• No results found

ONNA NITI. Wij zullen het hem wel plezierig

In document KAR 00043206 (pagina 39-45)

TWEEDE BEDRIJF

68 ONNA NITI. Wij zullen het hem wel plezierig

maken; wacht maar!

SONNA. Ik kan niet wachten! Ik moet toch mijn eigen kind weerom hebben, Niti?

NITI. Heeft Njaï onna dat aan Hadji Towikrom gevraagd?

ON A. Ja. Daarvoor ben ik naar Pantjoer geweest vanmiddag.

Jm. En wat heeft de hadji gezegd?

ONNA. Lui ter, Niti! Eerst vroeg hij mij:

"Wat komt Njaï onna zoeken?" Ik zei:

"Towikrom , de liefde van mijn kind!"

NITI (g spannen.) En toen?

SONNA. To n vro g hij, of het een jongen of een meisj was, n hoe lang hij uit het land was w ggewee t, n hoe hij weer van zijn vader had leeren houden, en wanneer mijnh er de kapitein uit Holland was t erug-gekomen .... Ik zei natuurlijk: "Vanmorgen, Towikromo. "

NJTI. Natuurlijk.

ONNA. En toen.... (ze houdt zich vroolij k) weet je wat hij toen vroeg?

NITI. Neen, wat vroeg hij?

SONNA 69

SONNA (verlegen.) Hij vroeg waarom mijn-heer de kapitein vanmiddag in het slaapuur was uitgegaan. Towikromo maakte mij ver-legen, Niti!

NITI. Kasian! Wat heeft Njaï Sonna daarop geantwoord?

SONNA. Ik heb den kiaï niet durven zeggen, dat .... (verlegen) Njaï Sonna zich daarover ook. . . . heeft verwonderd.

NITI. Dat wàs ook vreemd, Njaï Sonna!

SONNA (haastig.) Dat kon niet anders!

Mijnheer is vanmiddag naar mijnheer d' assi-stent gegaan. Toen vroeg de kiaï, of ik nog iets van Njo uit zijn kindertijd had.

NITI. Ja, al zijn :speelgoed.

SONNA. (Blij, overtuigd van het groote gewicht harer mededeeling, opent haar hand en laat het bolletje zien.) En dit! Zijn eerste tandje!

Nm. 0 ja! Dat i Igoed!

SON A (doet het kettinkje om den hals en verbergt het bolJetje onder haar kabaja.) Dat moet ik nu bij mij dragen!

HITI. Wat kan Hadji Towikromo daarmee doen?

7

0 SONNA

SONNA (overtuigd.) Towikromo kan alles.

Hij heeft gez~gd: (In dreun zegt ze de formule op, dIe voor haar een dogma is)

"De Hoogste Wijsheid heeft eeuwig bestaan.

Want Allah heeft e uwig bestaan en de Hoogste Wijsheid is Allah. En Allah is al-machtig; daarom is d Hoogste Wij heid ook almachtig. En kiaï Towikromo kent de Hoogste Wijsheid; daarom weet hij alles."

NITI. Wat is hij toch knap!

ONNA. Toen moest ik hem twintig gulden geven ....

NITI. Natuurlijk.

SONNA . . . en daarvoor heeft hij een

~ebed gedaan, en toen heeft hij gezegd, wat lk doen moest.

1 !TI. Wat heeft hij gezegd, Njaï Sonna?

~ NA. Hij heeft gezegd: "Als Njaï Sonna de hefde van haar kind terug wil vinden, dan moet Njaï Sonna zijn tandje op het hart dragen en drie dagen op reis gaan. Dan mag jaï onna drie dagen en drie nachten lang haar zoon niet zien. Maar zij moet zonder ophouden aan hem denken.

Als zij loopt, moet zij denken: "Kind, loop naast mij." En als zij zit, moet zij denken:

SONNA

7

1

"Kind, zit naast mij." En als zij eet en drinkt, moet zij denken: "Eet en drink naast mij."

En als zij lapen gaat, moet zij denken:

"Kind, slaap naast mij." Dan zal na drie dagen en drie nachten haar zoon naar haar verlangen. . . . en haar zoeken . . . . en zèlf bij haar komen."

NITI. Drie dagen! Kan Jal on na nu wel drie dagen van huis weg?

o T A. Luister, Niti. Ik kan natuurlijk (verlegen) niet voor morgen van hier weg-gaan!

Nm (ondeugend.) Natuurlijk niet! V an-avond moet Njaï Sonna hier blijven!

SONNA. Maar morgenvroeg ga ik voor drie dagen naar mijn ouders toe, (blij) en als ik terugkom, zal Njo mij al t gemoet komen!

NITI (twijfelend.) Zou het echt waar wezen, wat Kiaï Towikromo heeft gezegd?

ON! A (bevre d, dat Niti's twijf I Towi-krom 's profetie in de war zou kunn n sturen.) Ja! Dat is waar! Dat mo t ik oprecht gel.ooven! Towikromo heeft gez gd:

"Als het niet g lukt, dan komt dat omdat ik niet oprecht geloofd h bI"

72 SON TA

TWEEDE TOONEEL.

NJo (op van rechts met een kodak in zijn hand. Hij heeft nu zijn horloge met ketting op.) Leuk! Ik heb den koetsier gefotografeerd. En zijn geitebok. Zal ik U ook eens fotografeeren?

SONNA. Laat ens kijken ... .

NJo (laat zijn kodak bekijken.) Mooie kodak, hè? Dien heb ik met Tante Bèr gekocht! Die heeft r verstand van!

SONNA. 'Met wie?

JO. Tant B'r.

S NNA. Wie lis dat?

NJo. Tant Bèr. Ja, van Pa z'n geld natuurlijk! Zal ik 'J ook eens opnemen?

D koetsier zal wel gelukt zijn, maar de bok wou niet stil taan.

NrT!. Zit het portret van den koetsier dáár nu in?

NJo. Ja.

SOl NA. Hè to , laat eens kijken .... ? N]o. Dat kan niet! Dat kun je nog niet zien!

SONNA 73

SONNA. Kun je dit kastje dan niet ope n-maken?

NJo. Jaw I, maar dan zie je nóg niks!

SONNA. En het zit er in?!

NJo (lachend.) Ja, het zit er wel in, maar als ik het er uithaal, kun je d'r tOch niets op zien. (Niti lachend schrikaanjagend).

Dat is toov rij!!

NITI. Allah jo! Mij er niets meedoen, Njo! NJo (tot Sonna.) Als ik het er uithaalde, zou het bedorven zijn.

SONNA. Waarom?

N]o. Er mag geen licht bij komen. Het moet in het donker blijv n.

So NA. Waarom moet het in het donker blijven?

NJo. Natuurlijk omdat het nog niet in ....

omdat het nog niet in het bad is geweest.

ONNA en NITI (lachen.)

N IT!. 111 het bad! Moet het portret va n den koetsier in een bad?

NJo (haar schrik aanjagend.) Ja! In een vergiftig bad!

74

lTI. Allah! Ik ga dood!

ONNA. In w rkelijk vergif?

o NA

JO (vroolijk) Ja! In werkelijk vergif! -Wacht! Blijf zoo eens even staan! Neen, blijf nou nèt zoo staan, Jiti! Je stond er zoo leuk dood benauwd! (Hij overziet het groepje en kijkt dan in het spiegelkast je van den kodak ) Ev n kijken. - n, dat licht is valsch. Kom, ga een mee naar buiten? Daar naast de kamer van den koetsier i e n fijne plek!

OKN \. Jongen, daar is het toch nog lichter dan hier?! Daar is het allemaal zon!

~Jo. Ja! Dat m et ik juist hebben!

ON~A. En je zegt, dat het in het donker moet blijv 11!

iIljo. (Haalt in grappigen wanhoop de chouders op.)

NITI. Ik durf wel.

ONNA. 0, ik durf ook wel!

NJo. Kom dan. ( tormt naar rechts. Af.) . ON 'A en NlTI (zien elkaar aan.)

ONNA. Durf jij wèrkelijk, Niti?

NnI. Al. wij am n gaan, ik durf!

SONNA

75

SONNA. Kom dan.

SONNA en NJTI. (Rechts aL)

DERDE TOONEEL.

Njo. (Komt terug. Ziet rond. Praat in zichzelf.) Welke zou ik nou neme~ ...

Zoo'n kleintje maar. (Loopt naar links en neemt een klein stoeltje, dat tu schen eerste en tweede plan tegen den wand taat.)

BART en JULI S. (Op van tweede plan links.)

NJo (terwijl hij zijn toel wegdraagt.) Ik ga fotografeeren ! (Af rechts.)

BART (legt zijn pet neer.) Die i den koning te rijk met zijn kodak

JULI us. Dat kost jou een donkere kam rl BART. Die zal hij hebben. (Hij kijkt door de deur van Sonna's kamer.) Ze is uitgegaan, maar ze weet, dat we om vijf uur zouden samenkomen.

JULIUS (vroolijk.) Ze zal je vanmiddag wel gemist hebben!

SONNA

BART. Lach daar niet om. Ik zie tegen vanavond op als tegen een berg.

JULI US. Waarom? Dat begrijp ik niet.

Jullie hebt toch vanmorgen samen ge-sproken zei je?

BART. Over de erkenning? Natuurlijk, dat weet ze.

JULIU . Ja maar toch ook over ....

BART (verlegen.) Neen. Daarover niet.

JULIUS (hem scherp aanziend.) Zoo; dan hebben we mekaar niet heelemaal b egre-pen. - - Dus zij weet niet, dat ze wordt weggestuurd.

BART. (Wrevelig.) Weggestuurd .. ..

J

LIUS. Ja, weet ZE; dat? BART. Neen.

JULIU Neen?

BART. een.

JULI Z o.

(Pauze.)

BART. Juliu , ik kan niet.

JULIUS. I d r menseli moet weten, wat hij kan.

SONNA 77

BART. Jij hebt me doen twijfel~.n. Ik voor mij, ik was er zeker van, dat Z.I) geen be-zwaar zou maken, als ik haar zei, dat alles, wat gebeurt, in het belang van haar zoon is. Maar nu .. ..

JULIUS. Maar nu?

BART. Nu ben ik er niet zeker van.

J LIUS. Tja ....

BART. Ik wou, dat ik jou kon overtuigen.

Vroeger bijvoorb ld.... toen ze cr in toe temde, dat hij naar Europa zou gaan?

En dat hij jarenlang van haar werd a fge-nomen? Dat h eft ze toch ook allemaal goedg vond n?

JULIUS. Ja z ker. En ze zal n~g veel m er goed vind n .... zoolang ze met van een andere vrouw hoort. Merkt ze daar iet. van, d 11k er om: dan ziet zij die and re vrouw. Laat .... Bertha dan op haar hoede wezen.

BART. Bertha is voor haar onb reikbaar.

JULIU (onverstoord.) Dan zi t ~.ij die andere vrouw, zeg ik! En dan zal ZIJ voor haar jong n vechten met tanden en nagels.

BART. Daar heb je weer jouw id' e-fixe, - Sonna is de zachtmoedigheid in p rSOOIl.

SON "A ] ULl S (lacht.) Klopt! Weken en maanden en jaren. Tien jaren lang, dag en nacht.

Zoo lang ze Njaï onna is .... voor haar gevoel zoo goed als getrouwd is met een Hollandsch officier, een hooger wezen, dat zich nooit aan drank te buiten gaat, geen opium schuift, en een heeJe troep soldaten kommandeert, met een man, die in haar oogen e n O"roote macht heeft, met de voortreffelijk te eigenschappen van een hri-ten i uitg rust en trots deze half-godische machtsvolkomenheid háár man is, al màn alléén van háár i ..

BART. ons ns, zooveel en zoover denkt Sonna niet ens.

] LIU . Ne n, dat weet ik. Maal ze voelt zooveel teme r. Ze is geen Europee ch al n-dametje met b dorven begrippen en met afg stompte in tincten, - zij is .. ... . weet je wat zij i ? Een natuurdi rtje, fijn gebouwd en lief en teer en zacht, m teen paar ogen vol heerlijk verbazing, de taal van een kind, de trouw van een heilige, maar toch - maar toch - Bart, een natuur-dier. Wees op je hoede!

BART (heeft met en gevo I van

onbe-SONNA 79

haaglijkheid toegeluisterd, begint nu te lachen.) Vrouwen-mythologie!

] ULlUS (dreigend.) Laat zij maar eer t die andere vrouw zien, die daar op den achter-grond staat, .- laat haar ook maar ee.n vermoeden krijgen van wat er gaande IS

en ze springt al en tijgerkat die andere in het gezicht.

(Pauze.)

BART (zak lijk, ru tig.) Aangenomen, dat zij haar toestemminO' weigert, - wat dan?

] ULlU . Niets. H t i háár kind. Nou ja, tussch n jou n j jongen blijft altijd bestaan een zuiver natuurlijk betrekking. De be-teekeni dáárvan wordt ge reg ld door de mate van de liefd tu schen julli beiden.

Maar daaraan ontleen jij geen enkel wette-lijk r cht. Trouwens, op grond waarvàn ook eigenlijk! '

BART (driftiO".) Op grond waarvàn?! Op grond van wat ik voor den jongen gedaan heb!

]ULlUS. Beroep jij je op wat je gedaan hebt voor een jongen. . .. wiens geb orte jij in een kasboekje hebt genoteerd?

BART. Ik heb mijn moreelen plicht

tegen-80 ON. A

In document KAR 00043206 (pagina 39-45)