• No results found

3 Resultaten

4.3 Overige stoffen

Gebromeerde difenylethers (PBDEs) en hexabromocyclodocecaan (HBCDD) zijn gebromeerde organische verbindingen die voornamelijk gebruikt worden als vlamvertragers in verscheidene industriële en huishoudelijke toepassingen. Deze chemicaliën zijn zeer persistent in het aquatische milieu en hebben de neiging om gemakkelijk te bioaccumuleren in het vetweefsel van biota. In de huidige studie varieerden PBDE-concentraties (som van 6 congeneren: #28-154) in paling van 13.8 tot 14.6 µg kg-1 vg op respectievelijk de Demer en de Kleine Nete. PBDE concentraties (som van 10 congeneren: #28-209) gemeten in paling op de Kleine Nete in Bouwel door Roosens et al. (2010) bedragen 11.8 µg kg-1 vg en zijn dus vergelijkbaar met deze gemeten in de huidige studie. De studies van Roosens et al. (2008, 2010) beschreven PBDE concentraties in Vlaamse palingen gaande van 0.51 tot 790 µg kg-1 vg, waarbij de hoogste PBDE-concentraties werden gevonden in paling uit de Boven-Schelde in Oudenaarde en Gavere. De meer recente studie van Malarvannan et al. (2014) rapporteert PBDE-concentraties (som van 14 congeneren: #28-209) op de Kleine Nete in Kasterlee gaande van 4.4 tot 6.1 µg kg-1 vg, die dus een factor 2 lager liggen in vergelijking met de gehalten uit de huidige studie. PBDE-concentraties in de huidige studie liggen hoger dan deze gevonden in palingen van de Elbe (gemiddelde 8.3 µg kg-1 vg) en lager dan deze gemeten in de Rijn (gemiddeld 21.3 µg kg-1 vg) (som van 7 congeneren: #47-183) (Sühring et al., 2013). De studie van Tapie et al. (2011)

rapporteert PBDE-concentraties (som van 4 congeneren: #47-153) van 5 tot 64 µg kg-1 vg in palingen uit de Gironde in Frankrijk. Net zoals in de huidige studie vormt congeneer #47 in voorgaande studies het belangrijkste aandeel in de totale set van gemeten PBDE’s in paling, zoals eerder al werd aangetoond door Belpaire (2008). Zowel in de huidige studie als in de beschouwde literatuur wordt de biota-MKN van 0.0085 µg kg-1 vg voor PBDE’s (congeneren #28-154) ruimschoots overschreden (EC, 2013). Ter illustratie geven Tapie et al. (2011) een overzicht van studies waarin het congeneer BDE 47 wordt gemeten in Europese en Amerikaanse paling. Concentraties variëren er van 0.4 tot 190 µg kg-1 vg en overschrijden dus de biota-MKN met respectievelijk een factor 47 to 22 000 (Tapie et al., 2011). Specifiek voor de Boven-Schelde in Vlaanderen worden zelfs normoverschrijdingen waargenomen tot een factor 90 000 (Roosens et al., 2008, 2010). Voorgaande illustreert dat de huidige Europese biota-MKN voor PBDE’s onrealistisch laag ligt voor de toepassing op Vlaamse en Europese waterlopen.

Concentraties HBCDD in paling varieerden van 110 tot 430 µg kg-1 vg. Hierbij werd de biota-MKN van 167 µg kg-1 vg met maximaal een factor 4 overschreden op de Boven-Schelde. Roosens et al. (2008, 2010) rapporteren HBCDD concentraties in palingen uit diverse Vlaamse waterlopen gaande van 1.54 tot 480 µg kg-1 vg, waarbij de hoogste concentratie werd gemeten op de Boven-Schelde te Gavere en vergelijkbaar is met de concentratie die op dit meetpunt werd geanalyseerd in de huidige studie. Daarnaast rapporteert deze studie een concentratie van 7.6 µg kg-1 vg in paling uit de Kleine Nete te Bouwel (Roosens et al. 2010), die een factor 28 lager ligt in vergelijking met de meting uit de huidige studie (210 µg kg-1 vg). De studie van Malarvannan et al. (2014) rapporteert HBCDD-concentraties tot 1044 µg kg-1 vg in palingen uit het Kanaal Gent-Oostende.

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen of PAK’s zijn organische verbindingen die zijn opgebouwd uit diverse gekoppelde aromatische ringen, maar die geen functionele groepen bevatten. PAK’s komen vrij bij de onvolledige verbranding van koolstofhoudende materialen zoals fossiele brandstoffen, voedingsmiddelen en hout. Diverse PAK’s bevatten carcinogene eigenschappen. Fluoranteen- en Benzo(a)pyreenconcentraties in gekooide driehoeksmosselen bedroegen respectievelijk 9.9 en 0.66 µg kg-1 op de Kleine Nete en 10.2 en 1.26 µg kg-1 op de Demer. Hierbij werd de biota-MKN voor beide PAK’s nergens overschreden (EC, 2008, 2013). De studie van Hendriks et al. (1998) analyseerde verscheidene PAK’s in driehoeksmosselen die eveneens voor 6 weken werden uitgezet in de Rijn en de Maas. Concentraties varieerden van 33 tot 270 µg kg-1 vg voor Fluoranteen en van 6.0 tot 15 µg kg-1 vg voor Benzo(a)pyreen (Hendriks et al., 1998) en liggen maximaal een factor 27 en 11 hoger in vergelijking met de resultaten van de huidige studie. Extreem hoge PAK-concentraties in driehoeksmosselen na één maand blootstelling werden gevonden in de studie van Roper et al. (1997) in de Buffalo rivier in New York (1230 µg kg-1 Fluoranteen en 200 µg kg-1 Benzo(a)pyreen).

Perfluorverbindingen omvatten een brede waaier aan componenten bestaande uit tientallen structureel verschillende chemicaliën met één gemeenschappelijk kenmerk: de perfluor-alkyl keten. Deze perfluorstructuur zorgt voor de kenmerkende inerte eigenschappen. In de huidige studie werden enkel concentraties van PFOS gedetecteerd: nl. 7.2, 15, 33 en 34 µg kg-1 vg op achtereenvolgens de Kleine Nete, de Boven-Schelde, het Kanaal Ieper-Ijzer en de Demer te Bilzen. Hierbij werden overschrijdingen van de biota-MKN voor PFOS (9.1 µg kg-1) gevonden voor alle meetpunten, uitgezonderd de Kleine Nete. PFOS-gehalten in palingen uit 2003 en 2006 (INBO-UA, ongepubliceerde data) op dezelfde meetplaatsen komen vrij goed overeen (15.4, 20.4 en 14.5 op achtereenvolgens Kleine Nete, Boven-Schelde en de Demer), hoewel hier wel overschrijdingen van de biota-MKN op de Kleine Nete worden gevonden. In tegenstelling tot de huidige studie werden hierbij wel PFNA-concentraties gemeten op de Kleine Nete en de Boven-Schelde (respectievelijk 0.54 en 0.61 µg kg-1 vg) en ook concentraties van PFOA op de Kleine Nete (0.82 µg kg-1 vg) (INBO-UA, ongepubliceerde data). De studie van Kwadijk et al. (2010) analyseerde PFOS-concentraties in historische palingweefsels uit verschillende locaties in Nederland (Rijn, Haringvliet en Hollands diep). PFOS concentraties in palingen van de Rijn varieerden van 27 tot 120 µg kg-1 vg en liggen dus maximaal een factor 17 hoger dan de concentraties gemeten in de huidige studie. De laagste concentraties werden gemeten in palingen van Hollands diep (5.9 tot 42 µg kg-1 vg) (Kwadijk et al., 2010) en stemmen goed overeen met de gehalten uit de huidige studie. De studie van Greenpeace (2006) analyseerde PFOS en andere perfluorverbindingen in palingen van 11 EU-lidstaten, waaronder ook België (Kanaal Brussel-Charleroi). Hierbij werden PFOS-concentraties gemeten in spier gaande van < 16 tot 18 µg kg-1 en in lever gaande van < 16 tot 498 µg kg-1. De studie van Bossi et al. (2008) rapporteerden concentraties van 13.1 tot 70.1 µg kg-1 PFOS en 2.1 tot 24.5 µg kg-1 PFOA in lever van Deense paling. Hoff et al. (2005) vonden maximale concentraties van 9031 µg kg-1 in lever van palingen uit het Kanaal Ieper-Ijzer. Hoewel PFOS sinds 2000 niet meer in Europa wordt geproduceerd worden dus nog steeds hoge gehalten in palingen teruggevonden.

Dicofol, heptachloor en heptachloorepoxide zijn organochloorpesticiden die voornamelijk gebruikt worden als insecticiden. In de huidige studie konden geen kwantificeerbare concentraties van deze pesticiden worden gemeten op de Kleine Nete en de Demer. In de studie van Roche et al. (2009) werden concentraties van heptachloor en heptachloorepoxide gemeten in spierweefsel van paling uit de Camargue in Frankrijk. Concentraties varieerden van < 0.20 tot 805 µg kg-1 vg voor heptachloor en van < 0.20 tot 165 µg kg-1 vg voor heptachloorepoxide en vertoonden een zeer sterke seizoenale variatie (Roche et al., 2009).

5 Conclusies en aanbevelingen