• No results found

ONTSLAG, SCHORSING, ONT- ONT-ZETTING, SCHRIFTELIJKE

WAARSCHUWING.

Regeeringsreglement.

Art- 93. De president van het Hooggerechts-hof van Nederlandsch-Indië wordt door den Koning benoemd en ontslagen.

De president, de vice-president en deleden van het Hooggerechtshof kunnen alleen met hunne toestemming in andere betrekkingen worden overgeplaatst.

Art. 94. De president, de vice-presidenten en de leden van het Hooggerechtshof worden uit hun ambt ontslagen :

a. wanneer zij den leeftijd van vijf en zes-tig jaren hebben bereikt;

b. bij gebleken ongeschiktheid wegens aan-houdende ziels-of lichaamsziekte of we-gens ouderdomsgebreken ;

c- wanneer zij onder curateele zijn gesteld.

In het geval sub b bedoeld, wordt aan de vice-presidenten en aan de leden het ontslag door den Koning verleend.

In de gevallen sub a en b bedoeld, brengt het ontslag uit het ambt eervol ontslag uit 's Lands dienst mede; in het geval sub c bedoeld, kan ontslag uit 's Lands dienst, mits eervol, daaraan worden verbonden.

Buiten de in dit artikel genoemde

geval-90 Ontslag, Schorsing, enz.

len kan alleen ontslag uit het ambt worden verleend op eigen verzoek of wegens over-plaatsing overeenkomstig art. 93.

Art. 95. De president, de vice-presidenten en de leden van het Hooggerechtshof kunnen door den 'Koning uit hun ambt worden ontzet : a. wanneer zij wegens door den Koning te bepalen strafbare feiten tot vrijheidsstraf-fen zijn veroordeeld; ')

b. wanneer zij verklaard zijn in staat van faillissement of van kenlijk onvermogen of wegens schulden zijn gegijzeld;

c. wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij voortdurende achteloosheid in de waarneming van hun ambt;

d. wegens overtreding der door den Koning vastgestelde bepalingen, waarbij hun : lo. het bekleeden van een ambt of

betrek-king of de waarneming der belangen van anderen wordt verboden;

2o. het uitoefenen van eenig beroep of het betrokken zijn bij handel of onderneming wordt verboden;

3°. een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen;

4o. verboden wordt aan partijen of hare advocaten of procureurs raad te geven of hulp te bieden;

5". de verplichting wordt opgelegd om het geheim der raadkamer te bewaren.

Overtreding der bepalingen sub d bedoeld, kan ten aanzien van de vice-presidenten en de leden alleen dan grond tot ontzetting opleveren, wanneer zij reeds vooraf voor gelijke overtre-ding door den president zijn gewaarschuwd.

In de gevallen sub a, b en c bedoeld, brengt de ontzetting uit het ambt ontslag uit 's lands dienst mede ; in de gevallen sub d bedoeld, kan

1) Bij artikel I van St. 1901 no. 319 zijn als zoodanige strafbare feiten aangewezen die, welke een misdrijf uitmaken.

Ontslag, Schorsing, enz. 91 ontslag uit 's lands dienst, al dan niet eervol,

door den Koning daaraan worden verbonden.

Art. 96. Indien de Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord, oordeelt dat de president of een der vice-presidenten of leden om eene der redenen vermeld in artikel 94 sub b en in artikel 95 behoort te worden ontslagen of ontzet, worden aan den betrokkene de tegen hem bestaande bezwaren schriftelijk medegedeeld en wordt hij in de gelegenheid gesteldom zich binnen een door den Gouverneur-Generaal te bepalen termijn ter zake schriftelijk te verantwoorden.

Het bezwaarschrift en de verantwoording, indien zij ontvangen is, worden door den Gouverneur-Generaal bij zijne voordracht tot ontslag of ontzetting overgelegd.

De betrokkene wordt in afwachting van 's Konings beschikking, door den Gouverneur-Generaal in zijn ambt geschorst. Hij wordt op zijn verzoek door toekenning van verlof onder genot van verlofstraktement en vrijen overtocht in de gelegenheid gesteld om zich in Nederland te gaan verantwoorden. Dient hij een zoodanig verzoek niet in, dan wordt hem in afwachting van 's Konings beschik-king wachtgeld toegekend. Wordt de voor-dracht afgewezen, dan wordt de schorsing opgeheven en den betrokkene uitbetaald het verschil tusschen het sedert de schorsing genoten verlofstraktement of wachtgeld en hetgeen hij zonder die schorsing als activi-teitstraktement zou hebben genoten.

Art. 97. Wanneer tegen den president of een der vice-presidenten of leden van het Hooggerechtshof hetzij een bevel tot gevan-genneming of gevangenhouding, hetzij mach-tiging tot opneming in een huis van bewaring of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen

92 Ontslag, Schorsing, enz.

is verleend, of op hem lijfsdwang is ten uitvoer gelegd, wordt hij daardoor in zijn ambt geschorst.

Wanneer tegen een der in het vorige lid vermelde rechterlijke ambtenaren rechtsin-gang zonder bevel van gevangenneming of gevangenhouding is verleend kan de Gouver-neur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, hem in zijn ambt schorsen.

De schorsing, in het eerste en het tweede lid bedoeld, brengt mede dat de betrokkene op wachtgeld wordt gesteld.

Art. 98. Na den afloop der vervolging of na het ontslag uit het huis van bewaring, het geneeskundig gesticht of de gijzeling, wordt, hetzij op vordering van den procureur-gene-raal na ingewonnen advies van het Hoog-gerechtshof, hetzij op verzoek van den ge-schorsten rechterlijken ambtenaar en nadat het Hooggerechtshof en de procureur-generaal zijn gehoord, de schorsing door den Gouver-neur-Generaal opgeheven en wordt, behoudens het voorschrift van het tweede lid van dit arti-kel, den betrokkene uitbetaald het verschil tus-schen het sedert de schorsing genoten wacht-geld en hetgeen hij zonder dier schorsing als activiteitstraktement zou hebben genoten.

Oordeelt echter de Gouverneur-Géneraal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, dat ter-men bestaan tot toepassing van artikel 94 sub b, of van artikel 95, dan wordt de schorsing door den Gouverneur-Generaal bevestigd en geldt van dat tijdstip het voorschrift van artikel 96 met dien verstande, dat bij afwijzing der voor-dracht aan den betrokkene wordt uitbetaald het verschil tusschen het sedert de van rechts-wege ingetreden schorsing genoten verlofs-traktement of wachtgeld en hetgeen hij zon-der schorsing als activiteitstraktement zou hebben genoten.

Ontslag, Schorsing, enz. 93 Art. 99. al. 1 en 2. Aanvraag van verlof buiten Nederlandsch-Indië door den president, den vice president en de leden van het Hoog-gerechtshof wordt, uitgezonderd In het geval bedoeld bij het tweede lid van art. 96, geacht tevens in te houden het verzoek om ontslag uit hun ambt.

Gedurende hun verloftijd en ook daarna, zoolang zij niet overeenkomstig het volgende lid in eenige betrekking zijn aangesteld, mogen zij niet uit 's Lands dienst worden ontslagen, dan op eigen verzoek of ingevolge de toe-passing der artikelen 94 en 95.

Regl. op de Rechter!. Organisatie.

Art. 18. De gegradueerde rechterlijke amb-tenaren met uitzondering van den president, de vice-presidenten en de raadsheeren van het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië, worden eervol uit hun ambt ontslagen:

a. wanneer zij den leeftijd van 65 jaren hebben bereikt;

b. wanneer zij onder curateele zijn gesteld;

c. bij gebleken ongeschiktheid voor het bekleede ambt.

Ook kunnen zij eervol uit hun ambt ont-slagen worden wegens geringe vergrijpen tegen de waardigheid van het ambt en amb-telijke verzuimen, zoomede wegens andere redenen van staatsbelang.

Buiten de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde gevallen kan alleen ontslag uit het ambt worden verleend op eigen verzoek of als onvermijdelijk gevolg van eene benoeming tot een gelijk bezoldigd rechterlijk ambt in het belang van 's lands dienst.

In het geval in het eerste lid sub a bedoeld brengt het ontslag uit het ambt eervol ont-slag uit 's lands dienst mede. In de gevallen

94 Ontslag, Schorsing, enz.

in het eerste lid sub b en c bedoeld kan de uit het ambt ontslagene tevens eervol uit 's lands dienst ontslagen of op non-activiteit met wachtgeld gesteld worden. In het geval bedoeld in het tweede lid wordt de uit het ambt ontslagene gelijktijdig tot eenander — al dan niet rechterlijk —ambt benoemd of op non-activiteit met wachtgeld gesteld.

In het geval in het eerste lid sub b bedoeld wordt het ontslag uit 's lands dienst, in het geval in het eerste lid sub c bedoeld wordt het ontslag uit het ambt en uit 's lands dienst, in het geval in het tweede lid bedoeld wordt het ontslag uit het ambt niet verleend dan op voorstel of na raadpleging van het Hoogge-rechtshof, dat vooraf den betrokken ambtenaar in de gelegenheid stelt om zijne verdediging voor te dragen.

Art. 20. De gegradueerde rechterlijke ambte-naren, met uitzondering van den president, de vice-presidenten en de raadsheeren van het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië, kunnen op voorstel of na raadpleging van het Hooggerechtshof, dat den betrokken amb-tenaar vooraf in de gelegenheid stelt om zijne verdediging schriftelijk voor te dragen, slechts uit hun ambt worden ontzet:

a. wanneer zij tot gevangenisstraf of eene zwaardere straf zijn veroordeeld;

b. wanneer zij verklaard zijn in staat van faillissement of kenlijk onvermogen of wegens schulden zijn gegijzeld;

c. wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij voortdurende achteloosheid in de waarneming van hun ambt;

d. wegens overtreding der verbodsbepa-lingen van de artikelen 9, 21, 37 of 41.

Overtreding van de bepalingen onder d ver-meld kan alleen dan grond tot ontzetting opleveren, wanneer de overtreder reeds

Ontslag, Schorsing, enz. 95

vooraf voor gelijke overtreding is gewaar-schuwd.

In de gevallen sub a, ben c bedoeld, brengt ontzetting uit het ambt ontslag uit 's lands dienst mede; in de gevallen sub d bedoeld kan, op voorstel of na raadpleging van het Hooggerechtshof, ontslag uit 's lands dienst, al dan niet eervol, daaraan worden verbonden.

Art. 20 a. Wanneer tegen een gegradueerd rechterlijk ambtenaar—met uitzondering van den president, de vice-presidenten en de raadsheeren van het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië—hetzij een bevel tot ge-vangenneming of gevangenhouding hetzij machtiging tot opneming in een huis van bewaring of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is verleend of op hem lijfs-dwang is ten uitvoer gelegd, wordt hij daar-door in zijn ambt geschorst.

Wanneer tegen een ambtenaar, als bedoeld in het vorige lid, rechtsingang zonder bevel van gevangenneming of gevangenhouding is verleend, of uit een administratief onderzoek, ingesteld wegens een der redenen bedoeld in artikel 18 eerste lid sub c en 20, gewichtige bezwaren zijn gebleken, kan de Gouverneur-Generaal, na raadpleging van den president van het Hooggerechtshof, hem 'm zijn ambt schorsen.

De schorsing wordt door den Gouverneur-Generaal niet opgeheven dan na raadpleging van den president van het Hooggerechtshof.

De schorsing brengt mede dat de betrok-kene op wachtgeld wordt gesteld.

Heeft de schorsingplaats gehad wegens eene strafrechtelijke vervolging, welke niet tot veroordeeling tot straf heeft geleid, of naar aanleiding van een administratief onderzoek, dat noch tot ontslag noch tot ontzetting uit het ambt heeft geleid, dan wordt den

amb-96 Ontslag, Schorsing, enz.

tenaar uitbetaald het verschil tusschen het sedert die schorsing genoten wachtgeld en hetgeen hij zonder die schorsing als activi-teitstraktement zou hebben genoten

Art. 20 b. De niet gegradueerde Europee-sche rechterlijke ambtenaren en de inlandEuropee-sche rechterlijke ambtenaren kunnen wegens ver-oordeeling tot gevangenisstraf, wegens het verklaard zijn in staat van faillissement of kenlijk onvermogen, dan wel het ondergaan van lijfsdwang of wegens wangedrag of on-zedelijkheid, of bij voortdurende achteloos-heid in de waarneming hunner bediening niet uit hun ambt worden ontzet dan op voordracht of na raadpleging van het Hooggerechtshof en nadat zij door dit college in de gelegenheid zijn gesteld om hunne verdediging voor te dragen.

Zij kunnen wegens dezelfde redenen of we-gens het feit dat tegen hen rechtsingang ver-leend is niet in hun ambt worden geschorst dan op voordracht of na raadpleging van het Hoog-gerechtshof en nadat zij door dit college in de gelegenheid zijn gesteld om hunne verdedi-ging voor te dragen.

Art. 20 c. De presidenten van de Europee-sehe rechterlijke colleges zijn bevoegd om aan de vice-presidenten, leden, griffiers en substituut-griffiers van het college, die de waardigheid van hun ambt verwaarloozen of zich schuldig maken aan achteloosheid in de waarneming van het ambt of aan over-treding der verbodsbepalingen van de artike-len 9, 21, 37 of 41, na hen te hebben gehoord, de noodige schriftelijke waarschuwing te ge-ven. De presidenten der raden van justitie doen ten spoedigste een afschrift daarvan toekomen aan den president van het Hoogge-rechtshof, bij wien, binnen veertien dagen na uitreiking der waarschuwing door den griffier

Ontslag, Schorsing, enz. 97

van den raad van justitie, in beroep kan wor-den gekomen. De bekrachtiging of teniet-doening wordt den betrokken ambtenaar en den président van den raad van justitie bij griffiersmissive medegedeeld.

Gelijke bevoegdheid tot schriftelijke waar-schuwing heeft de procureur-generaal ten aanzien van de Europeesche ambtenaren van het openbaar Ministerie en de president van het Hooggerechtshof ten aanzien van de pre-sidenten der raden van justitie, van de rechts-kundige voorzitters der inlandsche rechtban-ken, van de rechtskundige residentierechters en van de landrechters.

De waarschuwingen, door den procureur-generaal gedaan, worden door hem, de overige waarschuwingen door den griffier van het Hooggerechtshof, in een daartoe bestemd register aangeteekend. In dit register worden mede aangeteekend de schorsingen en de, ingevolge besluit van de vergadering van president, vice-presidenten van en procureur-generaal bij het Hooggerechtshof, daartoe aangewezen ernstige terechtwijzingen, welke eene van 's Hofs kamers of een in revisie rechtsprekende raad van justitie aan rechter-lijke ambtenaren doet toekomen.

7

98 Toezicht op practicijns en deurwaarders.

TOEZICHT OP PRACTICIJNS