• No results found

Oplossing probleem

In document Flevoland ondersteboven (pagina 45-48)

4. Betrouwbaarheid en analyse van de bodemprofielen

4.3 Betrouwbaarheid van profielen

4.3.5 Oplossing probleem

veld. Met in het achterhoofd de

weten-schap dat bij Swifterbant sprake was van een uitgebreid krekensysteem en geulpatroon heeft het er alle schijn van dat één van die kreken in het boorpro-fiel voorkomt. Dit wordt bevestigd door de boorlocaties over de AHN te leggen (fig. 22).

De meest noordelijke boringen in pro-fiel Y tonen aan dat het laagpakket van Wormer op die plaatsen een dikte van ruim 5 m heeft, waarbij de top zich op slechts 1 tot 1,5 m beneden maaiveld bevindt. Vervolgens neemt de dikte van de laag af terwijl de diepte toeneemt. De dikte van het laagpakket van Wor-mer lijkt het restant van twee oever-wallen met daartussen een kreek. Hierbij is de kreek zelf niet door een boring geraakt.41 Ook in dit geval is de bovenste meter van het maaiveld gere-construeerd op basis van slootprofie-len. Aangezien er sprake is van een dwarsprofiel was het mogelijk om het complete slootprofiel te bekijken in plaats van, in het geval van profiel X, op enkele punten. Hierin doet zich ech-ter een opvallende tegenstelling voor. Volgens de RIJP-boringen liggen op het Laagpakket van Wormer restanten van het Hollandveen, gevolgd door een laag detritus-gyttja (Flevomeer), de Alc2+3 laag en een zwak humeus klei-pakket. De slootprofielen geven echter links in het profiel op de hoogte van de detritus-gyttja de Alc2+3 laag weer. De vraag is nu welke van beide bronnen,

41 Op basis van de overzichtskaart met boringen lijkt één van de boringen exact in de kreek te zijn gezet. Dit is echter niet het geval en de verteke-ning is te wijten aan de onnauwkeurige positie-aanduiding van de boringen. Doordat de kreek niet aangeboord is, ontbreekt deze in het profiel en lijkt er sprake te zijn van één reusachtige oeverwal.

de RIJP-boringen of de slootprofielen, de bodemopbouw juist weergeeft.

4.3.5 OPLOSSING PROBLEEM

Om meer inzicht in het bodemprofiel van een kreek met oeverwallen te krij-gen is het slootprofiel G 41/42, waarin de resten van een kreek met oeverwal-len zichtbaar zijn, toegevoegd (fig. 23).

De kreek is uitgesleten in het laagpak-ket van Wormer en het Pleistocene zand. Door de kracht van het water is op de plaats van de kreek het Basisveen geërodeerd. Aan weerszijden van de kreek zijn oeverwallen van klei ont-staan, waarbij de top van de oeverwal-len uit steviger klei bestaat dan het doorsnee laagpakket van Wormer. Pas aan de randen van de oeverwallen komt het Hollandveen weer voor. De kreek is opgevuld geraakt met Oude Detritus-gyttja en de zogenaamde

FIGUUR 23. BODEMPROFIEL VAN DE KREE K DIE DOOR HET SLOO T-PROFIEL VAN OG 41/42 LOOPT.

46 Cardiumklei die in het Midden- tot

Laat-Boreaal werd afgezet (Berendsen 2004, 264). Zowel de kreek als de oe-verwallen zijn afgedekt met de Alc2+3

laag. De Jonge Detritus-gyttja of Fle-vomeer Laag ontbreekt over het gehele profiel. Op de meeste plaatsen in het profiel volgt boven de Alc2+3 laag de Alc1

laag. Op enkele locaties ontbreekt deze echter. In het bodemprofiel is duidelijk zichtbaar dat de hoogste delen van het Almerepakket gedurende de Zuiderzee-fase zijn geërodeerd (geologisch hiaat); als gevolg hiervan ligt de Zuiderzee-afzetting op bepaalde plaatsen direct op de Alc2+3 laag. De Zuiderzee- en IJs-selmeer-afzettingen zijn ten opzichte van de andere lagen vrij horizontaal en volgen niet de vorm van de oeverwallen en kreek.

Indien de bodemopbouw van de kreek uit profiel X wordt vergeleken met die van een kreek die door de ka-vels OG 41/42 loopt, blijkt deze afwij-kingen te vertonen. Zo is de kreek uit profiel X opgevuld met het laagpakket van Wormer terwijl de andere kreek is opgevuld met oude detritus-gyttja. Volgens Ente (1986, 55) komt de oude detritus voor in de geulen die in het veenlandschap zijn blijven bestaan na-dat zich veen had gevormd op de oude zeeklei. Hetzelfde geldt voor het bek-ken van kavelsectie J. In de kreek die over de kavels OG 41 en OG 42 loopt is boven de oude detritus-gyttja een laag Cardiumklei aangetroffen. Ook deze afzetting ontbreekt in het voor de case-studie gemaakte profiel X. Ente (1986, 55) schrijft echter dat de Cardiumklei slechts in een klein deel van Flevoland voorkomt, met name in oude kreken zoals die op de kavels OG 41/42. De oude detritus-gyttja kon ook in slechts

enkele kreken worden aangetoond, hoewel deze volgens Ente in alle kre-ken voor zou moeten komen. Boven-staande kan verklaren waarom er geen Cardiumklei en oude detritus-gyttja in de kreek van profiel X voorkomt. Ui-teraard bestaat ook de mogelijkheid dat zowel de oude detritus-gyttja als de Cardiumklei door erosie zijn verdwe-nen maar oorspronkelijk wel in de kreek zijn afgezet.

In de RIJP-boringen is een laag gyttja aangetroffen, afgezet boven het laag-pakket van Wormer, die normaal gesp-roken als de Flevomeer laag wordt ge-interpreteerd. In beide profielen loopt deze laag als een band door het gehele profiel, dus ook over de kreek in profiel

FIGUUR 24. VERGELIJKING TUSSEN HET SLOOTPROFIEL ( EER-STE METER) EN DE RIJP-BORINGEN (Y. VAN POP TA).

47 X en de oeverwal(len) in profiel Y. In

het kreekprofiel OG 41/42 ontbreekt de laag echter geheel. De laag die wel in dit profiel direct over de kreek en oe-verwallen loopt is de Alc2+3 laag. In het slootprofiel van profiel Y doet zich het-zelfde verschijnsel voor. Daar waar volgens de RIJP-boringen een laag gyt-tja over de oeverwal(len) loopt, is deze laag volgens de slootprofielen de Alc2+3

laag (fig. 24). Of daaronder nog een gyttja-afzetting zit is niet bekend; de slootprofielen reiken niet verder dan 1 m onder maaiveld. In het

bodempro-fiel, weergegeven in figuur 25, is duide-lijk zichtbaar dat de geulen en kreken tussen Swifterbant en Kamperhoek zijn afgedekt door de Alc2+3 laag en niet door de Flevomeer Laag. Ook is vol-gens dit profiel de lithologie van beide lagen nagenoeg gelijk, namelijk: hu-meuze zware zavel. De lithologische beschrijving van de Alc2+3 laag in de slootprofielen luidt eveneens: lutum-rijke, humeuze zware zavel A. Ligt het probleem dan bij de RIJP-boringen, waarbij de Alc2+3 laag ten onrechte is geïnterpreteerd als gyttja?

In document Flevoland ondersteboven (pagina 45-48)