• No results found

HOOFDSTUK 4: VERDELING VAN DE SLEUTEL- SLEUTEL-VAARDIGHEDEN OVER SOCIO-DEMOGRAFISCHE

4.1.4. Opleidingsniveau ouders

Gemiddeld behalen Vlamingen met laaggeschoolde ouders (i.e. wiens beide ouders geen diploma secundair onderwijs behaald hebben) een score van 257 (tabel 4.4). Dit is beter dan in de meeste Europese landen en beter dan het referentiegemiddelde (253). Finland (270) en Nederland (270) doen het beter, terwijl Denemarken (253) en de OESO-landen (255) vergelijkbaar met Vlaanderen presteren. Indien tenminste één ouder wel het diploma secundair onderwijs behaald heeft, is er een aanzienlijke sprong in gemiddelde geletterdheidsprestaties in alle landen. In Vlaanderen behaalt deze groep een score van 283, wat significant beter is dan de prestatie van de meeste Europese landen behalve het V.K.

(281) waar men een gelijkaardig resultaat behaalt, en Finland (295) en Nederland (293) waar men het beter doet. Tot slot behalen Vlamingen met hooggeschoolde ouders (i.e. van wie tenminste één ouder het diploma hoger onderwijs behaald heeft) een gemiddelde geletterdheidsprestatie van 300. Alleen Finland (311) en Nederland (307) doen het significant beter, terwijl het V.K. en Polen (beide 296) vergelijkbare gemiddelde resultaten behalen. De andere Europese landen behalen een zwakkere gemiddelde prestatie.

16

Tabel 4.4 Gemiddelde prestatie voor geletterdheid naar hoogste opleidingsniveau van ouders, bevolking tussen 16 en 65 jaar.

Beide ouders geen diploma secundair

onderwijs

Tenminste één ouder een diploma secundair

onderwijs

Tenminste één ouder een diploma hoger

onderwijs Gem. St. fout Gem. St. fout Gem. St. fout

Finland 270 1,30 295 1,15 311 1,78

Nederland 270 1,05 293 1,46 307 1,45

Vlaanderen 257 1,26 283 1,42 300 1,29

OESO-gem. 255 0,35 279 0,28 295 0,38

Denemarken 253 1,17 269 1,06 290 1,05

Referentiegem. 253 0,54 279 0,46 296 0,56

V.K. (Eng./N-Ier.) 252 1,66 281 1,39 296 1,71

Polen 245 1,49 272 0,92 296 2,09

Spanje 244 0,91 267 1,62 282 1,78

Duitsland 235 2,68 268 1,20 289 1,35

Landen zijn gerangschikt volgens afnemende gemiddelde score van respondenten wiens beide ouders minder dan hoger secundair onderwijs hebben behaald.

Significant hoger dan Vlaanderen

Niet significant verschillend van Vlaanderen Significant lager dan Vlaanderen

De gegevens uit tabel 4.4 wijzen erop dat de samenhang met het opleidingsniveau van de ouders niet te onderschatten is. Indien beide ouders het secundair onderwijs nooit hebben afgewerkt, leidt dit immers tot een gemiddelde geletterdheidsprestatie op niveau twee. In sommige landen, nl. Finland, Nederland, Vlaanderen en over alle OESO-landen heen, zorgt een hoger opleidingsniveau van de ouders (i.e. tenminste één ouder heeft het secundair onderwijs afgewerkt) voor een verhoging van het gemiddelde vaardigheidsniveau, maar enkel wanneer één van de ouders hoger onderwijs heeft afgewerkt is er een niveauverhoging van niveau twee naar niveau drie in alle landen. Bovendien blijkt het prestatieverschil tussen de landen (behalve Spanje) te verkleinen naarmate het opleidingsniveau van de ouders stijgt.

Figuur 4.10 toont dat er een sterk verband bestaat tussen het opleidingsniveau van de ouders en de gemiddelde geletterdheidsprestatie. Volwassenen met hooggeschoolde ouders presteren gemiddeld veel beter dan volwassenen met laaggeschoolde ouders. De gecontroleerde prestatieverschillen tonen aan dat, ondanks een blijvend significant verband tussen opleidingsniveau van de ouders en gemiddelde geletterdheidsprestatie, dit prestatieverschil heel wat minder groot is dan aanvankelijk werd aangenomen. In de meeste landen halveert immers het prestatieverschil.

In Vlaanderen bedraagt het absolute prestatieverschil tussen mensen met hooggeschoolde en laaggeschoolde ouders 44 punten. Dit is significant groter dan het prestatieverschil in Denemarken (37 punten) en Nederland (37 punten), maar significant kleiner dan Duitsland (55 punten) en Polen (51 punten).

Hoofdstuk 4

Figuur 4.10 Gemiddeld prestatieverschil voor geletterdheid van hooggeschoolde ouders (tenminste één ouder heeft een diploma hoger onderwijs) ten opzichte van laaggeschoolde ouders (beide ouders hebben geen diploma secundair onderwijs), absoluut en gecontroleerd.

Absoluut prestatieverschil, significant Gecontroleerd prestatieverschil, significant Absoluut prestatieverschil, niet-significant Gecontroleerd prestatieverschil, niet-significant

Landen zijn gerangschikt volgens afnemende grootte van het absolute prestatieverschil.

Positieve waarden wijzen op een betere prestatie van volwassenen met hooggeschoolde ouders.

Controlevariabelen: geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, geboorteland ouders en thuistaal.

Vlaanderen: R²(absoluut)= 0,15 ; R²(gecontroleerd)=0,36

Tussen het opleidingsniveau van de ouders en de prestaties van de zwakst en best presterenden is er ook een duidelijk verband (figuur 4.11). Om dit verband duidelijk te maken, werden enerzijds de 25% zwakst presterende personen met laaggeschoolde ouders vergeleken met de vijf procent zwakst presterende personen met hooggeschoolde ouders, en anderzijds de vijf procent best presterende personen met laaggeschoolde ouders met de 25%

best presterende personen met hooggeschoolde ouders. Uit de eerste vergelijking blijkt dat een kwart van de mensen met laaggeschoolde ouders ten hoogste op hetzelfde niveau presteren als de vijf procent zwakst presterende personen met hooggeschoolde ouders. In alle OESO-landen samen presteert deze eerste groep significant beter dan de laatste groep. De tweede vergelijking toont een vergelijkbaar beeld. In de meeste landen presteren de vijf procent zwakst presterende volwassenen met laaggeschoolde ouders op hetzelfde niveau als een kwart van de mensen met hooggeschoolde ouders. In alle OESO-landen samen en in Nederland presteert deze eerste groep significant beter en in Duitsland significant slechter dan de laatste groep.

In Vlaanderen behalen de vijf procent laagstpresteerders met laag- en hooggeschoolde ouders respectievelijk een score van 173 en 232. De eerste groep presteert dus onder niveau één van geletterdheid, terwijl de laatste groep op niveau twee presteert. De hoogstpresteerders met laaggeschoolde ouders en de hoogstpresteerders met tenminste één hooggeschoolde ouder behalen respectievelijk een score van 328 en 355. Beide groepen presteren dus op niveau vier van geletterdheid.

Het verband tussen het opleidingsniveau van de ouders en de prestatiekloof bestaat in Vlaanderen, Nederland, Denemarken, Spanje en over alle OESO- en referentielanden heen.

37 37

38 39

41 43

44 44

51 55

17 15

17 20 19

21 19

28 26 23

0 10 20 30 40 50 60

Denemarken Nederland Spanje OESO-gem.

Finland Referentiegem.

Vlaanderen V.K. (Eng./N-Ier.) Polen Duitsland

In deze landen is de prestatiekloof voor volwassenen met laaggeschoolde ouders groter dan voor personen met hooggeschoolde ouders. In Vlaanderen bedraagt de prestatiekloof voor personen met laaggeschoolde ouders 154 punten en 123 voor personen met hooggeschoolde ouders.

Figuur 4.11 Spreiding van de scores overheen de percentielen bij hooggeschoolde ouders (tenminste één ouder heeft een diploma hoger onderwijs) en laaggeschoolde ouders (beide ouders hebben geen diploma secundair onderwijs) – Geletterdheid.

5p 10p 25p 50p 75p 90p 95p

Landen zijn gerangschikt volgen afnemende mediaanscore van laaggeschoolde ouders.

Er is een onmiskenbaar verband tussen laaggeletterdheid en het opleidingsniveau van de ouders. Er zijn meer laaggeletterden bij de volwassenen met laaggeschoolde ouders dan bij de volwassenen met hooggeschoolde ouders. De eersten vormen dus een risicogroep voor laaggeletterdheid. Ook tussen hooggeletterdheid en opleidingsniveau van de ouders is er een duidelijk verband. Van de volwassenen met hooggeschoolde ouders presteren er significant meer op de hoogste geletterdheidsniveaus dan van de volwassenen met laaggeschoolde ouders.

In Vlaanderen presteert één vierde (25%) van de personen met laaggeschoolde ouders onder het eerste niveau van geletterdheid – en is dus laaggeletterd. In Finland (17%) en Nederland (18%) zijn dit er significant minder, en in Polen (32%), Spanje (33%) en Duitsland (40%) zijn dit er significant meer. Slechts 6% van de Vlamingen met laaggeschoolde ouders presteert gemiddeld op niveau 4 van geletterdheid – en is met andere woorden hooggeletterd. Dit is significant minder dan in Finland (12%) en Nederland (11%), maar significant meer dan in Spanje (3%), Polen (3%) en Duitsland (3%).

15

150 175 200 225 250 275 300 325 350 375

Laaggeschoolde ouders

Hoofdstuk 4

Slechts 4% van de Vlamingen met hooggeschoolde ouders is laaggeletterd. Dit is significant minder dan in alle landen behalve Finland, Nederland en Polen. Een vierde van de Vlamingen met hooggeschoolde ouders is hooggeletterd. Alleen in Finland (40%) en Nederland (32%) zijn dit er significant meer. In de andere landen, behalve het V.K. en Polen, zijn het er significant minder.

Figuur 4.12 Percentages volgens hun hoogste niveau voor geletterdheid – hooggeschoolde ouders (tenminste één ouder heeft een diploma hoger onderwijs) en laaggeschoolde ouders (beide ouders hebben geen diploma secundair onderwijs).

Onder niveau 1 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveaus 4 en 5

Landen zijn gerangschikt volgens afnemend aandeel volwassenen met laaggeschoolde ouders dat presteert op niveau 1 of lager.