• No results found

Belangrijke onzekere factoren in de CO2-emissieprognoses voor de sector verkeer en vervoer

zijn:

• De CO2-emissies per voertuigtype

De gemiddelde brandstofefficiency van met name het huidige bestelauto- en vrachtautopark in Nederland is slecht bekend. Deze dient echter als basis voor de emissieprognoses, waar- mee ook de emissieprognoses onzeker zijn. De onzekerheid van de totale CO2-emissieraming

van verkeer en vervoer in 2020 bedraagt hierdoor grofweg +5% tot -5%. • De ontwikkeling van de brandstofefficiency van nieuwe personenauto’s17

In de WLO-emissieprognoses is ervoor gekozen om scenario-specifieke prognoses te schat- ten voor de ontwikkeling van de brandstofefficiency van nieuwe personenauto’s (Hoen et al., 2006). In het SE-scenario nam de gemiddelde CO2-uitstoot af tot 140 g/km in 2020, terwijl

deze in het GE-scenario 170 g/km bedraagt. In deze referentieraming vastgehouden aan deze prognoses. De onzekerheid van de totale CO2-emissieraming van verkeer en vervoer in 2020

bedraagt hierdoor naar schatting +2% tot -10%. • De groeiprognoses voor het personenautogebruik

De onzekerheid in de groeiprognoses voor het personenautogebruik komt onder meer voort uit onzekerheden rond de ontwikkeling van de brandstofprijzen, demografische ontwikkelin- gen (omvang en samenstelling bevolking en huishoudens, inkomensniveaus, etc.), economi- sche ontwikkelingen en ruimtelijke spreiding van activiteiten. Mede op basis van de variatie in de WLO-prognoses voor het personenautogebruik in het GE- en RC-scenario wordt de onzekerheid van de volumeprognoses geschat op grofweg +5% tot -20%. De onzekerheid van de totale CO2-emissieraming van verkeer en vervoer in 2020 bedraagt hierdoor naar

schatting +2% tot -10%.

• De groeiprognoses voor het vrachtvervoer over de weg

Ook de groeiprognoses voor het vrachtvervoer zijn inherent onzeker. Onzekerheden rond de groei en samenstelling van de economie - zowel wereldwijd als binnen de EU en binnen Ne- derland - spelen hierin een belangrijke rol. Voor het vrachtvervoer over de weg is mede op basis van de GE- en RC-scenario’s uit de WLO een bandbreedte geschat van grofweg +5% tot -30%. De onzekerheid van de totale CO2-emissieraming van verkeer en vervoer in 2020

bedraagt hierdoor naar schatting +1% tot -8%.

17

De door de Europese Commissie recentelijk vastgesteld normering van de CO2-uitstoot van nieuwe personenau-

De totale onzekerheid in de CO2-emissieprognoses voor de sector verkeer en vervoer wordt op

basis van het voorgaande grofweg geschat op +5% tot -25%.

6.3 Huishoudens

Inleiding

• Huishoudens nemen vooral aardgas en elektriciteit af en in veel mindere mate huisbrandolie en warmte. In 2005 bedroeg het temperatuurgecorrigeerde aardgasverbruik 322 PJ en het elektriciteitsverbruik 87 PJ elektriciteit. In 2005 werd 8 PJ warmte aan de huishoudens gele- verd via stadsverwarming.

Huishoudens

Figuur 6.10 Aandeel van de huishoudens in het totaal primair energiegebruik, 2006

Volumeontwikkelingen sinds 2003

• De ontwikkeling van het aantal huishoudens is aangepast. In de update van het GE scenario zijn cijfers voor 2000 en 2005 overgenomen van CBS. Voor 2010 is een schatting gemaakt op basis van de groei van het aantal huishouden tussen 2005 en 2007 (0,7%) per jaar volgens CBS. Voor ontwikkeling van het aantal huishoudens tussen 2010 en 2030 zijn de jaarlijkse groeipercentages uit het GE scenario overgenomen. Het aantal huishoudens in 2020 bedraagt in de update 8,3 miljoen in 2020 i.p.v. 8,6 miljoen in de raming 2005.

Tabel 6.4 Ontwikkeling aantal particuliere huishoudens GE update (per 1 januari van zicht- jaar) 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 Particuliere huishoudens × 1000 6.801 7.091 7.346 7.853 8.315 8.743 9.113 2000- 2004 2005- 3009 2010- 2014 2015- 2019 2020- 2024 2025- 2029 Groei jaarlijks 0,8% 0,7% 1,3% 1,2% 1,0% 0,8% • Ook de ontwikkeling van de woningvoorraad is aangepast. Voor de zichtjaren 2000 en 2005

zijn in de update van het GE scenario de cijfers overgenomen van het CBS wat betreft het to- taal aantal woningen. Voor 2010 is een schatting gemaakt op basis van CBS cijfers voor 2008. Voor de zichtjaren 2015 t/m 2030 is de jaarlijkse groei van de woningvoorraad aange- houden uit het oorspronkelijk WLO GE scenario. Dit impliceert nog steeds een hoog nieuw- bouwtempo. De woningvoorraad in 2020 omvat in de update 8 miljoen woningen i.p.v. 8,3 miljoen in de raming 2005.

Tabel 6.5 Ontwikkelingen woningvoorraad GE update GE update 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 Totaal aantal woningen × 1000 6590 6859 7160 7607 8082 8425 8769 2000- 2004 2005- 2009 2010- 2014 2015- 2019 2020- 2024 2025- 2029 Nieuwbouw × 1000 334 399 550 600 475 475 Sloop × 1000 65 105 100 125 125 125 Anders × 1000 7 -3 0 -7 -6

Beleidsontwikkelingen sinds 2003/4

Nieuw in deze update is de subsidieregeling duurzame warmte, voor zonneboilers is vanuit deze regeling een effect verondersteld, voor warmtepompen en micro-WKK niet.

• Een aantal nieuwe beleidsinstrumenten zijn niet in de update meegenomen: een verdere EPC aanscherping voor nieuwe woningen in 2011 en 2015, de energielabels, het Meer met Min- der convenant en afspraken met de woningbouwcorporaties over labelverbetering en norm- stelling apparaten in kader van EU Ecodesign richtlijn. De reden is dat op dit moment nog onduidelijk is hoe het instrument wordt uitgewerkt, of de beoogde aanpak haalbaar is en hoe effectief deze instrumenten zullen zijn.

Resultaten

• Het gasverbruik van huishoudens daalt fors naar 269 PJ in 2020. Dat is lager dan in GE-RR. Het gasverbruik daalt sterk tussen 2000 en 2005 door verbetering van het rendement van gasgestookte ketels. Het aantal HR-ketels stijgt van ca. 33% in 2000 naar 66% in 2006. Na 2005 zal het gasverbruik naar verwachting minder hard afnemen doordat de penetratie van HR-ketels niet meer zo hard zal groeien als daarvoor. Het elektriciteitsverbruik van huis- houdens blijft in de update stijgen met iets meer dan 1% per jaar naar 123 PJ elektriciteit in 2020. Dat is 10 PJ lager dan de RR-GE in 2020. Die aanpassing is nodig om de ontwikke- ling in lijn te brengen met de ontwikkeling in de periode 2000-2005. Vervanging van appa- raten als witgoed door nieuwe zuinigere modellen met een A label leidt tot forse besparin- gen. Wel is het karakter van het GE scenario met een hoge economische groei en daarom ook een forse groei van apparaatbezit en gebruik gehandhaafd.

0 50 100 150 200 250 300 350 400 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [PJ] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.11 Gasverbruik huishoudens

0 20 40 60 80 100 120 140 160 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [PJe] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.12 Elektriciteitsverbruik huishoudens

0 5 10 15 20 25 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [Mton] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.13 CO2-emissies huishoudens

Tabel 6.6 Onzekere factoren huishoudens directe emissie

Directe CO2-emissie [Mton] 16,3

Onzekere factor Laag [%] Hoog [%] HH.1 Bevolkingsgroei -5 0

HH.2 Ontwikkeling woningvoorraad, nieuwbouw- en slooptempo -5 0

HH.3 Statistiek -5 +5

HH.4 Leefstijl/gedrag -10 +10

HH.5 Klimaatontwikkeling -2 +2

Tabel 6.7 Onzekere factoren elektriciteitsgebruik

Finale elektriciteitsvraag [PJe] 123 Onzekere factor Laag [%] Hoog [%] HH.1 Bevolkingsgroei -5 0 HH.2 Inkomensontwikkeling -20 0 HH.3 Statistiek -5 +5 HH.4 Leefstijl/gedrag -20 0 HH.5 Klimaatontwikkeling <-0,1 <0,1

Bevolkingsgroei is verschil tussen bevolking RC (16,5 mln) en update.(17,4 mln). Statistiek ge- keken naar variaties in historische cijfers t.o.v. de trendlijn. Ontwikkeling woningvoorraad is berekend door in model sloop nul aan te nemen en te kijken naar effect op gasverbruik. Effect leefstijl gedrag door stookgedrag uit oude WLO-GE te vergelijken met huidige update in model. Effect klimaatontwikkeling overgenomen uit vorige Referentieraming. Bij effecten op finale elektriciteitsvraag is inkomensontwikkeling en leefstijl/gedrag afgeleid uit model (geen toename penetratiegraad apparaten respectievelijk geen toename gebruik apparaten).

6.4 Handel, diensten en overheid

Inleiding

• De tertiaire sector, bestaande uit handel diensten en overheid neemt voornamelijk aardgas en elektriciteit af. In 2005 bedroeg het temperatuurgecorrigeerde aardgasverbruik x PJ en het elektriciteitsverbruik x PJ elektriciteit.

Handel, diensten en

overheid

Figuur 6.14 Aandeel van de HDO in het totaal primair energiegebruik, 2006