• No results found

Oplossingsgerichte gesprekken leerling B

1e gesprek:

Onderzoeker: Ik heb je nu even uit de klas gehaald voor ongeveer twintig minuten. Ik ben namelijk erg nieuwsgierig wat kinderen van iets vinden.Ik kan natuurlijk zelf verzinnen wat jij van iets vind, maar misschien vind jij iets wel heel anders en daarom wil ik het graag van jou horen. Wat ik graag van je wil horen, is jouw mening. Alles wat je zegt is okee, als het maar is zoals jij het vindt. Zo zeggen ze dat je niet mag schelden, maar misschien heeft een kind wel een hele goede reden om dat te doen. Ik vind het vooral belangrijk dat je jouw mening geeft.

Ik wil graag alles onthouden wat je zegt en daarom zal ik alles opnemen. Dan hoef ik het je niet nog een keer te vragen. Heb jij wel eens van jezelf een bandje opgenomen? Je klinkt heel anders op een bandje. Wil je het eens horen?

Leerling B: Nee, maar wil het wel eens horen. Haha dat is grappig.

Onderzoeker: Hiermee neem ik je dus op. Ik laat het aan niemand luisteren, maar zo weet ik wat ik met jou heb besproken. Ik heb hier een aantal plaatjes. Je had zelf al gezien, dat het plaatjes zijn waarop je een emotie ziet. Jij bent natuurlijk een jongen, maar het gaat er mij om hoe jij jezelf voelt.

Ik wil dat jij er straks eentje uitkiest die jij bij jezelf vindt passen. Zal ik er eerst even ééntje voordoen?

Ik heb eigenlijk een paar plaatjes waarvan ik vind dat ze bij mij passen. Iemand die graag lacht. Ik ben graag in een groep en soms voel ik me ook wel eens boos als het me niet wil lukken. Als ik teveel werk heb en ik weet niet meer of ik het af krijg. Als jullie in de klas niet willen luisteren, dan kan je jezelf ook wel eens boos voelen. Dit zijn dus de drie plaatjes die ik het beste bij mij vindt passen.

Welke denk je dat bij jou past.

Leerling B: deze, want die heeft eigenlijk wel een vermoeiend gezicht. Ik ben zelf ook heel gauw moe. En deze, dit moet ik eigenlijk zijn en de andere mijn zusje. Want dan kijk ik haar heel boos aan. En ik zou deze kiezen omdat ik graag met vrienden speel.

Onderzoeker: oké, je zegt net dat het vermoeide plaatje bij jou past. Wanneer voel jij jezelf zo? Leerling B: Als ik net op school kom, dan heb ik weinig geslapen.

Onderzoeker: bedoel je met moe dat je weinig geslapen hebt? Leerling B: Ja

Onderzoeker: en dit met je zusje gaf je net aan. Hebben jullie vaak ruzie? Leerling B: ja bijna iedere dag.

Onderzoeker: Heb je wel eens gehoord van een haatliefde verhouding? Leerling B: nee

Onderzoeker: Dat is zeg maar dat je veel van elkaar houd, maar dat je ook veel ruzie kan hebben. Is dat bij jullie ook zo?

Leerling B: Ja dat wel, maar zij gaat soms volop op de mep. Dan knijpt ze heel veel en dat is helemaal niet leuk. Onderzoeker: En wat doe jij dan?

Leerling B: Ik mag niet terugknijpen, anders had ik allang teruggeknepen Onderzoeker: Maar zij mag dat natuurlijk ook niet doen.

Leerling B: Ja..

Onderzoeker: Maar dan vind ik het wel heel verstandig dat jij dan zegt, ik mag het niet dus dan doe ik het niet. Leerling B: Anders had ik haar al wel heel hard gemept.

Onderzoeker: Oh oké, maar goed jij bent verstandig en jij denkt dat doe ik niet. En zeg je tegen je zusje dat dat niet mag?

Leerling B: Nee, ik zeg dan ‘doe gewoon niet’. En dan zeg ik het tegen mijn moeder en dan zegt mijn zusje.. Neeneee ik zal het nooóit meer doen! En dan doet ze het 5 minuten later weer.

Onderzoeker: En wat doe jij daar dan aan?

toe.

Onderzoeker: Dat vind ik heel verstandig van jou. Dus je zegt, ik ga of ergens anders naar toe of ik zeg het tegen mama.

Leerling B: ja

Onderzoeker: En vrienden zijn ook heel belangrijk voor jou. Wie zijn jouw beste vrienden? Leerling B: In de wijk heb ik heel veel vrienden en hier op school.

Onderzoeker: Met wie trek jij graag op in de klas? Leerling B: met Tim

Onderzoeker: Die zit fijn naast jou dus dat komt goed uit. En wat vind jij zo fijn aan Tim? Leerling B: Die is gewoon lekker rustig.

Onderzoeker: en daar houd jij wel van?

Leerling B: Ja, ook best wel veel van drukke kinderen. Maar niet zo druk als J. Onderzoeker: Dus liever niet te druk?

Leerling B: nee

Onderzoeker: En waarom houd je daar niet van?

Leerling B: dan word ik zelf ook heel druk en daar word ik zelf soms ook heel irritant van.

Onderzoeker: Dat vind ik al heel knap dat jij dat van jezelf kan zeggen. Ik zie jou soms en dan denk ik, hoe zou Leerling B zichzelf voelen.

Leerling B: ja soms gewoon kalm.

Onderzoeker: En soms kan je ook een beetje boos worden. Weet je dan wat ik bedoel? Leerling B: in de klas

Onderzoeker: En hoe komt dat dan?

Leerling B: Soms als andere kinderen druk worden, maar soms zegt de juffrouw dan ook dat ik druk ben en dan zeg ik vervelende dingen terug.

Onderzoeker: En hoe komt het dat dat je daar vervelend op reageert? Leerling B: Ja dat weet ik eigenlijk ook niet

Onderzoeker: Oh oké, en wanneer gaat het nu wel heel goed?

Leerling B: Meestal met juf Y. en met jou en heel soms met juf A. Want daar heb ik wel een goede band mee maar niet zo vaak.

Onderzoeker: En waarom gaat het dan bij Juf Y. wel heel goed?

Leerling B: daar kan ik gewoon goed mee optrekken. Ik heb daar vorig jaar ook met rekenen bij in de klas gezeten en dan ging dat altijd goed en dat is gewoon een lieve juffrouw.

Onderzoeker: Oké, want daar ben ik nu ook nieuwsgierig na. Stel je nu voor: jouw ideale leerkracht. Hoe zou die er uit zien?

Leerling B: net zoals juf Y.. Gewoon aardig en niet zo streng. Soms mag ze wel streng zijn, maar niet zo vaak. Onderzoeker: Je noemt al een paar eigenschappen op. Ik heb nog een paar eigenschappen van een leerkracht weggelegd. Welke drie eigenschappen vind jij het belangrijkste bij een leerkracht?

Leerling B: Dan zou ik die, die en die kiezen. Deze drie

Onderzoeker: Geeft duidelijke uitleg, kan goed vertellen en geeft duidelijk haar grenzen aan. . Wat ik dus vooral zie is dat je het belangrijk vindt dat er duidelijkheid is.

Leerling B: Ja

Onderzoeker: Komt dat omdat je daar zelf weer rustig van wordt? Leerling B: Ja

Onderzoeker: En de ideale schooldag. Dan zou er een juffrouw voor de groep staan die duidelijk en goed kan vertellen en duidelijk haar grenzen aangeeft. Hoe zou de rest van de dag eruit zien?

Leerling B: Ja goed, dan luister ik goed en voor de rest niet veel.

Onderzoeker: Vind je het vooral belangrijk dat zo’n leerkracht voor de groep staat?

Leerling B: ja, want ik kan niet goed tegen andere leerkrachten. Dan word ik zelf heel druk en dan ga ik heel vervelend doen.

Onderzoeker: En ligt dat dan aan de juffrouw of dat het nieuw is voor jou? Leerling B: Vooral dat het nieuw is voor mij.

Onderzoeker: Oké, nou heel knap dat jij mij dit zo kan vertellen. Ik leg alle kaartjes weer even terug. Wat moet ik nog meer weten oer jou in de klas. Of heb je alles al verteld?

Leerling B: Ik heb alles al wel verteld.

Onderzoeker: Ik vind dat jij heel goed naar jezelf kan kijken. Weet je dat van jezelf? Leerling B: ja

Onderzoeker: Heb je dat wel vaker gehoord? Leerling B: ja

Onderzoeker: Wanneer heb je dat wel eens gehoord?

Leerling B: Soms met zo’n mevrouw die mij wel eens uit de klas komt halen. Dan praat ik ook wel eens over thuis.

Onderzoeker: Maar als ik het zo hoor, dan weet jij dus eigenlijk wel goed wanneer het wel goed gaat en wanneer het niet zo goed gaat.

Leerling B: Ja

Onderzoeker: Daar gaan we nu mee aan de slag. Want volgend jaar is de middelbare school en daar zijn veel verschillende leerkrachten. Dus we gaan nu kijken hoe jij er voor kan zorgen dat jij alleen maar topdagen gaat krijgen. Het zijn echter ook altijd mindere dagen. Maar we gaan kijken, wat je kunt doen om alleen maar goede dagen te krijgen.

Leerling B: ja eigenlijk kalm blijven.

Onderzoeker: Oké dat vind ik al heel knap. We gaan in deze map bijhouden welke emoties bij iedere dag passen. Welke emoties passen bij deze ochtend?

Leerling B: gewoon kalm eigenlijk.

Onderzoeker: Dan plakken we die hier. Maar nu wil ik weten, wat jij er aan gedaan heb dat het een kalme dag was.

Leerling B: Ik gedraag mezelf rustig.

Onderzoeker: Oké dan schrijf je dat hierachter op. En je gaat nu iedere dag binnen of buiten de klas die emoties opplakken. Dan gaan we iedere week bespreken hoe de afgelopen week ging. Hopelijk zijn het veel goede dagen. Maar als er is een mindere dag is gaan we kijken hoe dat kwam en hoe we ervoor kunnen zorgen dat die dag ook een goede dag wordt.

Ik vind het vooral belangrijk dat je weet wat je wel goed doet in de klas. Wil je het binnen of buiten de klas doen?

Leerling B: binnen

Onderzoeker: Ik heb nu alles wel gezegd. Ik vind het in ieder geval al heel knap hoe jij naar jezelf kan kijken en ik ben blij dat je mij dit allemaal verteld hebt.

2e gesprek

Onderzoeker: We gaan eens kijken hoe de afgelopen week is gegaan. Ik heb net nog het gesprek teruggeluisterd van vorige week. En wat ik tijdens het gesprek hoorde was:

*je vindt het fijn als je rustig bent. Je trekt dan ook graag op met T. want hij is ook rustig. En wanneer je rustig bent, heb je in principe een fijne dag.

* je vindt een juffrouw fijn, die duidelijk is. Die duidelijk haar grenzen bepaald, maar ook goede verhalen kan vertellen.

*Je zelf druk wordt en vervelend wordt als het druk is.

We gaan eens kijken wat je hebt opgeschreven de afgelopen week.

Ik zie hier staan dat je lekker in je vel zit. Wat doe jij allemaal als je lekker in je vel zit? Leerling B: ik gedraag me rustig

Onderzoeker: Wat is nog een positief punt van jou in de klas? Leerling B: ik doe goed mee. En soms ben ik ook wel een beetje boos. Onderzoeker: Ik wil nu alleen maar goede punten van jou horen. Leerling B: Ik luister goed naar de juffrouw en uhm..

Onderzoeker: Wat zou de juffrouw nog meer over jou zeggen wat je goed doet? Leerling B: Doet goed zijn best: aardige jongen

Onderzoeker: En wat doe jij vaak bij binnenkomst of aan het einde van de dag? Leerling B: Uhm ik weet niet, beetje kletsen

Onderzoeker: Gezellig kletsen, nou dat is super positief. Je zegt dus tijdens de goede dagen zit ik lekker in mijn vel. Maar dat heb je dus aan jezelf te danken. Nou super knap!

Onderzoeker: Hmm maandag, was niet zo’n goed begin. Ik ben boos staat daar, weet je nog waarom? Leerling B: Nee, dat weet ik al niet meer.

Onderzoeker: Wat gebeurd er als jij boos bent? Leerling B: dan word ik gewoon druk.

Onderzoeker: en dan?

Leerling B: En dan wordt de juffrouw ook weer boos op mij en dan wordt ik nog drukker. Onderzoeker: Hoe kan jij er voor zorgen dat je niet meer boos en druk wordt?

Leerling B: Dat weet ik niet.

Onderzoeker: Daar gaan we een oplossing voor bedenken. Want we weten al wat je heel goed kan. We gaan nu een oplossing bedenken voor dat gedrag. We gaan ervoor zorgen dat jij van een boos gevoel weer naar een blij gevoel gaat.

Ik zie dat je hier van een boze bui naar een rustige bui bent gegaan. Wat is er toen gebeurd? Leerling B: ik ben hier gewoon kalm geworden. Dat gaat automatisch.

Onderzoeker: dat is heel knap wist je dat. Dat wanneer je boos bent je er zelf weer voor zorgt dat je rustig wordt. En dinsdag was een leuke dag, maar had je in de middag ruzie met J. Nou M. dat kan altijd een keer gebeuren. Weet je nog waar de ruzie over ging?

Leerling B: J. en ik waren overgebleven en toen moest je blijkbaar lopen, maar dat wist ik niet. Toen ben ik boos op hem geworden en toen is de ruzie begonnen.

Onderzoeker: Als je nu zo terug kijkt, had je het misschien op een andere manier kunnen oplossen? Leerling B: dat weet ik niet

Onderzoeker: zal ik even vertellen hoe ik denk dat het gebeurd is? Leerling B: ja

Onderzoeker: Jij was samen met J. overgebleven en J. had gewonnen, maar dat vond jij niet terecht. J. had gewonnen en hij vond het niet terecht dat jij zei dat hij niet gewonnen had. Toen gingen jullie naar de kleedkamer. Toen kregen jullie ruzie over wie er gewonnen had, jullie gingen schelden tegen elkaar en uiteindelijk werd dat zelfs vechten. Wat had dit kunnen voorkomen?

Onderzoeker: maar dat is soms heel lastig, helemaal als de ander ook niet goed wilt praten. Leerling B: ik had naar de juffrouw kunnen gaan.

Onderzoeker: Ja dat had inderdaad gekund. Was het handig wat jij allemaal tegen J. zei? Leerling B: Nee

Onderzoeker: Ik neem je dat niet kwalijk, maar ik vind het wel goed dat je gaat nadenken over een oplossing. Wat had je anders kunnen doen?

Leerling B: Schelden tegen J.

Onderzoeker: Dat vind ik heel knap dat je dat van jezelf ziet. En gisteren ging het ook goed. Hoe vind je dit nu om terug te zien.

Leerling B: Ja handig.

Onderzoeker: Heb nagedacht, over wat je moet doen als je boos bent?

Leerling B: Als ik bijvoorbeeld met iemand ruzie heb, dat die gene niet tegen mij praat. En dat ik gewoon ff rustig wordt.

Onderzoeker: En op welke manier wil jij rustig worden. Leerling B: dat ze gewoon even niet tegen mij praten.

Onderzoeker: Oké, maar je kunt soms ook boos zijn terwijl je geen ruzie hebt met andere kinderen.

Ik ben jouw juffrouw. Wat kan ik er nu aan doen, zodat jij weer de rustige jongen wordt die goed mee doet in de klas.

Leerling B: Dat ik even naar de gang ga.

Onderzoeker:Maar stel dat je terug komt en je bent nog steeds druk.

Leerling B: dan moet je mij gewoon een waarschuwing geven en dan gewoon heel streng zijn en dan meteen zeggen dat je de pauze binnen moet blijven.

Onderzoeker: Oké dus

Stap 1: als ik vervelend ben, moet ik even uit de klas Stap 2: als ik dan druk blijf, de pauze binnen blijven.

En moet je dan een kleine of een grote pauze binnen blijven.

Leerling B: kleine pauze en als ik het dan nog doe dan een grote pauze.

Onderzoeker: oké, dan schrijf ik dat achterop de bladzijde van deze week. Dan weten we dat we dat hebben afgesproken. Dan gaan we volgende week bespreken of dit geholpen heeft.

Onderzoeker: Dit ga ik tegen juffrouw Y., K. en A. zeggen. Waar vind je het fijn om naar toe te gaan? Leerling B: In de gang bij de kapstokken.

Onderzoeker: En als het wel goed gaat, hoe kan ik jou daar dan voor belonen? Leerling B: Dat weet ik niet

Onderzoeker: Vind je het fijn als je daarvoor beloond wordt? Leerling B: Dat maakt mij niet uit.

Onderzoeker: Zullen we een beloningssysteem maken of vind je het zo goed? Leerling B: Het is zo goed

Onderzoeker: Hoe vind je het om dit zo te doen?

Leerling B: Ik vind het goed. Misschien is het ook wel handig voor andere kinderen.

Onderzoeker: Dat kan ik inderdaad doen. Als het goed gaat, dat we het ook bij andere kinderen doen. Dan kan ik dat in een vergadering bespreken. Ik denk dat het wel werkt.

Leerling B: dat denk ik ook

Onderzoeker: Weet je wat ik denk dat je hier allemaal van leert? Leerling B: Nee

Onderzoeker: * ik denk dat je leert wat je wel goed doet in de groep

*je leert ook zelf een oplossing te bedenken voor je eigen gedrag. Want ik kan wel een oplossing voor jou bedenken, maar dat wil niet zeggen dat jij dat ook fijn vindt.

En stel je wordt ouder en je gaat straks naar de middelbare school dan weet je precies hoe jij jezelf moet gedragen. Want dan ben je de directeur van je eigen gedrag. Kan je zelf je gedrag regelen.

Leerling B: ja, ja

Onderzoeker: Dat komt helemaal goed, want je bent een fijne jongen om in de klas te hebben. Leerling B: ja

Onderzoeker: Vind je dat zelf ook? Leerling B: ja dat vind ik zelf ook wel!

3e gesprek

Onderzoeker: Hoe is het gegaan? Leerling B: Ja wel goed.

Onderzoeker: De oplossing heb ik niet hoeven te gebruiken. Vandaag gaan we het kwaliteitenspel doen. We gaan kijken wat jouw sterke punten zijn. Er zijn drie soorten kaartjes:

* Ik ben * Ik kan * Ik heb

We gaan kijken welke kaartjes bij jou passen en wat je aan die kwaliteit hebt. Heb je het al vaker gespeeld?

Leerling B: Nee

Onderzoeker: Pak er maar is eentje. Leerling B: Ik heb belangstelling Onderzoeker: Wat betekend dat? Leerling B: Weet ik niet

Onderzoeker: Aandacht voor iemand hebben. Interesse. Dat je veel dingen aan iemand vraagt bijvoorbeeld. Herken je die kwaliteit?

Leerling B: Een beetje, ik doe ook wel veel vragen stellen Onderzoeker: Waar zou die eigenschap handig voor kunnen zijn? Leerling B: Voor later misschien.

Onderzoeker: Wat gebeurd er als je dit doet. Leerling B: Je weet meer dingen.

Onderzoeker: Klopt. Hoe denk je dat ik het vind als jij belangstelling in mij toont. Leerling B: Fijn.

Onderzoeker: Ja klopt. Als jij dat doet vinden mensen het heel prettig dat jij belangstelling in hen toont. En je weet inderdaad heel veel. Leg dat kaartje maar eens naast je, want dat is in ieder geval een kwaliteit van jou.

Kies er nog maar één. Leerling B: Wat staat hier?