• No results found

opleiding tot revalidatiearts, palliatief arts en verpleeghuisarts gedaan. Hij heeft meegewerkt aan het opzetten van een hospice, en geeft tevens les aan tweede- en

derdejaars geneeskundestudenten op de universiteit. Hij is momenteel werkzaam in een verpleeghuis en is tussen de 45 en 50 jaar oud.

Deze respondent heeft als arts veel ervaring met euthanasieverzoeken en heeft het ook een aantal keren uitgevoerd. Hij staat positief tegenover de mogelijkheid tot euthanasie en lijkt het minder als een uiterste optie te beschouwen dan respondent 4. Hij heeft interesse in de ethische en morele dilemma’s en existentiële thema’s die in zijn werk een rol spelen, denkt hier veel over na en kan deze benoemen. Tevens discussieert hij

regelmatig hierover met collega’s. Deze respondent ziet een rol of betekenis voor hgv- ers als het gaat om begeleiding, advies of morele educatie bij artsen en geeft aan dat dit

31

soms ook al gebeurt binnen het verpleeghuis. Ook benoemt hij een aantal obstakels wat dit betreft.

In het onderzoek zal vanwege de leesbaarheid deze respondent aangeduid worden als: verpleeghuisarts

Belangrijk om te noemen tot slot is dat alle respondenten werkzaam zijn binnen verschillende instellingen.

§ 2.4 Interviews en analyse

De interviews werden gehouden aan de hand van een topiclist.43 De structuur van de

topiclist en daarmee de interviews bestond uit drie delen. Het eerste richtte zich op de praktijk, met de vraag wat er al gebeurt qua begeleiding, advies en morele educatie van artsen rondom het onderwerp. Het tweede deel richtte zich op euthanasie als thema, en met name welke waarden, dilemma’s etc. hierbij spelen. En het derde deel richtte zich op de vormen van en mogelijkheden van begeleiding, advies en morele educatie van artsen door hgv-ers. Deze topiclist was in principe hetzelfde voor de respondenten uit

verschillende beroepsgroepen, hoewel de vraagstelling soms wat verschilde omdat deze aangepast moest worden aan de respondent.

De interviews duurden allemaal ongeveer een uur, en werden opgenomen met een digitale voicerecorder (mp3). Vervolgens werden ze door mij als interviewer uitgewerkt. Deze uitwerking bestond deels uit citaten, dus een letterlijke weergave van wat de

respondent gezegd had, en deels uit een samenvattende weergave in mijn eigen woorden. De uitwerking werd vervolgens getoond aan de respondent zodat deze het resultaat kritisch kon bekijken en eventueel dingen kon aanvullen, op- en aanmerken en verwijderen. Dit terugkoppelen was met name belangrijk aangezien de tekst niet

(geheel) een letterlijke weergave was van wat de respondent verteld had, maar ook mijn interpretatie een rol speelde. Daarom was het van groot belang er zeker van te zijn dat ik de respondent goed begrepen had, en door de controle van de uitwerking werd dit zo goed mogelijk gewaarborgd.

Aanvankelijk was ik van plan om de structuur die in de topiclists verwerkt was ook als onderzoeksstructuur te gebruiken, en zo het onderzoek als het ware op te delen in drie stukken. Ik zou dan eerst een deel literatuur en theorie beschrijven, en vervolgens de citaten van de respondenten hierop aan laten sluiten. Dit bleek echter niet de meest logische en vruchtbare manier.

Uiteindelijk zijn de verhalen van de respondenten het uitgangspunt geworden, en

dienen zij als basis van het onderzoek. De punten, thema’s, problemen en ervaringen die naar voren kwamen in de interviews bieden de aanknopingspunten aan de hand

waarvan de literatuur en theorie besproken worden. Deze bespreking is tegelijkertijd

32

een analyse van de verhalen van de respondenten. Hierin kwamen voor mij drie ‘hoofdlijnen’ naar voren, zoals beschreven in de inleiding.

Bij het schrijven van hoofdstuk 3, waarin de respondenten aan het woord komen, heb ik steeds geprobeerd te kijken naar de veelzeggendheid van een uitspraak. Hierbij heb ik me gericht op de complexiteit van de praktijk, op waar de professionals tegenaan lopen, waar het moeilijk is.

Als onderzoekster en interviewster spelen mijn persoon en interpretatie een grote rol. De citaten zijn van de respondenten en zeggen iets op zich, maar ze staan niet op zichzelf. De afwegingen of ze uiteindelijk in dit onderzoek genoemd werden, op welke plek en met welke interpretatie, zijn door mij gemaakt. Hun betekenis, zeggingskracht en functie zijn in meer of mindere mate gekleurd door mijn keuzes en afwegingen. Dit is belangrijk te beseffen bij het lezen, het geeft het onderzoek een subjectieve lading. De praktijk of ‘werkelijkheid’ die naar voren komt, wordt geconstrueerd door de uitspraak van de respondent, de keuzes van de onderzoekster en uiteindelijk door de lezer die er zijn eigen interpretatie aan geeft. Dit subjectieve aspect heeft zijn waarde en past bij het onderzoeksonderwerp. Kwalitatief onderzoek, of een verkennend onderzoek zoals ik uitgevoerd heb, biedt hier de ruimte toe.

Bij het schrijven van hoofdstuk 4 heb ik wat structuur betreft in zekere mate de drie ‘hoofdlijnen’ aangehouden. Deze lijnen geven mijns inziens de complexiteit van het thema op zich, en van de omgang ermee voor de professionals goed weer. Ik heb de hoofdpunten zoals die in de verhalen van de respondenten naar voren kwamen

geanalyseerd aan de hand van literatuur en theorie. Deze analyse biedt een achtergrond, context, verklaring of versterking van dat wat bij de respondenten naar voren kwam. Ik heb getracht om in de analyse een terugkoppeling te maken vanuit de theorie naar de praktijk.

33