• No results found

Overdracht zorgtaken

In document Evaluatie SPD nieuwe stijl (pagina 61-63)

4 Onafhankelijke dienstverlening

4.2 Overdracht zorgtaken

De overdracht van zorgtaken kon globaal op drie niveaus plaatsvinden: overdracht van zorg- en/of dienstverlening aan cliënten, overdracht van personeel en overdracht van expertise.

Overdracht van zorg- en of dienstverlening

Alle MEE-organisaties hebben voor 1 januari 2005 alle zorgtaken volledig afgebouwd en/of over- gedragen. Dit betekent dat de MEE-organisaties geen geïndiceerde (AWBZ-)zorg meer uitvoeren. De overdracht betrof vooral de zogenaamde PPG (Praktisch Pedagogische Gezinsondersteu- ning), PSH (Psychosociale Hulpverlening) en BZW (Begeleid Zelfstandig Wonen)1. Voor een deel geschiedde deze overdracht via een sterfhuisconstructie: lopende (geïndiceerde) zorgtrajecten zijn afgemaakt en er zijn geen nieuwe aangenomen. Deels werden cliënten voor wie reeds een zorgtraject liep actief overgedragen aan een zorgaanbieder, of de cliënten werden begeleid in het verkrijgen van een PGB.

De meeste MEE-organisaties zijn van mening dat de overdracht normaal of soepel is verlopen. Voor een kleiner deel van de MEE-organisaties was het overdragen van geïndiceerde zorgtaken geen eenvoudige opgave. Belangrijkste oorzaak was een tekort aan zorgaanbod in de regio. In sommige regio’s – met name in de plattelandsgebieden – is het aantal instellingen dat zorg aan- biedt sowieso gering. Hiernaast kwam het voor dat zorgaanbieders de taken van MEE niet wilden of konden overnemen, omdat zij hiertoe over onvoldoende budget beschikten. In 2004 stagneer- de de overdracht tijdelijk als gevolg van de beheersmaatregelen in de AWBZ. Eind 2004 heeft de staatssecretaris van Volksgezondheid incidenteel een bedrag van tien miljoen Euro beschikbaar gesteld aan zorgaanbieders voor het maken van aanvullende productieafspraken. Hierdoor kon ______________

1

de overdracht van cliënten alsnog plaatsvinden1. Eén MEE-organisatie geeft aan dat de over- dracht stagneerde doordat het voor de verschillende betrokken partijen niet duidelijk was wat wel en niet overgedragen moest worden. De MEE heeft hierop gereageerd door het opzetten van een overdrachtproject, waaronder het houden van een informatiebijeenkomst voor alle zorgaanbie- ders uit de regio. Inmiddels zijn ook hier alle taken overgedragen.

Overdracht personeel

Naast overdracht van zorgtaken vond overdracht van personeel plaats. Overdracht van personeel was vooral in die gevallen aan de orde waar de MEE-organisaties zich moesten ontvlechten van een zorgaanbieder. Medewerkers die Praktisch Pedagogische Gezinsondersteuning, Psychoso- ciale Hulpverlening, of Begeleid Zelfstandig Wonen leverden ‘bleven achter’ bij de zorgaanbieder. Maar ook kwam het voor dat consulenten van MEE’s die niet aan een zorgaanbieder verbonden waren, aan zorgaanbieders zijn overgedragen. Ook hier gaat het om consulenten die werkzaam waren op het terrein van de geïndiceerde zorg. Soms werd een team van consulenten, inclusief cliënten, in haar geheel overgedragen aan een zorgaanbieder.

Meerdere bestuurders stelden zich vooraf ten doel alle medewerkers te behouden. In sommige gevallen is dit geslaagd. Meestal echter zijn toch één of enkele consulenten vertrokken, met na- me omdat zij zich moeilijk konden verenigen met de nieuwe werkwijze van MEE, zo blijkt uit inter- views met de bestuurders van MEE.

Overdracht van expertise

Niet alle zorgaanbieders hadden de juiste expertise in huis om de zorgtaken van MEE goed over te kunnen nemen. Hier vond overdracht van expertise plaats. Deze overdracht bestond uit één of meerdere van de volgende situaties:

·

het onderhouden van kortdurende ‘ad hoc’ contacten over cliënten tussen medewerkers van de zorgaanbieders en medewerkers van MEE

·

het in de overgangsfase samen begeleiden van cliënten

·

het overdragen van dossiers

·

het geven van scholing en voorlichting aan medewerkers van zorgaanbieders.

Het belang van de cliënt centraal

Eén van de uitgangspunten bij de overdracht van zorgtaken was het centraal stellen van het be- lang van de cliënten. Dit betekent concreet dat cliënten tijdig geïnformeerd worden over en be- trokken worden bij de overdracht, dat de continuïteit in de zorg- of dienstverlening gewaarborgd dient te zijn en dat de keuze (welke zorgaanbieder, of mogelijk de keuze voor een PGB) aan de cliënt is2. In de interviews met de MEE-organisatie is gevraagd hoe de overdracht van cliënten in de praktijk is verlopen.

Voor de MEE’s die van een zorgaanbieder hebben moeten ontvlechten geldt dat de cliënten een- voudig zijn achtergebleven bij de zorgaanbieder aan wie de MEE verbonden was. Hier is aldus geen sprake geweest van een keuze tussen verschillende zorgaanbieders. Voor de MEE’s die niet aan een zorgaanbieder verbonden waren komen twee situaties naar voren: de eerste situatie betreft die gevallen waarbij consulenten werden overgedragen aan een zorgaanbieder. Cliënten ______________

1

Eindrapportage taakoverdracht. MEE Nederland, Utrecht 24 maart 2005.

2

Implementatieplan overdracht geïndiceerde en niet-geïndiceerde taken tussen zorginstellingen en MEE- organisaties, VGN/MEE Nederland, Utrecht december 2003.

zijn in de eerste plaats gehecht aan hun consulent, zo wordt in de interviews gesteld. Voor deze cliënten was de keuze dus betrekkelijk eenvoudig: zij gingen ‘mee’ met hun consulent. De tweede situatie betreft die gevallen waarin er geen consulenten zijn overgedragen aan de zorgaanbie- ders. Met name voor deze groep cliënten gold dat zij een keuze moesten maken voor een zorgaanbieder van hun voorkeur.

Alleen daar waar cliënten uit meerdere zorgaanbieders kunnen kiezen en hier ook tijdig over wor- den geïnformeerd is werkelijk sprake van keuzevrijheid. Een deel van de MEE-organisaties heeft echter moeite gehad met het vinden van zorgaanbieders die de zorgtaken van MEE wilden over- nemen. Soms was er maar één zorgaanbieder in de regio waar de cliënt terecht kon en dan “was je al blij dat ze ergens terecht konden”, aldus de bestuurder van één van de MEE-organisaties. Ook kwam het voor dat de zorgaanbieder van voorkeur een wachtlijst had. De continuïteit van de zorg was dan doorslaggevend. Kortom: de vrijheid van keuze werd voor sommige cliënten sterk beperkt door het geringe aanbod.

Contactpersonen van zorgkantoren bevestigen dat in een aantal gevallen de overdracht zonder de beoogde keuzevrijheid van cliënten is verlopen. Het zorgkantoor heeft cliënten ondersteuning geboden, die niet tevreden waren met de toegewezen zorgaanbieder.

Indien er voldoende zorgaanbod was hebben de MEE-organisaties aan cliënten uitgelegd welke zorgaanbieders er waren en/of zij hebben zorgaanbieders uitgenodigd om zich aan de cliënten te presenteren. Vervolgens konden de cliënten hun voorkeur kenbaar maken. Deze cliënten konden kiezen voor een zorgaanbieder van hun voorkeur.

De overdracht betrof in de praktijk een geleidelijk proces, waarin consulenten in de beginfase contact hielden met hun cliënt en/of nieuwe zorgverlener. Zo zijn in één van de MEE-organisaties tijdens de overgangsjaren kleine projectorganisaties opgezet met medewerkers van MEE en me- dewerkers van zorgaanbieders, die samen de nieuwe instroom zijn gaan doen. Dit werd vervol- gens langzaam afgebouwd.

De meeste MEE-organisaties kijken overwegend positief terug op het proces van overdracht. Er zijn bij hen ook weinig of geen klachten van cliënten binnengekomen. Een klein deel van de cliën- ten heeft volgens de MEE’s wel moeite gehad met het wisselen van hulpverlener. Dit betrof cliën- ten die erg gehecht waren aan hun consulent.

In document Evaluatie SPD nieuwe stijl (pagina 61-63)