• No results found

Opdracht van het jeugdwerk

In document Ouders en jeugdwerk (pagina 74-80)

In de vragenlijst peilden we specifiek naar de participatie van kansengroepen, diversiteit en hoe jeugdwerk zich tot die thema’s verhoudt.

“Ik vind het vooral belangrijk dat alle kinderen de kans zouden moeten krijgen om deel te nemen aan een jeugdbeweging. Het OCMW zou hier misschien meer werk van mogen maken, zodat de drempel voor deze mensen iets lager zou zijn.” (een ouder)

ALGEMENE BEVINDINGEN

De houding van ouders tegenover jeugdwerk loopt grotendeels gelijk over de groep deelname (jaar en vakantie) en de groep niet-deelname (zie Tabel 30).

Tabel 30: Opdracht jeugdwerk naar deelname (% ouders dat (helemaal) akkoord is)

Jeugdwerkinitiatieven moeten … NIET DEELNAME DEELNAME

JAAR EN VAKANTIE

10.4

N % N %

meer doen om kinderen in armoede te bereiken 163 58.9 590 48.6 *

meer doen voor kinderen met een beperking 165 59.4 585 48.0 *

ervoor zorgen dat kinderen leren omgaan met mensen van diverse achtergronden

163 69.3 588 71.6

kinderen weg van straat houden 164 57.9 589 50.8

ervoor zorgen dat kinderen een plaats krijgen in onze

maatschappij 165 70.9 581 68.3

erover waken dat kinderen vertegenwoordigd worden in

het beleid 165 39.4 584 39.9

actie voeren tegen GAS-boetes 164 18.3 579 17.0

De hoogste scores staan vet gedrukt. Items die significant verschillen naargelang van de groepen, staan aangeduid met een * (p <.05).

Respondenten staan uitgesproken positief tegenover de socialisatiefunctie van het jeugdwerk. Dat betreft vooral het aspect diversiteit (cf. ervoor zorgen dat kinderen leren omgaan met mensen van diverse achtergronden: 69.3% van de niet-deelnamegroep, 71.6% van de deelnamegroep) en het aspect integratie in de maatschappij (cf. ervoor zorgen dat kinderen een plaats krijgen in onze maatschappij: 68.3% van de niet-deelnamegroep, 70.9% van de deelnamegroep). Jeugdwerk als belangenbehartiger van de stem van jongeren (cf. erover waken dat kinderen vertegenwoordigd worden in het beleid: 39.4% van de niet-deelnamegroep, 39.9% van de deelnamegroep) en als actievoerder tegen GAS-boetes blijft eerder beperkt (17% in de deelnamegroep, 18.3% in de niet-deelnamegroep).

Telkens ongeveer de helft van de ouders geeft aan dat jeugdwerk meer inspanningen kan doen om kansengroepen (kansarm of met een beperking) te bereiken. Niet-deelnemers geven dit in iets sterkere mate aan dan deelnemers (p<0.05: 59.4% bij niet-deelname, 48% bij deelname voor het item ‘Jeugdwerk moet meer doen voor kinderen met een beperking’, 58.9% bij niet-deelname, 48.6% bij deelname voor het item ‘Jeugdwerk moet meer doen om kinderen in armoede te bereiken’).

PROFIELGEBONDEN VERSCHILLEN?

Als we de items die peilen naar de opdracht van het jeugdwerk, linken aan de verschillende ouderkenmerken, dan treden op het vlak van kansarmoedeachtergrond (zie Bijlage 18), van migratieachtergrond (zie Bijlage 19) en het jeugdwerkverleden (zie Bijlage 20) opmerkelijke verschillen op de voorgrond.

Dat jeugdwerk meer moet doen voor kinderen met een beperking, werd in de verschillende parallelversies door ongeveer de helft (48% deelnamegroep) tot drie vijfde (59.4% niet-deelnamegroep) van de respondenten aangegeven. Voor de groep ouders met niet-deelnemende kinderen is het jeugdwerkverleden bepalend (p<.001). Respondenten zonder een jeugdwerkverleden spreken zich sterker uit, namelijk 74.5%

zonder een jeugdwerkverleden onderschrijft dat als opdracht voor het jeugdwerk tegenover 53.2% met een jeugdwerkverleden. Een groter aandeel van de respondenten met een jeugdwerkverleden blijft over dat item neutraal.

Er zijn ook verschillen naargelang van kansarmoedeachtergrond (p<.001). Het aandeel respondenten met kansarmoedeachtergrond dat zich in deze stelling kan vinden (71.1%) is groter dan het aandeel respondenten zonder kansarmoedeachtergrond (48%). Respondenten zonder kansarmoedeachtergrond scoren meer neutraal. Elf procent van de ouders zonder kansarmoedeachtergrond is (helemaal) niet akkoord.

In de niet-deelnamegroep zijn ook respondenten zonder migratieachtergrond (p<.05) sterker uitgesproken over de opdracht van het jeugdwerk ten aanzien van kinderen met een beperking. In de niet-deelnamegroep schiet deze verhouding behoorlijk uit: 84.6% van de respondenten met migratieachtergrond onderschrijft deze opdracht tegenover 53.5% van de respondenten zonder die achtergrond.

Een gelijkaardig verband zien we voor het item jeugdwerk moet meer doen om kinderen in armoede te bereiken en het jeugdwerkverleden. Ook hier geeft de helft van de respondenten bij de deelnemers (48.6%) tot drie vijfde bij de niet-deelnemers (58.9%) aan dat jeugdwerk meer moet doen om kinderen in armoede te bereiken. Uitgesplitst naar jeugdwerkverleden loopt dit percentage in de niet-deelnamegroep op tot bijna vier vijfde (78.3%) van de ouders zonder een jeugdwerkverleden, tegenover de helft (50 %) van de respondenten met een jeugdwerkverleden. De aantallen zijn evenwel te klein voor statistisch betrouwbare uitspraken.

Bij niet-deelnemers tekenen we ook een verband op voor het item jeugdwerk moet erover waken dat kinderen vertegenwoordigd worden in het beleid (p<.001). Respondenten zonder een jeugdwerkverleden zijn meer uitgesproken akkoord met deze stelling, namelijk 58.7% van respondenten. Respondenten met een jeugdwerkverleden scoren aanzienlijk gematigder (29.5%). Er is zelfs een groter aandeel respondenten met een jeugdwerkverleden dat (helemaal) niet akkoord is met deze vertegenwoordigingsfunctie.

Ook het item jeugdwerking moet kinderen weg van straat houden wordt in beide groepen (niet-deelname en (niet-deelname) sterker aangegeven door respondenten zonder een jeugdwerkverleden (p<.001).

Dat verband is het sterkst uitgesproken bij ouders van niet deelnemers (p<.001). Onafhankelijk van het jeugdwerkverleden scoren bijna drie op de vijf ouders (57.9%) met een kind dat niet deelneemt (helemaal) akkoord op dit item. Bij ouders zonder een jeugdwerkverleden stijgt dit tot 76.6% tegenover 49.1% met een jeugdwerkverleden. Van de respondenten met een jeugdwerkverleden in de niet-deelnamegroep is bijna een vijfde (18%) niet akkoord.

Dat jeugdwerk kinderen weg van straat moet houden, wordt ook verschillend beoordeeld naargelang van al dan niet kansarmoedeachtergrond. Een groter aandeel respondenten met kansarmoedeachtergrond is akkoord. Respondenten zonder kansarmoedeachtergrond zijn in meerdere mate niet akkoord. Enkel in de groep ouders met kinderen die niet deelnemen zijn deze verschillen ook significant (p<.05). Drie vierde (71.4%) van de niet-deelname respondentengroep met kansarmoedeachtergrond vindt dat jeugdwerk de opdracht heeft om kinderen van straat te houden. Bij respondenten zonder kansarmoedeachtergrond is

Inzake diversiteit is telkens drie vierde van de respondenten (69.3% niet-deelname, 71.6% deelname) de mening toegedaan dat jeugdwerk ervoor moet zorgen dat kinderen leren omgaan met mensen van diverse achtergronden. In de groep niet-deelnemers is er opnieuw een verband met het jeugdwerkverleden van de respondent (p<.05). Het aandeel ouders dat vindt dat jeugdwerk ervoor moet zorgen dat kinderen leren omgaan met mensen van diverse achtergronden, is hoger bij respondenten met ervaring met het jeugdwerk (85.1%). Respondenten zonder een jeugdwerkverleden laten zich minder sterk uit, hoewel dit aandeel nog steeds 63.3% bedraagt.

Globaal gesteld zijn ook respondenten met migratieachtergrond sterker positief deze mening toegedaan (p<.05). Uitgesplitst naar migratie, is 83.5% van respondenten met migratieachtergrond akkoord. Bij respondenten zonder migratieachtergrond bedraagt dit 69.2%. Respondenten zonder migratieachtergrond zijn vooral neutraler.

Samenvattend

Waartoe dient jeugdwerk? Kennen ouders een meerwaarde toe aan het jeugdwerk?

Functies van het jeugdwerk

Ouders vinden jeugdwerk doorgaans nuttig. Een minderheid, maar toch 20%, ervaart jeugdwerk als opvang. Voor ouders met erg jonge kinderen is dat meer van tel. Veel ouders vinden het jeugdwerk een aanvulling bij de opvoeding van hun kinderen. Dat geldt vooral voor ouders van deelnemende kinderen.

Voor de ouders met niet-deelnemende kinderen is dit moeilijker in te schatten. Ook respondenten zonder een jeugdwerkverleden of respondenten met kansarmoedeachtergrond scoren op dat punt gematigder. Op de vraag of jeugdwerk een goedkope tijdsbesteding is, zijn de meningen meer verdeeld.

Opdracht van het jeugdwerk

Hoe staan ouders tegenover de participatie van kansengroepen en diversiteit? Heeft jeugdwerk daarin een rol te vervullen?

Ouders waarderen jeugdwerk in termen van socialisatie, bijvoorbeeld diversiteit (cf. ervoor zorgen dat kinderen leren omgaan met personen van diverse achtergronden) en integratie in de maatschappij (cf.

ervoor zorgen dat kinderen een plaats krijgen in onze maatschappij). Voor telkens ongeveer de helft van de respondenten kan jeugdwerk meer doen voor kansengroepen (cf. kinderen met beperking of kinderen in kansarmoede). Dat wordt het meest uitgesproken door ouders waarvan het kind niet deelneemt aan het jeugdwerk.

Respondenten zonder een jeugdwerkverleden, respondenten met migratieachtergrond en respondenten met kansarmoedeachtergrond onderschrijven sterker verschillende mogelijke opdrachten van het jeugdwerk.

Verdiepende analyse en aandachtspunten

De resultaten wijzen op het belang van een goed begrip van jeugdwerk. Ten volle beseffen wat jeugdwerk inhoudt (cf. wat doen ze wel, wat doen ze niet), en in het verlengde daarvan de meerwaarde ervan inzien, kan pas eens er deelname is. Inwerken op beeldvorming vormt dan ook een bijzondere uitdaging.

“Ik weet niet waarom ze zouden deelnemen, ik heb de indruk dat ze daar alleen maar wafelen bakken.” (een ouder)

“… als een ouder zijn kind bij ons brengt, dan zijn zij zich niet echt bewust van wat wij doen.

Meestal is dat zo van ‘Ja, dan heeft dat kind een activiteit, dan moet ik mij er niet mee bezig houden ’s avonds.’ Het bewustzijn is klein als ze hun kind komen inschrijven, maar als ze dan merken van ‘Kijk, zij werken ook aan de opvoeding’… Er wordt van alles voorgesteld, bijvoorbeeld de ateliers, er zijn toonmomenten … al die dingen die proberen we, die worden heel goed uitgelegd.”

(een jeugdwerkondersteuner)

“Niet altijd, maar soms wel, is een bezorgdheid van ouders naar die WMKJ dan, naar ons toe: het idee ‘dat zijn allemaal jongeren die het moeilijk hebben, dat gaat een slechte invloed hebben, die gaan er veel slechte vrienden maken’… Eigenlijk is dat jammer, want dat staat haaks op wat we willen zijn.” (een jeugdwerkondersteuner)

8 VERWACHTINGEN TEN AANZIEN VAN JEUGDWERK

Aan welke kwaliteitseisen moet jeugdwerk voldoen? Of met andere woorden, wat vinden ouders belangrijk voor een jeugdwerkorganisatie en de jeugdwerkbegeleiders?

“We willen wel onze kinderen naar het jeugdwerk sturen, maar het moet financieel haalbaar zijn. En als we er voor betalen, dan moet het de moeite zijn. Dan moeten onze kinderen het leuk vinden, dan mogen ze niet gepest worden.” (een ouder)

In document Ouders en jeugdwerk (pagina 74-80)