• No results found

Opzet analyses Mentality-database

Wat komt overeen? Wat verschilt?

3 Analyse van beschikbare data over burgers

3.2 Opzet analyses Mentality-database

In de Mentality-database van Motivaction zijn ruim 20 variabelen geselecteerd die betrekking hebben op de democratische rechtsstaat. Deze variabelen konden worden ingedeeld in drie, in overleg met de begeleidingscommissie gekozen do-meinen:

1. Politiek 2. Wetgeving

3. Maatschappelijk-cultureel

Daarnaast zijn een aantal variabelen geselecteerd die kenmerken van burgers representeren, die mogelijk van belang zijn voor het begrijpen en verklaren van hun opvattingen. De gekozen achtergrondvariabelen en de categorieën daarbin-nen zijn:

1. Geslacht

2. Leeftijdscategorie.

− 15 tot en met 24 jaar − 25 tot en met 34 jaar − 35 tot en met 44 jaar − 45 tot en met 49 jaar − 50 tot en met 59 jaar − 60 tot en met 69 jaar − 70 tot en met 80 jaar

3. Sociale klasse74.

− A : hoog

− B-boven : tamelijk hoog − B-onder : midden hoog

− C : tamelijk laag

− D : laag

4. Het geboorteland van de respondent of één van de ouders75 − Autochtoon

− Ander Europees land − Turkije

− Marokko − Suriname

− Nederlandse Antillen / Aruba − Suriname

− Indonesië

− Ander Westers Land − Ander niet-westers land 5. Het al dan niet gelovig zijn

6. De stedelijkheidsgraad van de woonplaats van de respondent − Niet stedelijk

− Weinig stedelijk − Matig stedelijk − Sterk stedelijk − Zeer stedelijk

7. De regio binnen Nederland waar de respondent woont (volgens Nielsen) − Den Haag, Rotterdam, Amsterdam

− Randgemeenten van Den Haag, Rotterdam, Amsterdam − Rest West (zonder de drie grote steden en hun

randge-meenten)

− Groningen, Friesland, Drenthe − Overijssel, Gelderland, Flevoland − Zeeland, Noord-Brabant, Limburg 8. Arbeidsparticipatie

− Huisvrouw / -man − Student

− Gepensioneerd / met de VUT

− Werkloos, werkzoekend of op wachtgeld − Invalide / arbeidsongeschikt

− Parttime werkzaam in een beroep − Fulltime werkzaam in een beroep

74 Sociale klasse is een combinatievariabele van opleiding en inkomen, hier is voor gekozen omdat het opnemen van beide variabele methodologische bezwaren (multicollineariteit) met zich meebrengt

75 Volgens CBS definitie is iemand allochtoon wanneer hij of zij, of één van beide ouders in het bui-tenland is geboren.

9. Het al dan niet hebben van een sociaal netwerk. De onderstroom 'sociale netwerken' brengt iemands oriëntatie op sociale netwerken in kaart en is opgebouwd uit een aantal stellingen, te weten:

− Ik ontmoet steeds nieuwe mensen die tot mijn vrienden-kring gaan behoren.

− Mijn vrienden komen uit verschillende groepen.

− Ik besteed veel tijd aan het onderhouden van mijn vriend-schappen.

− Ik vind het belangrijk om een uitgebreid sociaal netwerk te onderhouden.

− Ik behoor tot verschillende groepen van mensen die contact met elkaar houden, samen activiteiten ondernemen en in-teresses delen.

Alvorens deze variabele op te nemen is bekeken of mensen met een sterke oriëntatie op sociale netwerken ook daadwerkelijk meer sociale contacten hebben. Uit deze voorstudie bleek dat mensen die ondergemiddeld scoren op de onderstroom 'sociale netwerken' doorgaans minder frequent contact heb-ben met zowel buren, familie, vrienden als collega's en mensen die bovenge-middeld scoren op de onderstroom juist frequenter.

10. Sociaal milieu/burgerschapsstijl76 − Traditionele Burgerij − Gemaksgeoriënteerden − Moderne Burgerij − Nieuwe Conservatieven − Kosmopolieten − Opwaarts Mobielen − Postmaterialisten − Postmoderne Hedonisten

Op ruim twintig variabelen met betrekking tot de democratische rechtsstaat zijn vervolgens analyses uitgevoerd om te onderzoeken welke achtergrondvariabelen verklarend zijn voor de beleving van de democratische rechtsstaat.77 Dit levert ook meteen aanwijzingen op voor groepen die zeer negatief staan tegenover de democratische rechtsstaat en die als potentiële aandachtsgroepen kunnen wor-den benoemd.

Alle door ons geselecteerde vragen hebben wij op eigen initiatief opgenomen (dus niet in opdracht van klanten). Wij hebben geen stellingen geselecteerd die ten grondslag liggen aan de sociale milieus, omdat anders een cirkelredenering zou optreden.

Enerzijds zullen de conclusies van dit onderzoek in het algemeen de inzicht ver-groten in de beleving van de democratische rechtsstaat door burgers, anderzijds worden potentiële aandachtsgroepen in de samenleving aangewezen die interes-sant kunnen zijn voor de kwalitatieve fase van het onderzoek die op een later moment in de vorm van focusgroepen zal plaatsvinden.

76 De variabele burgerschapsstijl wordt niet apart meegenomen in de analyse, omdat deze geheel herleidbaar is tot het sociale milieu..

77 De resultaten zijn niet integraal opgenomen in dit rapport, maar als een document verkrijgbaar bij het WODC of Motivaction.

3.2.1 Gebruikte techniek

Om vast te stellen welke achtergrondkenmerken belangrijk zijn bij het verkla-ren van een maatschappelijk fenomeen kan regressie-analyse uitkomst bieden. Door middel van een stapsgewijze logistische regressie-analyses kan onder an-dere worden blootgelegd welke achtergrondkenmerken (de onafhankelijke vari-abelen) een duidelijke invloed hebben op de houding ten opzichte van een on-derwerp (de afhankelijke variabele). Vervolgens kan ook worden berekend hoe groot deze invloed is. Voor meer informatie over deze analysetechniek verwijzen wij naar bijlage B.

Bij regressie-analyse is het van belang dat de onafhankelijke variabelen die worden opgenomen niet sterk met elkaar correleren. Wanneer dit wel het geval is, bestaat de kans dat schijnverbanden ontstaan doordat twee onafhankelijke variabelen hetzelfde deel van de afhankelijke variabele lijken te verklaren. Dit verschijnsel wordt ook wel multicollineariteit genoemd. Om deze reden is het bij dit onderzoek methodologisch onverstandig geacht zowel de variabele opleiding als inkomen op te nemen.

Om de invloed van inkomen niet geheel onbelicht te laten is gekozen voor de combinatievariabele 'sociale klasse'. Deze variabele, die een vijfdeling kent is gebaseerd op:

− Opleidingsniveau van de respondent − Functieniveau van de respondent De vijfdeling ziet er als volgt uit:

− A : hoog

− B-boven : tamelijk hoog − B-onder : midden hoog − C : tamelijk laag

− D : laag

Deze beslissing vertrekt vanuit de methodologische assumptie dat het salaris van mensen dezelfde richting kent als het functieniveau (hoe hoger de functie, hoe hoger het salaris).

Vragen uit de Mentality-meting van 1998 zijn, door het ontbreken van de moge-lijkheid om uitspraken te doen op het niveau van sociale klasse, geanalyseerd in een model met opleidingsniveau, maar zonder inkomensvariabele. Van de beide variabelen is gekozen voor opleiding omdat deze uit sociologisch oogpunt rele-vanter is en er van het opleidingsniveau een sturende werking uit kan gaan op het inkomen, maar doorgaans niet andersom.

3.2.2 Definitie van potentiële aandachtsgroepen

In de literatuurstudie is gebleken dat wetenschappers vaak (impliciet) verwijzen naar een soort 'modelburger': de mondige, actieve, kritische participant in het democratische proces. In dit onderzoek willen we nagaan in hoeverre er ook an-dere typen burgers naast deze 'modelburger' bestaan. Deze burgers zullen we

aanduiden als potentiële aandachtsgroepen. Ook groepen die meer dan gemid-deld roepen om een trendbreuk met huidig beleid zullen we onder deze categorie scharen. Dit kan betrekking hebben op de staatsinrichting, wetgeving maar ook op de kwalitatieve invulling van de democratische rechtsstaat.