een aardige 'trigger' geweest. De intermediairs konden goed verdienen als ondernemers de kennisbonnen inzetten. Uiteindelijk zijn er wegens tijdgebrek relatief weinig producten in de kenniswinkel terechtgekomen. In veel projecten waren activiteiten op het gebied van kennisverspreiding echter al ingepland waardoor het niet altijd nodig was om dit ook nog eens via de kenniswinkel te laten verlopen.

De verschillende projecten pasten goed in de doelstelling. De samenwerking is echter soms moeilijk geweest omdat dit niet duidelijk is vastgelegd in de opdrachten aan de projectleiders. Dit had vanaf het begin duidelijker gecommuniceerd moeten worden. Het Nitraatbureau heeft wel acties ondernomen door bijeenkomsten voor de projectleiders te organiseren. K&K en Praktijkcijfers hebben samen bijeenkomsten georganiseerd waar ook De Marke bij was betrokken. Het (soms) ontbreken van samenwerking kan ook liggen aan het feit dat organisaties in verschillende projecten concurrenten zijn van elkaar. Ook het verschil in tijdsduur en de wisseling in de samenstelling van de projectgroepen zijn factoren die de samenwerking wellicht nadelig hebben beïnvloed. Dit is ook de reden geweest voor het oprichten van het Nitraatbureau. Een succesfactor in het actieplan waren nieuwe vormen van samenwerking doordat er sprake was van Europese aanbestedingen. Zo werden bijvoorbeeld Ernst & Young, CLM en NMI betrokken. Een nadeel was de relatief lange aanloopperiode van de Europese aanbestedingen waardoor sommige projecten pas laat van start konden gaan.

Voor wat betreft de samenwerking tussen de projecten is Frits van der Schans er niet vanaf het begin af aan bij geweest. De laatste jaren zijn er circa vier bijeenkomsten per jaar geweest met projectleiders. Het enthousiasme om de problematiek gezamenlijk aan te pakken ontbrak echter enigszins. In het vervolg zou er eerder, bij de start, gestuurd moeten worden op het realiseren van een gezamenlijke doelstelling en samenwerking.

Output Actieplan

Niet alle projecten hebben het gezamenlijke doel bereikt. Dit komt mede door veranderde wet- en regelgeving. Veel projecten hebben bijgedragen aan bewustwording over de mineralenproblematiek. Managementkwaliteiten van ondernemers zijn verbeterd en ze hebben hier meer grip op gekregen. Sommige regionale projecten hebben het moeilijker

gehad om het doel te bereiken vanwege de sterke afhankelijkheid van lokale actoren, veelal kleine organisaties. Het algemene oordeel over het voldoen aan de gezamenlijke doelstelling is voldoende maar er had meer kunnen plaatsvinden. Misschien zijn er onnodig veel middelen ingezet maar hierdoor is wel het merendeel van de doelgroep bereikt.

De betrokkenheid van agrariërs verschilt per project. K&K, Telen met Toekomst en Praktijkcijfers hadden de rol om zelf ook kennis te verspreiden. Via de Marke, K&K en Praktijkcijfers stroomde de kennis door naar de brede praktijk (volgens het model van de kennispiramide). Er was echter onvoldoende sprake van een directe interactie tussen ondernemers. De directe kennisafname is goed te controleren (via kennisbonnen, excursies enzovoort). Met betrekking tot de indirecte kennisafname is dit veel moeilijker. Het vermoeden is dat dan vrijwel iedereen bereikt is. Het eindoordeel met betrekking tot de kennis die is ontwikkeld in de nitraatprojecten was uitstekend. De kennis die de intermediairs heeft bereikt werd als goed beschouwd, maar de kennis die de brede praktijk uiteindelijk heeft bereikt, varieert tussen goed en onvoldoende. Een aantal groepen is moeilijker te bereiken dan anderen. Er is een aantal achterblijvers (risicomijders) maar zij kunnen ook voorlopers blijken te zijn als het beleid verandert.

De kennisontwikkeling wordt vanuit de projectleider als zeer goed beoordeeld. Er is nu echter weer andere kennis nodig omdat het mestbeleid een andere richting krijgt. In de kennispiramide is voldoende aandacht besteed aan de toetsing van kennis. De verspreiding verschilt echter per bedrijf. Er is veel kennis toegepast en velen zijn zich bewust van de Minas-normen. De snelheid waarmee ondernemers maatregelen nemen om de normen daadwerkelijk te halen is echter beperkt (eerder morgen dan vandaag). Er is echter een beperkt aantal dat de normen niet wil en/of kan halen en dit zijn misschien ook wel ondernemers die zich in het stadium van bedrijfsbeëindiging bevinden.

Outcome Actieplan

Het actieplan heeft met name bijgedragen aan de bewustwording en het inzicht in de Minas-normen onder ondernemers. Het is zeer positief dat ondernemers het idee hadden dat het onmogelijk zou zijn om aan de verliesnormen te voldoen maar nu is gebleken en gedemonstreerd dat dit wel mogelijk is. Een kritisch punt is dat het onderwijs beter bereikt had kunnen worden met meer kennisdiffusie vanuit het onderzoek naar de milieuproblematiek. Wat betreft het aansluiten van de kennis op de behoefte van de ondernemer, is er te weinig zicht geweest in welke fasen van mineralenmanagement zij zich bevinden. Ingezette middelen en tijd hadden zodoende wellicht effectiever ingezet kunnen worden. Ondernemers hebben verschillende leerstijlen. Sommigen lezen bijvoorbeeld geen kranten en verwerven kennis louter via collega's. Er dienen dus verschillende activiteiten uitgevoerd te worden om de meerderheid te bereiken. Het project Praktijkcijfers is een voorbeeld van een succesverhaal en heeft een grote rol gespeeld in met name het creëren van bewustwording. Het eindoordeel over het bereik van de kennisdiffusie varieert van voldoende tot goed. Het is echter eenmaal niet mogelijk om iedereen te bereiken en het beleid dient hier rekening mee te houden. Het feit dat de verliezen in de afgelopen 3 à 4 jaar fors zijn afgenomen, is een succes.

Functioneren kennispiramide

De piramide is te veel 'één-richting' en te simplistisch geformuleerd. Dat wil zeggen dat ondernemers hun kennis overal vandaan halen. Verspreiding hoeft niet altijd via tussenpersonen te verlopen. Het doorstromen via kennisintermediairs is nu te summier weergegeven in de piramide en ook de omgevingscontext van de agrarische sector ontbreekt. De mengvoerindustrie, accountants, gewasbescherming (ketens) en dergelijke zijn te weinig betrokken geweest in de kennisverspreiding. Nu zijn met name DLV en LTO-Advies in beeld geweest.

Voorgaande opvatting komt ook naar voren in een onderzoek naar innovatieproces- sen in de praktijk, waar is gesteld dat de actoren die de primair producenten omringen (eerder) moeten worden ingeschakeld bij innovatie- en transitieprocessen naar een duur- zame landbouw (Buurma, et al., 2003). Een geïnstitutionaliseerd kennistransitiesysteem dient deze actoren bij het kennistransitieproces te betrekken.