• No results found

ORGANISATIE REGIONAAL VERKEERSVEILIGHEIDSBELEID FLEVOLAND

Leeftijd 75 jaar en ouder

4. ORGANISATIE REGIONAAL VERKEERSVEILIGHEIDSBELEID FLEVOLAND

4.1. Provinciale Commissie Vervoerberaad Flevoland

In het kader van de Planwet Verkeer en Vervoer heeft op 1 januari 1999 een belangrijke wijziging plaatsgevonden in de bestuurlijke organisatie van het verkeersveiligheidsbeleid in de provincie Flevoland. Het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Flevoland is met ingang van deze datum opgegaan in de Provinciale Commissie Vervoerberaad Flevoland (hierna genoemd Vervoerberaad). Het Vervoerberaad is een commissie van Provinciale Staten van Flevoland. De bevoegdheden van Provinciale Staten met betrekking tot het Convenant Decentralisatie Verkeersveiligheidsbeleid zijn per 1 januari 1999 overgedragen aan het Vervoerberaad. Lid van het Vervoerberaad zijn de wethouders verkeer en vervoer van de zes gemeenten en de Hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat directie IJsselmeergebied. Voorzitter is de gedeputeerde verkeer en vervoer van de provincie Flevoland.

Het Vervoerberaad wordt ondersteund door de volgende werkgroepen: Openbaar Vervoer, Planvorming en Verkeersveiligheid en Infrastructuur (WV&I). Het Vervoerberaad neemt de besluiten in het kader van de Doeluitkering Verkeersveiligheid, echter alleen indien eerst advies hierover is ontvangen van de WV&I. In bijlage 2 is de Instellingsverordening Vervoerberaad en de taken en werkwijze van de Werkgroep Verkeersveiligheid en Infrastructuur weergegeven.

4.2. Werkgroep Verkeersveiligheid en Infrastructuur

In de Werkgroep verkeersveiligheid en Infrastructuur hebben zitting de provincie, de zes gemeenten en rijkswaterstaat op ambtelijk niveau, alsmede de maatschappelijke organisaties en politie en Openbaar Ministerie. Het Vervoerberaad en de WV&I vormen samen het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Flevoland. De WV&I heeft de taak om gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het Vervoerberaad over alle zaken op het gebied van verkeersveiligheid en infrastructuur en over de besteding van de Doeluitkering Verkeersveiligheid, alsmede ondersteuning te verlenen aan het Vervoerberaad op de hiervoor genoemde gebieden.

De adviestaak van de WV&I aan het Vervoerberaad omvat de volgende onderdelen:

• Besteding van de gelden van de Doeluitkering Verkeersveiligheid;

• Opstellen van een meerjarenplan verkeersveiligheid met betrekking tot communicatie, verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding;

• Opstellen van een jaarlijks werkplan verkeersveiligheid m.b.t. communicatie, verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding;

• Voortgangsbewaking van de uitvoering van plannen;

• Vormgeven van de infrastructuur in relatie tot verkeersveiligheid.

4.3. Planvorming voor en organisatie van regionaal beleid

In het Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid Flevoland zijn per project doel- en taakstellingen opgenomen, welke naar verwachting in een bepaald jaar gehaald kunnen worden. Om het vigerende beleid op effectiviteit en resultaat te kunnen beoordelen en zonodig tijdig te kunnen bijstellen dient periodiek monitoring en evaluatie van de meerjarenprojecten en de verkeers(on)veiligheid plaats te vinden.

Jaarlijks wordt een Regionaal Werkplan Verkeersveiligheid opgesteld, waarin de in dit Meerjarenprogramma opgenomen meerjarenprojecten worden vertaald en waarin de Doeluitkering Verkeersveiligheid wordt toegedeeld aan projecten en activiteiten. Tevens wordt jaarlijks een Jaarverslag van het afgelopen jaar gemaakt, met daarin een verslag van de resultaten van de projecten, alsmede een financieel verslag. Het jaarverslag wordt samen met de accountantsverklaring (ter verantwoording van de bestede gelden van de Doeluitkering Verkeersveiligheid) naar de minister van Verkeer en Waterstaat gestuurd.

4.4. Doelen en taakstellingen

Taakstelling Nederland

In het concept NVVP is voor verkeersveiligheid een kwantitatieve landelijke doelstelling voor het jaar 2010 ten opzichte van het peiljaar 1998 opgenomen van:

• 30% reductie van het aantal dodelijke slachtoffers, met een maximum van 750;

• 25% reductie van het werkelijke aantal ziekenhuisgewonden, met een maximum van 14.000 (bij een registratiegraad van 100%).

AANTAL SLACHTOFFERS NAAR ERNST SLACHTOFFERS PER 100.000 INWONERS

JAAR

1998 1.066 11.733 12.799 37.810 50.609 6,8 74,6 81,5 240,7 322,1

2010 746 8.800 9.546 28.357 37.903 4,6 53,8 58,4 173,4 231,8

AFNAME 30% 25% 26% 25% 25% 32% 28% 28% 28% 28%

Tabel 9: Werkelijke aantallen in 1998 en NVVP-taakstelling in 2010 voor Nederland

Feitelijk komen deze taakstellingen overeen met de streefbeelden uit het SVV-2, zoals verwoord in paragraaf 2.1.1.. In het NVVP wordt geen taakstelling geformuleerd voor het te bereiken aantal overige gewonden en ongevallen met uitsluitend materiële schade. Omdat deze cijfers van belang zijn bij het bepalen van het subjectieve onveiligheidgevoel van weggebruikers, wordt ook hierbij uitgegaan van een afname van 25% in het jaar 2010 ten opzichte van 1998.

Het NVVP maakt voor de taakstelling nog geen onderscheid naar gebiedskenmerken. Dit zal door het Rijk in overleg met de regio in de komende jaren nader worden uitgewerkt via risiconormering. Voor Flevoland is de bevolkingsgroei, en daarmee de toename van de mobiliteit, in de periode 1998-2010 ten opzichte van geheel Nederland het achtvoudige. De bevolking in Flevoland zal naar verwachting tussen 1998 en 2010 met ca.35% toenemen, terwijl dit voor geheel Nederland 4,5% is.

Taakstelling Flevoland

Als bovengenoemde NVVP-taakstelling wordt toegepast in Flevoland, ontstaat de taakstelling zoals weergegeven in tabel 10.

AANTAL SLACHTOFFERS NAAR ERNST SLACHTOFFERS PER 100.000 INWONERS

JAAR

1998 20 231 251 638 889 6,7 77,5 84,2 214,0 298,2

2010 14 173 187 479 666 3,5 43,7 47,2 120,9 168,2

AFNAME 30% 25% 26% 25% 25% 48% 43% 44% 44% 44%

Tabel 10: Werkelijke aantallen in 1998 en NVVP-taakstelling in 2010 voor Flevoland

In tabel 10 wordt geen rekening gehouden met de regionale bevolkingsgroei die in de provincie Flevoland veel hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Wanneer deze bevolkingsgroei wordt verdisconteerd in de taakstelling voor geheel Flevoland in 2010 is voor Flevoland, uitgaande van dezelfde slachtofferkans voor geheel Nederland de volgende taakstelling berekend:

• 10% reductie van het aantal dodelijke slachtoffers, met een maximum van 18;

• 8% reductie van het werkelijke aantal ziekenhuisgewonden, met een maximum van 213 (bij een registratiegraad van 100%).

De werkelijke aantallen slachtoffers voor 1998, de berekende en naar bevolkingsgroei gecorrigeerde NVVP-taakstelling voor 2010 en de slachtofferkans per 100.000 inwoners in Flevoland zijn in tabel 11 opgenomen.

AANTAL SLACHTOFFERS NAAR ERNST SLACHTOFFERS PER 100.000 INWONERS

JAAR

DODELIJK ZIEKEN-HUIS

SUB-TOTAAL

OVERIG TOTAAL DODELIJK

ZIEKEN-HUIS

SUB-TOTAAL

OVERIG TOTAAL

1998 20 231 251 638 889 6,7 77,5 84,2 214,0 298,2

2010 18 213 231 687 918 4,6 53,8 58,4 173,4 231,8

AFNAME 10% 8% 8% 8% 8% 31% 31% 31% 31% 31%

Tabel 11: Werkelijke aantallen in 1998 en naar bevolkingsgroei gecorrigeerde NVVP-taakstelling in 2010 voor Flevoland

In de tabel is te zien dat bij een dergelijke reductie van de slachtoffers de reductie per 100.000 inwoners, zowel bij de dodelijke slachtoffers als de ziekenhuisgewonden, 31% bedraagt. Een dergelijke reductie van het aantal slachtoffers is nodig om zowel aan de NVVP-taakstelling te voldoen als aan de wens om de slachtofferkans in Flevoland op een gelijk niveau te krijgen als de gemiddelde slachtofferkans in heel Nederland.

4.5. Doeluitkering Verkeersveiligheid

Door het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt jaarlijks aan de provincie Flevoland een Doeluitkering Verkeersveiligheid van ƒ800.000,= beschikbaar gesteld. Voor het laatst zal dit in 2004 plaatsvinden. De Doeluitkering Verkeersveiligheid wordt besteed aan de uitvoering van projecten en activiteiten die deel uitmaken van het Regionaal Werkplan Verkeersveiligheid Flevoland. Voor de besteding daarvan zijn door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat regels opgesteld in het “Besluit van 22 oktober 1994, houdende vaststelling van regels inzake een tijdelijke doeluitkeringen aan provincies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van het regionale verkeersveiligheidsbeleid”.

Dit Besluit omvat de procedure tot toedeling en duur van de Doeluitkering aan de provincies, het bestedingskader en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de (niet) bestede Doeluitkering. Het Besluit heeft een looptijd tot 2001 en is medio 2000 verlengd tot en met 2004.

Of de Doeluitkering Verkeersveiligheid na 2004 in haar huidige vorm wordt gecontinueerd hangt af van de afspraken die de vier overheidslagen medio 2001 maken over de financiering van het NVVP, het Programma Duurzaam Veilig Fase 2 en de uitkomsten van een evaluatie van de drie decentralisatie convenanten op het gebied van verkeer en vervoer (COVER). Het is, zoals nu verwoord in het concept NVVP, niet uitgesloten dat dit budget wordt samengevoegd met de Gebundelde Doeluitkering en dan als niet geoormerkt budget door Provinciale Staten kan worden ingezet.

4.6. Uitgangspunten toekennen subsidie voor projecten

Voor het opnemen van projecten en activiteiten in het Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid Flevoland zijn de volgende uitgangspunten en criteria aangehouden:

• Activiteiten moeten passen binnen de kaders van het Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid Flevoland en een continuering, aanvulling of versterking betekenen van de reeds lopende projecten en activiteiten;

• Activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten gericht zijn op het verbeteren van de verkeersveiligheid in Flevoland en betrekking hebben op educatie, communicatie en

gedragsbeïnvloeding. Er worden geen subsidies toegekend voor personele capaciteit van de eigen organisatie en aan activiteiten die gericht zijn op het daadwerkelijk verkeersveilig inrichten van de infrastructuur;

• Activiteiten welke in het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het Werkplan betrekking heeft al in uitvoering zijn en waarvan de verplichtingen doorlopen, krijgen in principe een hogere prioriteit bij het toekennen van budgetten dan nieuwe projecten;

• Activiteiten worden waar mogelijk en noodzakelijk op regionaal dan wel lokaal niveau op elkaar afgestemd, geïntegreerd en gezamenlijk uitgevoerd. Daarbij is het mogelijk dat het budget voor het uitvoeren daarvan niet aan de indienende organisatie maar aan de coördinerende organisatie kan worden toegewezen;

• De in het Meerjarenprogramma genoemde initiatiefnemende organisaties dragen zorg voor de coördinatie tussen de aan hun project toegewezen activiteiten en uitvoerende organisaties;

• Van elk in te dienen activiteit moet worden aangegeven: op welk onderdeel van het

Meerjarenprogramma deze is gebaseerd, welke relatie het heeft met andere activiteiten, een meetbare doelstelling, doelgroep, inhoud, te behalen resultaten, uitvoerende en betrokken organisaties, mate van uitbesteding, planning en begroting. In het Werkplan worden geen activiteiten opgenomen waarvan niet duidelijk is welk budget daarvoor nodig is;

• De omvang van de voor het Werkplan toegekende Doeluitkering Verkeersveiligheid is maatgevend;

• Voor de uitvoering van activiteiten moet bij de uitvoerende organisaties voldoende personele capaciteit beschikbaar zijn. Indien hiervoor capaciteit moet worden ingehuurd dient dit in het voorstel en de begroting verwerkt te worden;

• Op advies van de Werkgroep Verkeersveiligheid en Infrastructuur neemt de Provinciale Commissie Vervoerberaad Flevoland een definitief besluit over het al dan niet toekennen van budgetten en subsidies ten laste van de Doeluitkering Verkeersveiligheid, waarbij de Instellingsverordening Vervoerberaad en de Algemene Subsidieverordening Flevoland van toepassing is.