• No results found

‘Ten aanzien van actieve bestuursambtenaren, zonder voorafgaand overleg met hun superieuren, toegepast, moet deze methode de gehele met zoveel moeite in stand gehouden bestuursvoering onmogelijk maken, terwijl ik mij juist een goede handhaving van de openbare rust en orde niet anders

bereikbaar kan voorstellen dan wanneer de militaire instanties in nauwe samenwerking met het bestuur en met gebruikmaking van de inlichtingen waarover zijn ambtenaren beschikken hun veiligheidstaak vervullen. Dat dit in het bijzonder geldt voor legeronderdelen, welke door gebrek aan kennis van taal en gewoonten verder verwijderd van de bevolking staan zal voor U geen nader betoog

behoeven.’ – Procureur-Generaal H.W. Felderhof aan Legercommandant S.H. Spoor, 1 oktober

1948.70

Bestuursvoering is zwaar, niet alleen de uitvoering maar ook de instandhouding ervan. Zeker wanneer de twee belangrijkste pijlers van een bestuur uiteenlopende belangen niet goed weten te vertalen naar samenwerking. De civiele en militaire onderdelen van het Nederlands-Indische bestuur waren genoodzaakt om samen te werken, wilden zij de ordehandhaving in goede banen leiden tijdens de koloniale herbezetting in de periode na 1945. Geheel onproblematisch was deze samenwerking echter niet. Dit had niet alleen gevolgen voor de bestuursvoering, maar ook voor de manier waarop het bestuur omging met Indonesiërs. Alvorens over te gaan tot de bespreking van de civiel-militaire samenwerking, zal eerst een overzicht worden gegeven van de belangrijkste actoren die een rol speelden binnen de civiele tak van de ordehandhaving zodat ook duidelijk wordt met welke personen Indonesiërs in contact konden staan en welke mogelijke functies zij konden bekleden.

70

NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr.1347, Brief van Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Indonesië, Mr. H.W. Felderhof, aan Zijne Excellentie de Legercommandant te Batavia, No. 5305/x/GJ7, Geheim eigenhandig, Aanhoudingen van Indones. Bestuursambtenaren, Batavia, 1 oktober 1948.

36

Het mechaniek der ordehandhaving: civiele actoren

Uit onder meer correspondentie, verslagen en periodieke overzichten, afkomstig uit het archief van de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, komt een grove structuur van de civiele ordehandhaving naar voren. De Procureur-Generaal, mr. H. W. Felderhof, vertegenwoordigde het Openbaar Ministerie bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië en was in deze functie als hoogste ambtenaar verantwoordelijk voor de handhaving van wettelijke bepalingen en besluiten van het openbaar gezag. Hij was eveneens verantwoordelijk voor de vervolging overtreders en misdadigers en voor het uitvoeren van strafvonnissen. Hierin stonden diverse Advocaten-Generaal de Procureur- Generaal bij of vertegenwoordigden hem wanneer dit nodig was.71

Bovendien had de Procureur-Generaal de centrale leiding over de politie in Nederlands-Indië en zag hij toe op het gevangeniswezen. De Procureur-Generaal had waarschijnlijk niet de allerhoogste bevoegdheid over politietaken of over gevangeniszaken omdat de Luitenant Gouverneur-Generaal, Hubertus van Mook, over de inrichting van het binnenlandse bestuur ging. Formeel kon de Procureur-Generaal slechts voorstellen doen en instructies van hogerhand doorgeven, maar geen eigen bevelen geven. De grens tussen instructie en bevel was echter vaag aangezien Felderhof veelal een eigen invulling lijkt te hebben gegeven aan het beleid.72

De Procureur-Generaal had dus een handhavende, controlerende en toezichthoudende functie met betrekking tot de politie, het gevangeniswezen maar ook tot de rechtspraak. Voor de Tweede Wereldoorlog was dit ook al het geval geweest, met het verschil dat de Procureur-Generaal na 1945 zijn justitiële taken moest uitvoeren in een veel kleiner gebied en deels onder de Staat van Oorlog en Beleg, waardoor hij te maken had met meer militaire invloed.73 Bovendien werd hij vanaf dat moment ook belast met de opsporing

71

Dit komt onder meer naar voren uit Nationaal Archief Den Haag, Archief Procureur-Generaal, inv. nr. 76, Brief van de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Indonesië, Mr. A. van Maanen, Advocaat- Generaal, aan de Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Recomba voor Oost-Java te Soerabaia, No: B11/579, Geheim, Verzoekschrift tot vrijlating van 702 geïnterneerden, Batavia, 4 februari 1949.

72

Dit komt onder meer naar voren uit NA, Archief Procureur-Generaal, inv. nr. 66, Brief van Procureur- Generaal aan vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Recomba van Midden-Java, te Semarang, No. 1257/GB 16 Geheim, Rapporten Mr. Bieger, 8 maart 1948; inv. nr. 76, Brief van Procureur-Generaal Negara Pasoendan te Bandoeng, mr. P. Okma, aan de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Indonesië, No. 499/49/BR. 26, Geheim, Kamp “Van Delden”, 10 januari 1949; NA, Archief Procureur-Generaal, Geschiedenis van de archiefvormer, 7-11.

73

NA, Archief Procureur-Generaal, inv. nr. 1273, Brief van: Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Ned. Indië, Mr. H.W. Felderhof, aan alle Auditeurs-Militair b/d Temp. Krijgsraden en Officieren van Justitie, De C.C.O’s Amacab van Java en Sumatra, Alle C.O.’s Amacab op Java en Sumatra, Alle Residenten, Nr. 20/G.B.,

37

en vervolging van Japanse oorlogsmisdadigers, maar ook van ‘Republikeinse oorlogsmisdadigers’. De NEFIS74 werd hiertoe tijdelijk het opsporingsapparaat van de Procureur-Generaal en later in 1945 werd er werk overgedragen aan het Regeringsbureau tot nasporing van Oorlogsmisdaden en aan Auditeurs-militair bij de Temporaire Krijgsraden, die tegelijkertijd Officiers van Justitie konden zijn en onder leiding stonden van de Procureur-Generaal. In de praktijk hielden deze Auditeurs-militair zich vooral bezig met de berechting van gearresteerde Republikeinse strijders, maar ook van burgers als zij de functie van Officier van Justitie vervulden.75

Om de verschillende veroverde gebieden onder controle te kunnen houden, had het Nederlandse gezag verschillende gewestelijke civiele besturen opgezet onder leiding van Regeringscommissarissen voor Bestuursaangelegenheden (Recomba’s). Zo waren er Recomba’s voor Oost, West en Midden-Java en de gebiedsdelen in Sumatra, die onder zich Residenten hadden.76 Daarnaast bestond het vooroorlogse inheemse bestuur, dat grotendeels intact was gebleven en gekoppeld was aan het Nederlands-Indische bestuur, uit onder andere regenten, districtshoofden (wedana’s) en desahoofden.77

Het justitieel apparaat was zo georganiseerd dat er in ieder bestuursgebied ook een Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Recomba aanwezig was die rechtstreeks verslag uitbracht bij de Procureur-Generaal en diens instructies doorvoerde. Daarnaast maakten, zoals eerder aangegeven, civiele ambtenaren in ieder gebied ook regelmatig een dienstreis om de rechtspraak in deze gebieden weer in werking te stellen door rechtsgebouwen te inspecteren, personeel aan te stellen en te bepalen wat verder nodig was ter bevordering van de rechtspraak. Van de in ogenschouw genomen situatie maakten zij een meestal vrij gedetailleerd verslag. Op deze manier fungeerden dergelijke ambtenaren als de belangrijkste mobiele ogen en oren van de Procureur-Generaal. De

Maatregelen tot handhaving en herstel van het wettig gezag c.q. orde en rust, Geheim rondschrijven, Batavia, 26 augustus 1946.

74 Netherlands Forces Intelligence Service. 75

Dit komt onder meer naar voren uit NA, Archief Procureur-Generaal, inv. nr. 96, Brief van Substituut Officier van Justitie tevens Substituut Auditeur-Militair van den Temporairen Krijgsraad te Padang, C.Kh. Liem, aan Procureur-Generaal van het Hooggerechtshof in Ned.-Indië, no. 290/S.O.J., Politieke Gevangenen en

Veroordeelden, 9 november 1946; NA, Archief Procureur-Generaal, Geschiedenis van de archiefvormer, 7-11.

76

Residenten hadden nog assistent-residenten en controleurs onder zich.

77 Zijlmans, Eindstrijd en ondergang, 152 & 203; NA, Archief Procureur-Generaal, inv. nr. 1273, Brief namens de

Recomba voor Oost-Java, de Assisent-Resident t/b, H. Ionker aan Zijne Excellentie de Luitenant-Gouverneur- Generaal van Ned. Indië te Batavia-C., Cc. Proc. Gen., Geh. ag. 1555/APOJ/48., No. Rec./1701/Geh/45, Afschrift rapport Wedono Wonoasih, Soerabaja, 3 april 1948; H. Sutherland, ‘Notes on Java's Regent Families: Part I’, Indonesia 16 (1973) 114.

38

rondreizende ambtenaar kon een Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden zijn, maar ook een Adviseur voor Justitiële Aangelegenheden (bij de Recomba).78

De Procureur-Generaal gaf daarnaast ook leiding aan Nederlandse Officiers van Justitie en aan Indonesische Officiers van Justitie (djaksa’s) die in de verschillende gebieden werkzaam waren in (al dan niet) inheemse rechtbanken, zoals de landraad (pengadilan negeri), waar een Ketoea (Indonesische voorzitter) zitting hield. Djaksa’s waren vooral verantwoordelijk voor de afhandeling van rechtszaken van arrestanten, maar verzamelden ook informatie over de achtergrond van gevangenen en brachten regelmatig verslag uit aan vertegenwoordigers van de Procureur-Generaal over de gang van zaken in hun rechtsgebied.79

In sommige gebieden was niet voldoende potentieel (Indonesisch) personeel aanwezig om de rechtspraak op gang te helpen, waardoor het voorkwam dat een voorzitter langs diverse landraden moest reizen om zitting te houden. Afhankelijk van hoeveel tijd de uitoefening van een bepaalde functie zou kosten en de onzekerheid over hoe de verhoudingen zich in een gebied zouden ontwikkelen, konden personen zoals de rechtbankvoorzitter ook nog andere functies hebben, zoals waarnemend Voorzitter van de Krijgsraad.80

78

Bijvoorbeeld NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Brief van de Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, de la Parra, aan de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië te Batavia-Centrum, No. 288/dlP/S., Verslag dienstreis Mrs. de la Parra en Veldhuis van 5 t/m 9 januari 1948, Soerabaja, 10 januari 1948; NA, Archief Procureur-Generaal, NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Kort verslag van de Adviseur voor Justitiele Aangelegenheden, Mr. I.C. de Regt. Res.Luit.Kol.Inf., aan de Directeur van Justitie te Batavia, No. 39/Geh., Semarang, 28 oktober 1947; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Brief van de

Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, Mr. A.G. Veldhuis, aan de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de Bijzondere Rechter te Bondowoso; doordruk aan den Procureur-Generaal te Batavia, No.: No. 2300/V/M/Geheim Eigenhandig, Aanstelling Soedono, Raden Ario Nataningrat, Soerabaja, 27 februari 1948.

79 NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Verslag reis Mr. Donleben van 14 t/m 15 Januari 1948, bijlage

van: Brief van de Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, naam onleesbaar, aan de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië te Batavia-Centrum, No. 741/V/Sah., Reisverslag mr. Donleben, Soerabaja, 22 januari 1948; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Brief van Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, Mr. A.G. Veldhuis, aan Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië te Batavia-Centrum, No. 436/V/St./P.G., Rondschrijven Djaksa’s, Soerabaja, 9 juni 1948.

80

NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Kort verslag van de Adviseur voor Justitiele Aangelegenheden, Mr. I.C. de Regt. Res.Luit.Kol.Inf., aan de Directeur van Justitie te Batavia, doordruk aan Proc. Gen., No. 39/Geh., Semarang, 28 oktober 1947.

39

De afwezigheid van een djaksa kon bijvoorbeeld worden opgelost door een welwillend en ‘bekwame Mantri Politie’ als waarnemend djaksa aan te stellen. Andere praktische problemen, zoals onveiligheid en de afwezigheid van transportmogelijkheden, konden worden opgelost door een pengadilan negeri geheel op te heffen en de rechtspraak te verplaatsen naar een naburig gelegen stad in hetzelfde gebied. De functionering van de rechtspraak was ook afhankelijk van de aanwezigheid en medewerking van Indonesische griffiers en fiscaal-griffiers. Zij stonden de voorzitter van de rechtbank bij en konden met hem meereizen naar andere landraden in een gebied wanneer er onvoldoende griffiers en voorzitters te vinden waren.81

Politie en polisi

Naast rechtbanken was de politie een onmisbaar onderdeel van de ordehandhaving. Vóór de Japanse bezetting was dit ook het geval, zoals cultuurhistorica Marieke Bloembergen beschrijft in haar omvangrijke studie De geschiedenis van de politie in Nederlands-Indië. Bloembergen typeert de moderne koloniale politie vóór 1945 als een ‘januskop’ van de koloniale staat. De politie diende zorg te dragen voor de bevolking door haar veiligheid te garanderen, zonder aan legitimiteit in te boeten en moest het staatsgezag op een beschaafde manier uitdragen. Tegelijkertijd was de politie het gezicht van onderdrukking doordat toenemende politieke controle nodig was om het koloniale gezag te handhaven.82 Na 1945 had de politie ook problemen met de handhaving van het gezag tegenover de bevolking, maar probeerde zich ook op een andere manier te profileren ten opzichte van militaire instanties.

Een van de problemen van de politie was het vinden van voldoende mankracht om politietaken te verrichten. Politiebureaus en politieposten werden bemand door korpsen van

81

NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Kort verslag van de Adviseur voor Justitiele Aangelegenheden, Mr. I.C. de Regt. Res.Luit.Kol.Inf., aan de Directeur van Justitie te Batavia, doordruk aan Proc. Gen., No. 39/Geh., Semarang, 28 oktober 1947; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Brief van de

Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, de la Parra, aan de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië te Batavia-Centrum, No. 288/dlP/S., Verslag dienstreis Mrs. de la Parra en Veldhuis van 5 t/m 9 januari 1948, Soerabaja, 10 januari 1948; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Kort verslag van Adviseur voor Justitiele Aangelegenheden, Mr. I.C. de Regt. Res.Luit.Kol.Inf., aan de Directeur van Justitie te Batavia, doordruk aan Proc. Gen., 48/Geh., Semarang, 30 oktober 1947.

82

M. Bloembergen, De geschiedenis van de politie in Nederlands-Indië. Uit zorg en angst (Amsterdam & Leiden 2009) 5; M. Bloembergen, ‘The Perfect Policeman: Colonial Policing, Modernity, and Conscience on Sumatra’s West Coast in the Early 1930s’, Indonesia 91 (2011) 166-171.

40

de Algemene Politie, die net als voor de Japanse bezetting waren onderverdeeld in Veldpolitie en Stadspolitie, en waar de Indonesische mantri-politie haar van oudsher ondersteunende rol vervulde.83 Als gevolg van de oprichting van min of meer autonome staten (negara’s) en districten (daerahs), na de eerste ‘politionele actie’ in de zomer van 1947, werden de Polisi Negara en de Daerah Politie of Polisi-Daerah, de Indonesische districtspolitie, in het leven geroepen. Hoewel de districtspolitie in principe op zichzelf stond, werkte zij wel nauw samen met de Algemene Politie omdat de Daerah Politie meer gemoeid was met de dagelijkse ordehandhaving dan de Negara Politie.84

Net als andere onderdelen van het Nederlands-Indische bestuur, kampten de politiekorpsen na de Tweede Wereldoorlog met grote personeelstekorten. Daarom werden al gauw opleidingsscholen geopend en heropend, zoals in Batavia en Soekaboemi, om in de behoefte van gekwalificeerd politiepersoneel te voorzien.85 Ook werd het de politieleiding in de jaren na 1945 duidelijk dat een vorm van militaire basistraining voor de agenten zeer noodzakelijk was, gezien de vele gewapende aanvallen op politiefunctionarissen door verscheidene groeperingen, zoals de Darul Islam en communisten in 1949.86

Hiertoe werden opleidingen opgericht die aanvankelijk alleen voor de Daerah Politie bestemd waren en zowel politionele als militaire training (zoals schietoefeningen) verschaften. Later echter kregen ook andere politieonderdelen militaire training, zoals de Veldpolitie.87 Waar aanvankelijk de Daerah Politie-opleiding voor Midden-Java in Ambarawa

83

Bloembergen, De geschiedenis van de politie, 86; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1105, Brief namens Directeur C.M.I. Td. Wnd. Hoofd Afdeling II., J. van Doorn, I.O. 2e kl. aan de Procureur Generaal b/h

Hooggerechtshof van Indonesië te Batavia, Centrale Militaire Inlichtingendienst (C.M.I.), afdeling II., Code: 343.119:328.6, Geheim, Gegevens Indonesische Bestuurs-Ambtenaren, Batavia, 14 mei 1949.

84 NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Verslag reis Mr. Donleben van 14 t/m 15 Januari 1948, bijlage

van: Brief van de Vertegenwoordiger van de Procureur-Generaal bij de Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden voor Oost-Java, naam onleesbaar, aan de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië te Batavia-Centrum, No. 741/V/Sah., Reisverslag mr. Donleben. Soerabaja, 22 januari 1948; NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 1273, Verslag van de werkzaamheden in het Recomba-gebied van Midden-Java over de maand november 1947 van de Recomba voor Midden-Java, Dr. P.H. Angenent, Geh.ag.4521/APMJ/47, Semarang, 18 december 1947; 'Sumatra's Oostkust bezegelt zijn nieuwe status', Het Dagblad, 16 maart 1948, 1; 'Feest van Daerah-Politie', De Locomotief, 26 mei 1948, 2.

85

NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 107, Rapport van Commissaris van Politie 1e klas, Politiezorg in het gepacificeerde gebied van Zuid-Batavia, Batavia, 3 mei 1946; 'De politieschool te Soekaboemi', De Locomotief, 8 november 1947, 1; 'De politie-opleiding. Wijziging in beginselen', Het Dagblad, 16 januari 1947, 2;

Bloembergen, De geschiedenis van de politie, 339-340.

86 'Onveiligheid in bepaalde gebieden zorgwekkend', Het Dagblad, 2 juli 1949, 1; 'Darul Islam', Nieuwe Courant,

28 oktober 1949, 1; Bloembergen stelt dat militaire training voor 1942 zich in eerste instantie richtte op de hogere ambtenaren, Bloembergen, De geschiedenis van de politie, 341-342.

87 'Contact uit Poerwokerto', De Locomotief, 10 december 1947, 2; 'Ambarawa. De politie-opleiding', De

41

werd geleid door een KNIL-majoor, nam de Algemene Politie in november 1948 formeel de leiding over, wellicht doordat in het Nederlands-Indische civiele bestuur de opvatting had postgevat dat 'in een goed georganiseerde gemeenschap de handhaving van orde en rust uitsluitend de taak is van het burgerlijke bestuur'.88 Het is overigens niet geheel duidelijk of dit bij andere opleidingen ook zo gebeurde.

Op dit punt zou het wellicht nuttig zijn om een idee te krijgen van de omvang van het politieapparaat op Java en Sumatra, maar helaas ben ik geen sluitende cijfers tegengekomen in het archief van de Procureur-Generaal. Wel zijn er sporadische opgaven van personeelsgrootte van verschillende rangen uit specifieke gebiedsdelen, zoals Noord- Sumatra en West-Java. In het geval van Medan-Stad, op Noord-Sumatra, valt op te maken dat er op 30 juni 1947 in totaal 582 mensen in politiedienst werkten. Op een bevolking van ongeveer 120.000, werkte toen 1 op 205 personen bij de politie. Na de Nederlandse militaire acties op Sumatra van na 21 juli kwam er een toestroom van mensen op gang die hun oude functies bij de Algemene Politie wensten op te pakken, maar ook nieuwe rekruten en voormalig Republikeinen die liever bij de Daerah Politie wilden werken. Het gevolg was bijna een verdubbeling van het aantal politiemensen, in oktober 1947 werkten er ongeveer 1000 bij de politie, of 1 op de 119.89

Volgens een rapport met ‘globale cijfers’ over de politie dat enkel als indicatie mag dienen, werkten er op West-Java in augustus 1947 verspreid over 41 steden 4124 mensen bij de politie, waarvan 56,9% in Batavia. Gemiddeld waren dat buiten Batavia 59 politiemensen per stad.90 In Bandoeng en Buitenzorg werkten respectievelijk 200 en 500 man bij de Stadspolitie, maar in Soekaboemi staan slechts 25 ‘aangetrokken’ man van de Negara Politie vermeld als enige politionele aanwezigheid. Hoewel de vermelde aantallen in het rapport waarschijnlijk niet volledig zijn, geeft het rapport wellicht wel een globaal idee van de grootte van de politiemacht op West-Java evenals van de verhoudingen in politieaanwezigheid op West-Java (op Java en Sumatra samen zouden er in totaal enkele

88

'De politie-opleiding', De Locomotief, 11 november 1948, 4; 'Oprichting van Corps Bijzondere Politie', Het nieuwsblad voor Sumatra, 14 oktober 1948, 1.

89

Bijlagen A, B, D, E & F, bijlage van: NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 109, Staat van reeds voor 21 juli 1947 weder tot de Algemeene Politie toegetreden oud Algemeen Politiedienaren door de Commissaris van Politie 2e klasse, B. Ossewaarde, Medan, 15 oktober 1947; Bijlagen Ha, 8, 11, 12, 13, 14, & 18, bijlage van: NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 109, Uittreksel uit het register der besluiten van den Recomba voor Noord- Sumatra te Medan, No. 38/Pn.Z., Medan, 15 oktober 1947.

90 NA, Archief Procureur-Generaal, inv.nr. 107, 1e maandelijkse verslag, de dato medio augustus 1947,

42

duizenden politieagenten kunnen zijn geweest). Deze verhoudingen kunnen een verklaring zijn waarom eind 1947 de politieschool in Soekaboemi werd heropend.

Hoewel in sommige politieopleidingen ook uitdrukkelijk militaire training gegeven werd, betekende dit niet automatisch dat de politie ook daadwerkelijk meer militaristisch werd in de praktijk. Het militarisme, ook in meer sociale zin, dat Bloembergen een rol toekende bij de koloniale politie in de jaren net voor de Tweede Wereldoorlog, was na 1945 afwezig bij de politiefunctionarissen en justitiële ambtenaren, inclusief de Procureur- Generaal.91 De politie hechtte bijvoorbeeld weliswaar veel waarde aan ‘de kwaliteit van de khakistof’ van de politie-uniformen, die er strak en stralend uit hoorden te zien volgens een hoofdcommissaris in West-Java begin 1948, maar dit stond vooral in dienst van een