• No results found

Beleidsontwikkelingen sinds 2003/

• Nieuw in deze update is een aanscherping van de EPC eisen aan utiliteitsgebouwen. Voor veel gebruiksfuncties gelden met ingang van 1 januari 2009 scherpere energieprestatie-eisen, de eisen zijn 15 juli 2008 in het Staatsblad gepubliceerd.

• Een aantal nieuwe beleidsinstrumenten zijn niet in de update meegenomen: een verdere EPC aanscherping in 2011 en 2015, de energielabels en het Meer met Minder convenant, verrui- ming van de EIA voor energiebesparing en normstelling apparaten in kader van EU Eccode- sign-richtlijn. De reden is dat op dit moment nog onduidelijk is hoe het instrument wordt uit- gewerkt, of de beoogde aanpak haalbaar is en hoe effectief deze instrumenten zullen zijn.

Resultaten

• Het gasverbruik daalt, als gevolg van een sterk verbeterde isolatie van de gebouwschil bij nieuwbouw, efficiëntere ketels en de stijging van de gemiddelde buitentemperatuur. In de update ligt het gasverbruik vanaf 2010 iets lager dan in RR-GE door de EPC aanscherping. Het elektriciteitsverbruik stijgt, als gevolg van toename in ICT en koeling van gebouwen. In de update stijgt het elektriciteitsverbruik iets minder hard dan in RR-GE.

0 50 100 150 200 250 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [PJ] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.15 Gasverbruik HDO

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [PJe] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.16 Elektriciteitsverbruik HDO

Tabel 6.8 Onzekere factoren hdo directe emissie

Directe CO2-emissie [Mton] 10,6

Onzekere factor

Laag [%]

Hoog [%] HDO.1 Economische groei, groei non-profit sectoren -20 0 HDO.2 Vervangingstempo gebouwen -2 +2

HDO.3 Statistiek -10 +10

HDO.4 Klimaatontwikkeling -2 +2

Tabel 6.9 Onzekere factoren hdo Finale elektriciteitsvraag

Finale elektriciteitsvraag [PJe] 154 Onzekere factor Laag [%] Hoog [%] HDO.1 Economische groei, groei non-profit sectoren -10 0 HDO.2 Vervangingstempo gebouwen -0,5 +0,5

HDO.3 Statistiek -10 +10

HDO.5 Klimaatontwikkeling -5 +5 HDO.6 Vraag naar energiediensten/werknemer -5 +5

Economische groei/groei non-profit sectoren is verschil tussen WLO-RC en WLO GEHP. Sta- tistiek gekeken naar variaties in historische cijfers t.o.v. de trendlijn. Vervangingstempo gebou- wen en klimaatontwikkeling en vraag naar energiediensten per werknemer overgenomen van vorige Referentieraming. Raar is dat het effect van klimaatontwikkeling op elektriciteitsvraag groter zou zijn dan op gasvraag ofwel directe emissies, dus effect op koeling groter dan op ruimteverwarming.

6.5 Land- en tuinbouw

Van het totaal primair energieverbruik komt 4% voor rekening van de land- en tuinbouw. Bin- nen de sector is vooral de glastuinbouw zeer energie-intensief.

Land- en tuinbouw

Figuur 6.17 Aandeel van de sector landbouw in het totaal primair energiegebruik

Economische ontwikkelingen

De glastuinbouw kent een sterke schaalvergroting en intensivering. Hoewel het aantal glastuin- bouwbedrijven de laatste jaren snel daalt, is het areaal tamelijk constant gebleven en neemt de productie toe. In het geactualiseerde scenario groeit het glastuinbouwareaal voor snijbloemen en potplanten vanaf 2008 sterk, terwijl het areaal waarop groenten worden geteeld daalt. Het totale glastuinbouwareaal stijgt van 10.500 hectare in 2005 tot 12.100 hectare in 2020. In het GE sce- nario van de Referentieraming 2005-2020 werd uitgegaan van een nog sterkere groei tot 13.500 hectare.

De akkerbouw groeit in de periode 2010-2020 met slechts 0,4% per jaar. De toegevoegde waar- de van de veehouderij neemt met 0,8% per jaar af.

Beleidsontwikkelingen

In het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren geven de overheid en de agrosectoren invul- ling aan de doelstellingen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig. Verschillende landbouw- sectoren nemen deel aan de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2001-2020 (MJA3) en leggen afspraken met de overheid vast in jaarwerkprogramma’s.

Voor de glastuinbouw wordt gestreefd naar een jaarlijkse energie-efficiëntieverbetering van 2% en een aandeel duurzame energie van 20% in 2020. Het convenant bevat geen streefwaarde voor een CO2-emissieplafond van de glastuinbouw.

Bij de grote glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem EU ETS bieden hogere CO2-prijzen een stimulans voor energiebesparing. Voor kleinere bedrijven

opgezet. Over de manier waarop dit systeem vorm krijgt, is nog niet definitief besloten en het is nog onduidelijk of het sectorsysteem zal aansluiten bij het EU-ETS. De glastuinbouwsector stelt als voorwaarde voor het invoeren van dit systeem dat het verlaagde energiebelastingtarief voor de glastuinbouw gehandhaafd blijft. Hier wordt er van uitgegaan dat circa 6% van het glastuin- bouw areaal en 10% van de CO2-emissies van de glastuinbouw onder het ETS vallen.

Het overheidsbeleid is er op gericht om de toepassing van alternatieve kasconcepten en energie- netwerken te stimuleren. De (semi-)gesloten kas en gebruik van aardwarmte komen in aanmer- king voor subsidie uit de MEI-regeling (Marktintroductie Energie Innovaties). Ook wordt er een garantstellingsfaciliteit opgericht om de risico’s van geothermische boringen af te dekken. De regeling IRE (Investeringsregeling energiebesparing in de glastuinbouw), de EIA (Energie- investeringsaftrek) en MIA (milieu-investeringsaftrek) stimuleren besparende maatregelen zoals WKK, LED verlichtingssystemen, kasdek en warmtebuffersystemen.

Resultaten

In de periode van 1995 tot 2007 is het glastuinbouwareaal niet sterk veranderd en vertoonde het primair energieverbruik in de land- en tuinbouw een licht dalende lijn. In het geactualiseerde scenario komt het primair energieverbruik van de landbouw (exclusief motorwerktuigen) in 2020 uit op 176 PJ in UR-GE. In UR-GE(H) is het verbruik 1 PJ lager.

Door het hoge aandeel van energiekosten in de totale kosten bestaat er in de glastuinbouw veel aandacht voor energiebesparing. Het energieverbruik verandert door toename van het glastuin- bouwareaal, veranderingen in de warmtevoorziening, besparende maatregelen en de opkomst van nieuwe kasconcepten. Vanaf 2004 is er sprake van een explosieve groei van het gasmotor- vermogen in de glastuinbouw (Zie ook Paragraaf 7.2). In de Referentieraming 2005-2020 werd nog niet expliciet rekening gehouden met de opkomst van nieuwe kasconcepten, omdat deze zich nog in een experimenteel stadium bevonden. In de actualisatie wordt wel gebruik gemaakt van warmte-koude opslag in (semi-)gesloten kassen (500 hectare in 2020) en wordt aardwarmte gebruikt voor de verwarming van kassen (400 hectare in 2020).

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 [PJ] Historisch RR GE UR GE(h) UR GE Figuur 6.18 Primair energiegebruik in de sector landbouw