• No results found

Hoofdstuk 5: Resultaten van het onderzoek

5.4 Overige bevindingen

Naast bovenstaande politieke gebeurtenissen zijn er ook andere bevindingen die noemenswaardig zijn, omdat deze bevindingen een extra licht schijnen op bovenstaande politieke gebeurtenissen. De eerste bevinding laat de interactie en de gevolgen zien tussen bewindspersonen, de politiek en de media wanneer kritiek klinkt op het gevoerde beleid en de uitvoering hiervan. De tweede bevinding laat een vergelijkbare gang van zaken zien als de motie Koopmans – De Krom in 2005. Deze bevindingen worden onderstaand beschreven.

5.4.1 Kritiek op het beleid

Vanuit verschillende kanten klinkt de laatste jaren kritiek op het duurzaam inkoopbeleid. In een algemeen overleg duurzaamheid in 2015 wordt door Mulder (CDA) benoemd dat de aandacht voor het thema duurzaam inkopen lijkt te verslappen: “Bij de beleidsdoorlichting kwam naar voren dat duurzaam inkopen in het verleden eigenlijk een van de meest doeltreffende onderdelen was van het duurzaamheidsbeleid. Nu zien wij dat de aandacht voor het duurzaam inkopen langzamerhand op de een of andere manier lijkt te verslappen.” (Tweede Kamer, 2015, p. 7). Ook wordt door een aantal Kamerleden aangegeven dat de regierol onduidelijk is en dat het thema duurzaam inkopen te veel versnipperd is (Tweede Kamer, 2015, p. 13). Er worden in het algemeen overleg verschillende verzoeken gedaan aan de staatssecretaris van IenM. Zo verzoekt Van Veldhoven (D66) vanwege de versnipperde aanpak om een programma met betrekking tot duurzaam inkopen in samenwerking met lagere overheden en bedrijven, zodat ervaringen kunnen worden gedeeld. Dik-Faber (ChristenUnie) verzoekt de staatssecretaris om te komen met een nieuw programma voor duurzaam inkopen voor de periode van 2015 tot 2020. Uit het laatste verzoek volgt later in 2015 het Plan van Aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2015 – 2020 (Tweede Kamer, 2015).

Ondanks de verschillende initiatieven houdt de kritiek op het beleid aan. In september 2018 schrijft het Financieel Dagblad een kritisch artikel over het duurzaam inkoopbeleid van de overheid. De prijs van het product zou bij inkoop een belangrijkere rol spelen dan het duurzaamheidsaspect, waardoor bedrijven die zich proberen te onderscheiden in duurzaamheid nauwelijks opdrachten krijgen. “‘Overheden zeggen duurzaam in te kopen, maar in de praktijk kunnen bedrijven zich helemaal niet onderscheiden op duurzaamheid. De eisen zijn zo globaal dat iedereen hetzelfde aantal punten haalt, waardoor het uiteindelijk toch om de laagste prijs gaat’, zegt Erik te Brake van MKB-Nederland” (Financieel Dagblad, 2018). Ook de Nederlandse vereniging voor inkopers (Nevi) en een hoogleraar inkoop van de TU Eindhoven geven in het artikel kritiek op

de praktijk van het inkoopbeleid van overheden. De vaste Kamercommissie van IenW vraagt in een brief om een reactie van de staatssecretaris op dit artikel (Commissie IenW, 2018). De staatssecretaris van IenW weerlegt in haar reactie de uitspraken die in het kritische artikel worden gemaakt en noemt hierbij verschillende concrete voorbeelden van best practices van de overheid, zoals de inkoop van kantoormeubilair voor de ministeries op de Rijnstraat 8 in Den Haag (Van Veldhoven – Van der Meer, 2018). Er worden, in de interne organisatiestructuur, geen verdere stappen ondernomen naar aanleiding van deze kritiek.

5.4.2 Motie 10% circulair inkopen en circulaire economie

Circulariteit houdt in dat producten of materialen worden hergebruikt (PIANOo, s.d.-d). Ook dit onderwerp krijgt de laatste jaren veel aandacht in de politiek. Zo werd in 2015 een aantal moties over circulariteit ingediend door verschillende Kamerleden, waaronder:

1. motie Cegerek – Van Veldhoven (2015): de overheid moet 10% circulair gaan inkopen; 2. motie Cegerek – Dijkstra (2015): de regering moet voor een algemeen overleg circulaire

economie komen tot één overkoepelend programma voor circulaire economie.

Beide moties zijn door de Kamer aangenomen. Later is in een Kamerbrief door de staatssecretaris van IenM en de minister van EZ aangekondigd dat er een programma Circulaire Economie zou worden opgestart naar aanleiding van de tweede motie en een aantal andere moties (Dijksma & Kamp, 2016). Wat opvalt is dat in de organisatiestructuur van IenW na het sluiten van het regeerakkoord Rutte III een verandering heeft plaatsgevonden. In 2018 is namelijk de ‘directie Duurzame Leefomgeving en Circulaire Economie’ opgericht (Staatsalmanak, 2019). Vóór deze verandering kwam het onderdeel ‘circulaire economie’ nog niet voor in de formele organisatiestructuur (IenM, 2017). Dit onderwerp lijkt dus dezelfde route te hebben doorlopen als de oprichting van programmadirectie Duurzaam Inkopen naar aanleiding van de motie Koopmans – De Krom in 2005. Als eerste werd een programma opgericht en vervolgens een (programma)directie.

5.5 Conclusie

Kijkend naar de bovenstaande bevindingen kan worden geconcludeerd dat politieke gebeurtenissen hebben geleid tot interne structuurveranderingen bij ministeries. Voor wat betreft het thema duurzaam inkopen is het duidelijkste voorbeeld hiervan de motie Koopmans – De Krom in 2005, waaruit de programmadirectie Duurzaam Inkopen bij het ministerie van VROM is ontstaan. Een vergelijkbare situatie kwam terug in de moties over circulair inkopen en circulaire

economie. Na deze moties is de directie Duurzame Leefomgeving en Circulaire Economie bij IenW opgericht, terwijl de term ‘circulaire economie’ nog niet eerder terugkwam in de organisatiestructuur. Het lijkt er dus op dat een motie kan zorgen voor een verandering in de interne organisatiestructuur bij een ministerie.

Daarnaast zijn er ook politieke gebeurtenissen en is er kritiek vanuit de Kamer en media geweest die niet hebben geleid tot een verandering in de organisatiestructuur, zoals het regeerakkoord Rutte III in 2017. Het benutten van de inkoopkracht voor duurzame transities werd in het regeerakkoord expliciet benoemd, maar hieruit is geen verandering in de organisatiestructuur voortgekomen. Wel zijn er in deze periode verschillende programma’s opgericht met betrekking tot duurzame bedrijfsvoering, waarvan duurzaam inkopen een onderdeel is.