• No results found

Hoofdstuk 7 Verbetering van de samenwerking en netwerkvorming

7.4 Ontwikkeling van een voorlichtingsplan 65

In het Plan van Aanpak wordt de ontwikkeling van een voorlichtingsplan genoemd. Dat moet stimuleren dat mensen bereid zijn naar voren te komen en vrijwillig informatie te

verschaffen. Daarbij valt te denken aan in Nederland verblijvende landgenoten van van oorlogsmisdrijven verdachte personen, maar ook aan NGO’s.

De voortgangsrapportage 2004 meldt de afspraak dat het OM zich bezig gaat houden met het opzetten van een voorlichtingscampagne om meer potentiële getuigen van

mensenrechtenschendingen te bereiken. Begin 2005 is de stand van zaken omtrent het voorlichtingsplan echter nog steeds onduidelijk. Wel zijn volgens het OM afspraken gemaakt met de afdeling voorlichting van het OM. Niet duidelijk is over welke afspraken het gaat en hoe het daarmee staat. Rond het vinden van getuigen in Nederland zijn weinig activiteiten ontplooid. Wel hebben enige voorlichtingsactiviteiten plaatsgevonden naar aanleiding van specifieke onderzoeken. Zo is er voor de Afghaanse zaken een website gemaakt en zijn er voorlichtingsfolders over het ROM-team in een aantal talen neergelegd op de AZC’s. Beide initiatieven hebben niets opgeleverd. Er zijn geen aangiften of potentiële getuigen uit voortgekomen.

Zowel het OM als de politie betogen dat algemene folders of een voorlichtingsplan naar een breed publiek niet zinvol zijn om mogelijke getuigen of slachtoffers te werven. Beter is het, naar hun mening, om mogelijke samenwerkingspartners gericht te informeren over wat het ROM-team doet en wil. Voorlichting zou zich dus vooral moeten concentreren op

netwerkvorming en informatie-uitwisseling met partners in het buitenland, NGO’s, de tribunalen en het ICC. Hierbij wordt ook gewezen op het door Interpol geïnitieerde netwerk. Men vindt dat het ROM-team een grotere bekendheid moet krijgen. Daardoor verwacht men meer signalen binnen te krijgen over mogelijke oorlogsmisdadigers die zich in Nederland

63

Besluit van de Raad van 13 juni 2002 (2002/494/JBZ). Artikel 1(1) van dit besluit voorziet in aanwijzing door de lidstaten van een aanspreekpunt voor de uitwisseling van informatie over de opsporing van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. (PB L 167 van 26 juni 2002, p. 1). Zie in dit verband ook het Besluit van de Raad van 8 mei 2003 (2003/335/JBZ) inzake opsporing en vervolging van genocide, misdrijven en oorlogsmisdrijven (PB L 118 van 14 mei 2003, p. 12.

64

De conclusies van de eerste bijeenkomst van het EU netwerk zijn opgenomen in Doc. 15568/04 CRIMORG 144 COPEN 146 van 6 december 2004, een verslag daarvan is te vinden in Doc. 5235/05 CRIMORG 3 COPEN 7 van 12 januari 2005.

65

Bronnen: interviews OM en ROM-team, teamleiders, hoofd Unit Midden Nederland en UOE, voortgangsrapportage 2004.

bevinden. Dit zou samenwerking bevorderen op operationeel niveau (informatie-uitwisseling); er zouden zelfs gezamenlijke onderzoeken ontwikkeld kunnen worden. Met dit doel wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een Visiedocument Oorlogsmisdrijven. Hiermee wil het ROM-team zichzelf presenteren naar buiten. Het document besteedt vooral veel aandacht aan de werkwijze zoals deze de laatste twee jaar is ontwikkeld en aan de strategie voor de toekomst.

Daarnaast vindt het ROM-team het interessant in de landen waar het werkt voorlichting te geven, bijvoorbeeld door het beleggen van een persconferentie over een onderzoek. Men wil zijn kennis en ervaring actiever en breder gaan uitdragen door het optekenen van ervaringen, en door het organiseren en deelnemen aan symposia. Zo ontstaat er meer informatie-uitwisseling rondom dit thema. De teamleiders willen graag dat er meer

voorlichting komt over het ROM-team, ook voor interne doeleinden. Nu moeten zij regelmatig uitleggen aan het KLPD en de korpsen waar men mee bezig is.

Wat betreft het stimuleren van aangiften zijn verder de ervaringen van de advocatuur vermeldenswaard. Volgens de geïnterviewde advocate is in het verleden (ten tijde van het NOVO-team) aangifte gedaan namens een aantal Irakese slachtoffers van gifgasaanvallen, maar we rden deze aangiften niet opgepakt door het OM. Naar de indruk van de betrokken advocate was men daar op dat moment nog niet aan toe. Dat is nu anders. In de zaak tegen een van de van oorlogsmisdrijven verdachte Nederlanders was men ook bezig een aangifte voor te bereiden. Na berichten in de media en Kamervragen startte het onderzoek echter al voordat de aangifte daadwerkelijk gedaan kon worden. Naar de mening van de betrokken advocate is dat vooral aan de betrokken officier te danken. Een probleem bij aangiften is dat het vaak politiek gevoelige zaken betreft.

7.5 Tussentijdse conclusies

Samenwerking met de tribunalen en NGO’ vindt vooral plaats op ad hoc basis naar aanleiding van concrete zaken. Daarbij spelen informele en persoonlijke contacten een grote rol. Het is daarom belangrijk mensen in huis te hebben die bekend zijn met bijvoorbeeld de NGO-wereld.

De contacten met de AIVD zijn geïntensiveerd, maar er bestaan fricties. De samenwerking met de KMAR is niet van de grond gekomen omdat hier geen noodzaak voor lijkt te zijn. De contacten binnen Europa zijn verbeterd, mede door het Europese netwerk. Het Europese Netwerk wordt positief gewaardeerd en zou in de toekomst vooral op beleidsmatig niveau een belangrijke rol kunnen gaan spelen.

Er is geen voorlichtingsplan ontwikkeld. Wel zijn er incidenteel voor concrete onderzoeken een aantal voorlichtingsactiviteiten geweest. Deze hebben echter niets opgeleverd. Men acht algemene voorlichtingsactiviteiten niet zinvol voor het werven van getuigen of het bereiken van potentiële slachtoffers. Men verwacht meer van het gericht informeren van (mogelijke) samenwerkingspartners, inclusief NGO’s, over het ROM-team en hun werkwijze. Met dit doel wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan een Visiedocument Oorlogsmisdrijven.