• No results found

In hoeverre heeft het gebruik pijlen en/of handen in afbeeldingen in medische instructies, invloed op begrip, uitvoerbaarheid, recall en aantrekkelijkheid van de

BIJLAGE 2: Pre-test

6.1 ONLINE VRAGENLIJST

6.1.1 Betrouwbaarheidsanalyse

Omdat er statistische toetsen worden uitgevoerd moet eerst bekeken worden of de vragen daadwerkelijk betrouwbaar zijn om het beoogde construct te meten. Voordat de variabelen samengevoegd werden tot één schaalvariabele, is gekeken of deze items samen een betrouwbare schaal kunnen vormen. De onderlinge correlatie tussen de items is getoetst door middel van de Cronbach’s Alpha.

De verwachting van de uitvoerbaarheid werd gemeten aan de hand van zes items. Uit de betrouwbaarheidsanalyse kwam een Cronbach’s alpha van =0.536. Aangezien dit lager is dan de grens van =0.7 zijn item 3 en 4 verwijderd. De Cronbach’s alpha van de overige vier items is =0.824, dit duidt op een betrouwbare schaal. Begrijpelijkheid heeft een Cronbach’s alpha van =0.704, dit is gebaseerd op twee items, zoals bij de meetinstrumenten besproken. Het gaat hier dus eveneens om een betrouwbare schaal. Aantrekkelijkheid werd gemeten door de vraag te stellen welke advertentie de respondent het liefst wilde gebruiken, aangezien het hier slechts gaat om één item voor het te meten construct hoeft hier geen betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd te worden. Dit geldt ook voor de binaire variabele recall. Het item over het zien van handen en het zien van pijlen wordt apart geanalyseerd, dus is een betrouwbaarheidsanalyse niet nodig.

6.1.2 Verwachting van de uitvoerbaarheid

In tabel 3 zijn de gemiddelden van ‘de verwachting van de uitvoerbaarheid’ weergegeven per instructievorm. Aan de assumptie van sphericiteit is voldaan. Uit Repeated Measures ANOVA blijkt dat ‘de verwachting van de uitvoerbaarheid’ significant verschilt per instructievorm (F(2,150)=4.149; p<0.05). Om te onderzoeken hoe de drie instructievormen zich tot elkaar verhouden is een post-hoc analyse uitgevoerd. Uit de analyse is gebleken dat er een significant hogere verwachting is van de uitvoerbaarheid bij de instructies met pijlen (M=5.33 SD=0.95, p<0.05) ten opzichte van de instructies met handen. Er bleek geen significant verschil in de verwachting van de uitvoerbaarheid tussen de instructies met pijlen en pijlen&handen (M=5.19; SD=0.90, p=0.569) en tussen de instructies met pijlen&handen en handen was ook geen significant verschil (M=4.98 SD=1.18, p=0,269).

Tabel 3. Gemiddelden en standaarddeviaties per instructievorm

Instructievorm M SD

Pijlen 5.33 0.95

Handen 4.98 1.18

6.1.3 Begrijpelijkheid

De begrijpelijkheid van de instructie is gemeten aan de hand van twee vragen. Er is aan de respondent gevraagd aan te geven welke instructie het duidelijkst was en welke instructie het makkelijkst te begrijpen was. Er is hier een Chi-kwadraat toets toegepast om te kijken of de verdelingen onderling van elkaar verschillen. Uit de analyse is gebleken dat er geen significant verschil bestaat tussen de drie instructievormen wanneer het gaat om de duidelijkheid (X2(2)= 2,711; p>0.05). Ook wanneer het gaat om begrip is er geen significant verschil tussen de drie instructievormen (X2(2)= 2,947; p>0.05). Echter, er is bij beide variabelen een duidelijke trend zichtbaar. Uit tabel 4 is af te lezen dat de instructievorm met pijlen&handen opvallend vaker wordt gekozen als zowel de duidelijkste en makkelijkst te begrijpen instructievorm.

Tabel 4. Aantal respondenten dat kiest voor een bepaalde instructievorm; duidelijkheid & begrip en aantrekkelijkheid.

Pijlen Handen Pijlen&handen

Duidelijkheid 24 20 32

Begrip 23 21 32

Aantrekkelijkheid 23 18 35

6.1.4 Aantrekkelijkheid

De aantrekkelijkheid van de instructie is gemeten aan de hand van de vraag welke instructievorm de respondent het liefst zou gebruiken. Hier is eveneens een Chi-kwadraat toets toegepast om te kijken of de verdelingen onderling van elkaar verschilden. Zoals in tabel 4 naar voren komt bestaat er een significant verschil tussen de drie instructievormen wanneer het gaat om de aantrekkelijkheid van de instructie (X2(2)= 6,026; p=0,049; =0.05). De instructie met pijlen&handen wordt significant aantrekkelijker gevonden dan de instructie(s) met slechts handen of pijlen.

6.1.5 Recall

De respondenten is gevraagd aan te geven of zij pijlen en/of handen hadden gezien in de instructies. Aangezien er in alle instructies pijlen en/of handen aanwezig waren zouden de respondenten zowel de handen als de pijlen moeten zien. Uit de analyse blijkt dit niet het geval te zijn (zie tabel 5). Helaas had niet iedereen de vragen ingevuld, 56 respondenten hebben deze vraag wel ingevuld. In totaal hebben 40 respondenten de pijlen in de instructies gezien en 16 niet, bij het zien van de handen was deze verdeling exact hetzelfde. Om dit gegeven verder uit te diepen is gekeken naar een mogelijk verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft recall.

Tabel 5: Recall pijlen en handen

Pijlen Handen

Ja Nee Ja Nee

Man 14 11 17 8

Er blijkt een significant verschil tussen de verdeling in het zien van pijlen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zien significant vaker pijlen (X2(1)= 3,990; p=0.046; =0.05) dan mannen. Bij de recall van handen in de instructie is ook een significant verschil tussen mannen en vrouwen (X2(1)= 0.045; =0.05).

6.2 INTERVIEW

6.2.1 Hardop denken

Drie verschillende MITs werden een voor een aan de geïnterviewde voorgelegd. Aan de geïnterviewde werd gevraagd of hij of zij hardop wilde vertellen wat er precies werd gezien op de MIT. Door deze vraag wilden wij erachter komen of de pijlen en handen opvallend waren. Pijlen en handen werden door geen van de geïnterviewden opgemerkt. Nadat er gevraagd werd of er nog iets opvallends was aan de MIT, kwamen bij twee geïnterviewden de pijlen naar voren. Over handen is door geen enkele geïnterviewde iets opgemerkt.

6.2.2 Verwachting van de uitvoerbaarheid

Alle geïnterviewden verwachtten de handeling te kunnen uitvoeren met behulp van de drie gemanipuleerde MITs. Drie van de zes geïnterviewden verwachtten de handeling, in de instructies met pijlen en pijlen&handen, niet te kunnen uitvoeren zonder de instructie. De respondenten geven aan dat wanneer de pijlen zouden ontbreken zij de richting niet goed kunnen inschatten en hierdoor de instructie wel noodzakelijk is bij de handeling.

6.2.3 Begrijpelijkheid

Vier geïnterviewden vonden de MITs met pijlen&handen het duidelijkst en het beste te begrijpen. Eén geïnterviewde vond de MIT met pijlen&handen het minst begrijpelijk. Hij gaf hier aan dat de afbeeldingen op zich scheef staan, het ging hier om MIT 1c waarbij het been waar omheen gezwachteld wordt schuin en met zijaanzicht is afgebeeld. Deze respondent gaf dus niet expliciet aan dat de pijlen&handen een oorzaak zijn van de (on)begrijpelijkheid.

6.2.4 Aantrekkelijkheid

Vier geïnterviewden zouden het liefst de MITs met pijlen&handen gebruiken. Waarvan drie aangaven dat het kwam door de pijlen hierdoor is de bewegingsrichting duidelijk. Één geïnterviewde zou het liefst de MIT met handen gebruiken, deze vond de geïnterviewde het simpelste ogen, doordat de plaatjes eenvoudig waren. De laatste geïnterviewde zou de MIT met pijlen het liefst gebruiken omdat deze MIT volgens hem precies de goede bewegingen en richtingen aangaf.

6.2.5 Recall

Opvallend aan recall is dat geen van de geïnterviewden de herinnering van alle aanwezige pijlen en handen in de MITs goed had. Vier geïnterviewden dachten dat er in één MIT wel pijlen voorkwamen, maar die waren er niet. Ook zagen drie geïnterviewden geen pijlen in MITs, terwijl er wel pijlen aanwezig waren. Twee geïnterviewden dachten wel handen te zien in een MIT terwijl deze niet aanwezig waren en dachten in één MIT geen handen te zien terwijl deze wel aanwezig waren. Opvallend is dat er enorm lang wordt nagedacht en getwijfeld over het antwoord dat de respondenten geven.

6.2.6 Bijzonderheden

Vier van de geïnterviewden zeggen geen bijzonderheden te hebben na het beantwoorden van de vragen. Twee geïnterviewden geven aan dat pijlen wel opvallen in MITs, maar handen niet. Zij geven aan dat dit komt doordat de handen als normaal worden beschouwd in de afbeelding en de pijlen meer een toevoeging lijken, wat maakt dat ze meer opvallen.

CONCLUSIE

In dit hoofdstuk wordt een korte conclusie gegeven en worden de hypotheses besproken. Door middel van de kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de data kan er een antwoord worden gegeven op de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre heeft het gebruik van handen en/of pijlen in de afbeeldingen in medische instructies, invloed op de aantrekkelijkheid, de verwachting van de uitvoerbaarheid en het begrip van de instructie?

De hypothesen worden apart van elkaar besproken, de uitkomsten van de online vragenlijst en het interview worden met elkaar in verband gebracht.

H1: Instructies met pijlen&handen hebben een hogere verwachting van de uitvoerbaarheid dan instructies met handen of instructies met pijlen.

Uit de data van de online vragenlijst blijkt dat de verwachting van de uitvoerbaarheid significant hoger is bij de instructies met de pijlen dan bij de instructies met handen tussen de instructies met pijlen en pijlen&handen zat geen significant verschil. Hypothese één mag niet aangenomen worden. Opvallend is dat alle gemiddelden erg hoog liggen (pijlen M=5.33; handen M=5.19; pijlen&handen M=4.98). Punt 7 was het hoogst haalbare op de Likertschaal en 4 het midden, te zien is dat alle gemiddelden daar een stuk boven liggen. Dit laat zien dat de respondenten bij alle instructies wel een redelijke verwachting en voorstelling kunnen maken van de uitvoerbaarheid.

Uit de interviews blijkt dat de respondenten zich allemaal in staat achten om de handeling uit te voeren met de instructie. Dat er bij de kwantitatieve analyse wel gesproken kan worden van een verschil komt waarschijnlijk doordat deze vragen zijn beantwoord op een Likertschaal. Ook denkt merendeel van de geïnterviewden de handeling in de instructies met pijlen en pijlen&handen niet te kunnen uitvoeren zonder de instructie. De reden hiervoor is dat de richting van de beweging dan ontbreekt, wat het geval is bij de instructie met alleen handen, de geïnterviewden zeggen daar echter niks over.

H2: Instructies met pijlen&handen zijn begrijpelijker dan instructies met handen of instructies met pijlen.

In de data van de online vragenlijst is geen significant verschil gevonden tussen de instructies wat betreft de begrijpelijkheid. Er is wel een trend zichtbaar waarbij de instructies met pijlen&handen (32 uit 76 respondenten) als het meest begrijpelijk worden gezien. Ook blijkt uit het interview dat merendeel van de geïnterviewden de instructies met pijlen&handen

het duidelijkst vinden en makkelijkst begrijpen. Dit is beiden in overeenstemming met de theorie over dat aanwezigheid van de affordance zorgt voor een betere representatie (Heiser & Tversky, 2006). Ook het onderzoek van Hoogwegt et. al (2009) is een ondersteuning voor deze bevinding. Uit dat onderzoek is gebleken dat pijlen&handen zorgen voor een betere herkenning van de beweging, wat resulteert in een beter begrip van de handeling. De hypothese mag aangenomen worden.

H3: Instructies met pijlen&handen en instructies met handen zijn aantrekkelijker dan instructies met pijlen.

Uit de data van de online vragenlijst blijkt dat de instructies met pijlen&handen aantrekkelijker worden gevonden dan de andere twee instructievormen. De hypothese kan deels worden aangenomen. De verwachting was dat handen vooral veel invloed zouden hebben op deze aantrekkelijkheid.

Uit de interviews blijkt ook dat de instructies met pijlen&handen het meest aantrekkelijk worden gevonden. De literatuur gaf aan dat een instructie aantrekkelijk is door de aanwezigheid van visuele aspecten, die mooi en leuk gevonden worden (Swaak, 2008: 23). Echter blijkt uit de antwoorden van de geïnterviewden dat de aantrekkelijkheid in vijf van de vier gevallen in verband werd gebracht met de aanwezigheid van de pijlen die de beweging duidelijk laten zien. Hieruit blijkt dat aantrekkelijkheid niet alleen gebaseerd wordt op de visuele aspecten die aanwezig zijn maar ook afhankelijk is van het begrip van de instructie. Een mogelijk verklaring voor het feit dat gekozen wordt voor de instructies met pijlen&handen en niet voor de instructies met pijlen, is dat de handen de instructie onbewust aantrekkelijker maken door de herkenbaarheid.

H4: De pijlen in instructies worden beter herinnert dan de handen.

Recall is voor pijlen als handen hetzelfde. Uit de data van de online vragenlijst blijkt dat bijna ¾ van de respondenten heeft aangegeven de handen en pijlen wel te zien. Er is wel een duidelijk verschil tussen de herkenning door mannen of vrouwen. Vrouwen zien significant vaker pijlen dan mannen, bij handen is dit niet het geval. Het is mogelijk dat vrouwen meer letten op de details van de instructie en mannen meer kijken naar het hele beeld.

Uit de interviews blijkt ook geen duidelijk verschil tussen de herkenning van pijlen of handen. Wel valt op dat de geïnterviewden erg lang twijfelden en na moesten denken voordat zij een antwoord gaven. Dit duidt op mogelijke onwetendheid en het gokken van een antwoord. Er is geen eenduidige conclusie te trekken uit de uitkomsten van het interview. Wel gaven een aantal geïnterviewden aan dat de pijlen meer opvallend zijn dan de handen doordat handen als ‘normaal’ in de afbeelding worden gezien, omdat het een onderdeel is van het lichaam.

e. INTERVIEWS

INTERVIEW 1 Actie: Introductie

Actie: Informed consent tonen

Wat is uw geslacht? Vrouw Hoe oud ben je? 22

Wat is je hoogst genoten opleiding? HBO Wat is uw moedertaal? Nederlands

Werkt u in de gezondheidszorg? Zo ja, welke functie? Nee

Actie: Instructie laten zien

Wil je beschrijven wat je precies ziet?

MIT 1b: Een soort van inpakken van je voet/enkel/been, gaat wel heel hoog. Eh ja, maar waarom? Je beschermt je enkel, ik weet dat het daar om gaat. Het is waarschijnlijk om een blessure waarom je dit gaat doen.

MIT 2c: Dit is hetzelfde, maar gaat echt alleen om de enkel. Dat was het?

MIT 3a: Dit is ook weer hetzelfde, maar het wordt op een andere manier laten zien. Hier gaat het denk ik hier ook om de enkel, en je ziet nu een stukje wit. Ze laten een draaimethode zien, de kant waarop je moet draaien.

Actie: Instructies weghalen

Deze vragen altijd stellen wanneer de handen en pijlen niet genoemd zijn: MIT 1:

Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Ja

Waren er in de instructie handen afgebeeld? Ja denk het wel MIT 2:

Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Nee Waren er in de instructie handen afgebeeld? Ja MIT 3:

Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Ja Waren er in de instructie handen afgebeeld? Nee

1. Denkt u dat u in staat bent de handeling correct uit te voeren met gebruik van de instructie?

MIT 1b: ja MIT 2c: ja MIT 3a: ja

2. Denkt u dat u in staat bent de handeling correct uit te voeren zonder gebruik van de instructie?

MIT 1b: ja MIT 2c: ja MIT 3a: ja

3. Denkt u dat u de instructie zal gebruiken bij het uitvoeren van de handeling? MIT 1b: ja

MIT 2c: ja MIT 3a: nee

4. Heeft u in het verleden al eens een enkel gezwachteld? Ja

5. Bent u bekend met het zwachtelen van de enkel? Ja

Alle instructies tonen

1. Welke instructie is het duidelijkst? Waarom?

MIT 2 het duidelijkste. Vind het alleen en beetje overdreven dat wanneer het om de enkel gaat, je je hele been zwachtelt.

2. Welke instructie is het minst duidelijk? Waarom? MIT 3, omdat de handeling niet zo goed wordt laten zien.

3. Welke instructie is het makkelijkst te begrijpen? Waarom? MIT 2, daar zie je de handeling erg goed.

4. Welke instructie is het meest moeilijk te begrijpen? Waarom?

Ik vind ze allemaal niet zo duidelijk, maar MIT 3 omdat je daar de handeling niet zo goed ziet.

5. Welke instructie zou je het liefst gebruiken? Waarom? MIT 2, die vind ik heel erg duidelijk.

6. Welke instructie zou je het minst graag gebruiken? Waarom MIT 3, die vind ik onduidelijker.

Zijn er verder nog opvallendheden aan de instructies? Niet echt eigenlijk.

INTERVIEW 2

Wat is uw geslacht? Vrouw Hoe oud ben je? 21

Wat is je hoogst genoten opleiding? WO Wat is uw moedertaal? Nederlands

Werkt u in de gezondheidszorg? Zo ja, welke functie? Nee

Hardop denken:

MIT 1a: “Een voet met een verband eromheen en eerst moet je hem links omdoen , dan nog een keertje doen en dan nog een keertje, je moet hem langzaam naar je enkel toedoen tot je bij je enkel bent.”

Vallen er nog dingen op? “Nee”

MIT 2b. “Oh het gaat om een zwachtel, je houdt een verband boven je voet horizontaal. Deze is echt veel onduidelijker. Dan moet je hem er ook omheen wikkelen. Super onduidelijk plaatje.”

Vallen er nog dingen op?

“Dat er geen pijltjes zijn, gewoon onduidelijk. Hier zou ik niet mee mijn voet kunnen zwachtelen.”

MIT 3c: “Vanwege de pijltjes is deze wel duidelijker. Beginnen bij je teen en steeds meer naar boven. Ook laag beginnen en bijna bij de knie komen. De pijltjes maken het veel duidelijker.”

(Eerst de instructie(s) weghalen)

Deze vragen altijd stellen wanneer de handen en pijlen niet genoemd zijn: MIT 1a:

- Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Ja

- Waren er in de instructie handen afgebeeld? Ja (twijfel) MIT 2b:

- Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Nee - Waren er in de instructie handen afgebeeld? Ja MIT 3c:

- Waren er in de instructie pijlen afgebeeld? Ja - Waren er in de instructie handen afgebeeld? Nee

De volgende drie vragen gelden voor de drie instructies apart:

1. Denkt u dat u in staat bent de handeling correct uit te voeren met gebruik van de instructie?

MIT 1a: Ja MIT 2b: Ja MIT 3c: Ja

2. Denkt u dat u in staat bent de handeling correct uit te voeren zonder gebruik van de instructie?

MIT 1a: Nee MIT 2b: Nee MIT 3c: Ja

3. Denkt u dat u de instructie zal gebruiken bij het uitvoeren van de handeling? MIT 1a: Nee

MIT 2b: Ja MIT 3c: Nee

1. Welke instructie is het duidelijkst? Waarom?

MIT 3c. “pijlen en zoveel plaatjes, 2 is van de voorkant is lastig en die andere van de zijkant is makkelijker.”

2. Welke instructie is het minst duidelijk? Waarom?

“MIT 2b, omdat hij van de voorkant is, er geen pijltjes zijn en het onlogisch maakt welke kan het op is.”

3. Welke instructie is het makkelijkst te begrijpen? Waarom

“MIT 3c, ook vanwege de tekst, hij heeft de meeste tekst, meeste plaatjes en de pijltjes.” 4. Welke instructie is het meest moeilijk te begrijpen? Waarom

“MIT 2b omdat hij van de voorkant is, er geen pijltjes zijn en het onlogisch maakt welke kan het op is.”

5. Welke instructie zou je het liefst gebruiken? Waarom? “MIT 3c, omdat het de meest duidelijke plaatjes zijn.”

6. Welke instructie zou je het minst graag gebruiken? Waarom “MIT 2b, het minst graag omdat het onduidelijk is.”

Zijn er verder nog opvallendheden?

INTERVIEW 3

Wat is uw geslacht? Man Hoe oud ben je? 22

Wat is je hoogst genoten opleiding? WO Wat is uw moedertaal? Nederlands

Werkt u in de gezondheidszorg? Zo ja, welke functie? Nee

Vraag: Wil je beschrijven wat je precies ziet?

MIT 3b: “Iemand krijgt een verband om z’n enkel en zijn scheenbeen en zijn kuit, om zijn onderbeen dus”. Zie je nog meer? “Ik zie ook tekst bovenaan, een beschrijving. Het is een handleiding hoe je een verbandje aanlegt.”

MIT 1c: “Iemand krijgt hier dus, ja hetzelfde, een verband om zijn voet en daarna om zijn enkel en daarna om zijn scheenbeen tot aan zijn knie. En er staat een tekst boven hoe je dat moet doen.”

MIT 2a: “Hier begint iemand met een verbandje om zn enkel, zijn voet goed ingebonden, niet zijn gehele voet maar tot het midden van zijn voet ongeveer en tot aan het midden van zijn