• No results found

Europeesche rechterlijke ambtenaren

EED EN BEËEDIGING

I. Europeesche rechterlijke ambtenaren

Art. 13. R. O. Met uitzondering der In-landsche, zullen de rechterlijke ambtenaren, bij dit Reglement bedoeld, alvorens in diening te treden, den volgenden eed of be-lofte afleggen:

Ik zweer (beloof) dat ik houw en getrouw zal zijn aan den Koning en den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië als des Konings vertegenwoordiger; dat ik middel-lijk noch onmiddemiddel-lijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling, aan niemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven; dat ik nimmer eenige giften of geschenken zal aannemen of ontvangen van eenigen persoon, wien ik weet of vermoed eenig rechtsgeding of eenige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke mijne ambts-verrichtingen zouden kunnen te pas komen ; dat ik voorts mijn post met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aan-zien van persoon, zal waarnemen en mij in de uitoefening mijner bediening zal gedra-gen, zooals een braaf en eerlijk rechterlijk ambtenaar betaamt.

Indien van twee rechterlijke bedieningen eene als bijkomende bediening aan de an-dere verbonden is, wordt volstaan met den ambtseed bij de aanvaarding der bediening, waaraan de uitoefening der bijkomende be-diening verknocht is.

Eed en beëediging. 2?

Hetzelfde geldt in de bijzondere gevallen, dat aan eene administratieve bediening de uitoefening van rechterlijke functiën wordt verbonden.

Art. 14 R. O. De eed (belofte) wordt door de benoemden, die te Batavia aanwezig zijn, afgelegd in handen van den Gouverneur.

Generaal, of van een ambtenaar door den-zelven daartoe gemagtigd ') en door hen, die zich elders bevinden, in handen van den ambtenaar met het hoogste administratief gezag bekleed, ter plaatse waar de benoemde zich moet vestigen.

De substituut-griffiers leggen den eed (be-lofte) af in handen van den president, in eene openbare teregtzitting van hetcollegie, waarbij zij zijn aangesteld.

Bij art. 1 van St. 1915 No. 369 is bepaald, dat de voorschriften voor gegradueerde Eu-ropeesche rechterlijke ambtenaren in het reg-lement op de R. O. gegeven, met uitzondering van de artikelen 15 en 16, toepasselijk zijn op de tot eenig rechterlijk ambt benoemde In-landsche rechtskundigen.

Bij benoeming tot een rechterlijk ambt leg-gen zij den eed af omschreven in artikel 13 R. O.

II. Hoog-MHitair-Gerechtshof.

Koninlijk besluit van 5 Maart 1864 no. 66, St. no. 92.

Art. 4. De in de artikelen 1,2 en 3 ge-noemde ambtenaren leggen, voor zooveel dit door hen nog niet is gedaan, en overigens bij de aanvaarding der hun bij het

hooggeregts-1) Bij O. B. 12 April 1870 No. 8, St. No. 43, is de Directeur van Justitie gemachtigd den eed af te ne-men van benoemde regterlijke ambtenaren (den pre-sident van- en den prokureur-generaal bij het hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indié' uitgezonderd), die te Batavia aanwezig zijn.

28 Eed en beëediging.

hof opgedragen function, den eed af, voor-geschreven voor de betrekking, die zij geroe-pen zijn bij het hoog-militair-geregtshof te vervullen.

Deze eeden, opgenomen in St. 1819 no. 21, zijn:

Eed voor den President en Leden van het Hoog Militair Geregtshof.

Ik belove en zweer (verklaar) dat ik om tot President (lid) van het Hoog Militair Ge-regtshof van Nederlandsch Indië te worden benoemd, direct noch indirect aan geene per-sonen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch belo-ven of gebelo-ven zal. Dat ik zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, en van wege Hoogstdenzelven, den Gouverneur Ge-neraal over Nederlandsch Indië, houw en ge-trouw zal zijn. Dat ik mijn ambt als president (lid,) van het Hoog Militair Geregtshof, ter goeder trouwe, met alle vlijt en naarstigheid, zal waarnemen; dat ik mij in alle zaken, bij het Hof voorkomende, zal gedragen met alle op-regtheid, eerlijkheid en onzijdigheid, zonder daarin aan de partijen toetedragen eenige gunst of ongunst, en zonder mij daarvan te laten af-trekken door eenige beweegredenen hoege-naamd, en dat ik, zoo veel eenigzins in mijn vermogen is, getrouwelijk zal in acht nemen en nakomen de instructie voor het Hoog Mili-tair Geregtshof vastgesteld.

Eed voor den Advokaat-Fiskaal der land- en zeemagt.

Ik belove en zweer, (verklaar) dat ik om tot advokaat-fiskaal van het Hoog Militair Geregtshof van Nederlandsch-Indië te worden benoemd, direct noch indirect aan geene

per-Eed en beëediging. 29

sonen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch be-loven of geven zal. Dat ik zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, en van wege Hoogstdenzelven, den Gouverneur-Generaal over Nederlandsch-Indië, houw en getrouw zal zijn. Dat ik mijn ambt, als advo-kaat fiskaal bij het Hoog Militair Geregtshof, ter goeder trouwe, met alle vlijt en naarstig-heid zal waarnemen ; dat ik, zoodra eenige misdaden of vermoeden van misdaden, ter mijner vervolging staande, tot mijne kennis zijn gekomen, daarvan, zonder uitstel en zoo-veel mogelijk, de regte waarheid zal trachten optesporen, en doen hetgene mijn ambt ver-eischen zal, en dat ik daarin zal te werk gaan met alle opregtheid, eerlijkheid en onzijdig-heid, zonder den schuldigen of zijne vrienden of begunstigers te ontzien, en zonder den onschuldigen te kwellen, en dat ik, zooveel eenigzins in mijn vermogen is, getrouwelijk zal in acht nemen en nakomen, de instructie voor het Hoog Militair Geregtshof vastgesteld, voor zoo verre dezelve mij aangaat.

Eed voor den Griffier van het Hoog Militair Geregtshof.

Ik belove en zweer, (verklaar) dat ik om tot griffier van het Hoog Militair Geregtshof van Nederlandsch-Indië te worden benoemd, direct noch indirect aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven be-loofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal. Dat ik zijne Majesteit den Koning der Ne-derlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, en van wege Hoogst-denzelven den Gouverneur-Generaal van Ne-derlandsch-Indië, houw en getrouw zal zijn. Dat

30 Eed en beêëdiging.

ik mij n ambt als griffier van het Hoog Militair Geregtshof, ter goeder trouwe, met alle vlijt en naarstigheid zal waarnemen ; dat ik ge-trouwelijk en met alle opregtheid zal aan-teekenen, opmaken, te boek stellen en expe-diëren al wat mij, bij het Hof of kommissa-rissen, zal belast worden ; dat ik de registers en andere akten, welke tot mijn toezigt be-hooren, zorgvuldig zal bewaren; dat ik niet zal openbaren de gevoelens van de leden van het Hof of kommissarissen, noch ook hetgene in de informatiën zoude mogen voor-komen, of ietwes anders hetgene geheim be-hoort te blijven; en dat ik, zoo veel eenigzins in mijn vermogen is, getrouwelijk zal in acht nemen en nakomen de instructie voor het Hoog Militair Geregtshof vastgesteld, voor zoo verre dezelve mij aangaat.