• No results found

Onderzoeksvragen uit het Programma van Eisen

6 Lijst van afbeeldingen

Bijlage 2 Onderzoeksvragen uit het Programma van Eisen

Bijlage 2 Onderzoeksvragen uit het Programma van Eisen Algemeen

1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem aanwezig, of zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden?

In de bodem zijn muren aangetroffen van gebouwen van het Liefdehuis van de Zusters van Liefde, een congregatie uit Tilburg.

2. Indien het onderzoek geen archeologische resten of beperkte archeologische fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven?

Niet van toepassing.

3. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van de aangetroffen sites aanwezig zijn en wat is de verwachting omtrent de fysische en inhoudelijke kwaliteit daarvan?

Buiten het plangebied kunnen na de sloop van de huidige gebouwen nog oudere muurresten worden aangetroffen van het Liefdehuis. De kans op het aantreffen van archeologische sporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd rond het plangebied blijft aanwezig, maar de bodem zal sterk verstoord zijn door de recente bebouwing die het plangebied omringt.

Gaafheid en conservering van de vindplaatsen

4. In welke lagen, zones of gebieden bevinden zich gave en goed geconserveerde archeologische resten of waar zijn ze te verwachten?

De muurresten zijn gedeeltelijk al zichtbaar aan het maaiveld.Onder de muren, behalve muur 4005, begint de natuurlijke ongestoorde bodem, de C-horizont. Onder muur 4005 bevinden zich nog twee antropogene ophogingslagen.

5. Wat is de mate van conservering en gaafheid van de archeologische resten?

De muurresten zijn onder maaiveld redelijk goed bewaard, maar ze zijn boven maaiveld afgebroken en af en toe door een funderingspaal doorboort en daardoor verstoord en onderbroken.

Perioden en sites

6. Indien er archeologische resten aanwezig zijn, kunnen er binnen de vindplaats aparte sites onderscheiden worden, en zo ja, op welke gronden?

Er wordt slechts één vindplaats onderscheiden en dat zijn de muurresten van het

gebouwencomplex van het Liefdehuis die over het terrein verspreid liggen. Er is binnen de vindplaats enkel een onderscheid te maken tussen de muurresten van het klooster uit 1884 in het westen, de kapel uit 1879 in het noorden en de uitbreiding uit 1883 die later als

‘oudemannenhuis’ getypeerd is in het oosten van het onderzoeksgebied. Deze gebouwen worden niet als aparte sites behandeld, omdat ze tot hetzelfde oorspronkelijke

gebouwencomplex van het Liefdehuis behoren, een verpleeghuis voor de armen en ouderen.

Inventariserend veldonderzoek 44 7. Wat is de begrenzing en de ruimtelijke spreiding, zowel in horizontale als verticale zin,

van de sites en wat is de onderlinge samenhang?

Zie het antwoord op vragen 6 en 8a.

8. Wat is per archeologische site in het onderzoeksgebied:

a. de ligging (inclusief diepteligging) en begrenzing

De muurresten liggen verspreid in het onderzoeksgebied en lopen buiten het onderzoeksgebied door. De muren zijn al zichtbaar vanaf het maaiveld op 25,9 meter +NAP en lopen door tot een diepte die varieert van 25,1 tot 25,5 meter +NAP.

b. de geologische en/of bodemkundige eenheid

Het onderzoeksgebied ligt binnen de bebouwde kom van Asten en is daardoor niet gekarteerd op de geologische en bodemkundige kaart van Nederland. Maar op basis van de

geomorfologische kaart en een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat het plangebied tussen twee dekzandruggen in ligt die duidelijk herkenbaar zijn ten

noordnoordwesten en zuidoosten van het plangebied. Hierdoor ligt het plangebied vermoedelijk binnen de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Na extrapolatie op de bodemkaart is een ligging in een zone met hoge zwarte enkeerdgronden het meest aannemelijk.

c. de omvang (inclusief verticale dimensies)

Het onderzoeksgebied is 1100 m² groot en de muurresten liggen verspreid in het onderzoeksgebied. Zie verder vraag 8a.

d. aard /complextype / functie

Zie het antwoord op vraag 6.

e. de samenstelling van de archeologische resten (grondsporen en mobilia)

De archeologische resten bestaan uit restanten van muren en enkele fragmenten

vondstmateriaal bestaande uit aardewerk en glas. Het aardewerk bestaat uit steengoed en dateert van de 17e tot de 20e eeuw. Het glas dateert uit de 20e eeuw.

f. de vondst- en spoordichtheid

Er zijn 23 vondsten aangetroffen en 38 sporen geregistreerd.

g. de stratigrafie

De muurresten zijn allemaal op dezelfde diepte van 25,1 meter +NAP gefundeerd, op één muur na in werkput 4, namelijk spoor 4005. Deze muur is ondiep gefundeerd op 25,5 meter +NAP. De muurresten in werkput 2 zijn gefundeerd op een diepte van 25,3 meter +NAP, evenals de diepte van de keldervloer. Behalve de muur van spoor 4005 zijn de andere muurresten gefundeerd in de C-horizont. Muur 4005 is gefundeerd op twee antropogene ophogingslagen.

Asten, Bartholomeus 45

h. de ouderdom, periodisering, typo-chronologische classificatie

De gebouwen waar de muren bij horen zijn gebouwd in de 19e eeuw. Voor een fasering zie het antwoord op vraag 6.

9. Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site-patronen) in de zin van wegen, perceelsindeling, akkers, grondstofwinning, vennen, et cetera?

Er zijn geen aanwijzingen voor bovenstaande archeologische waarden aangetroffen.

10. Zijn er aanwijzingen voor agrarische en/of ambachtelijke activiteiten? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke kenmerken zijn hieraan naar analogie van vraag 9 te geven?

Er zijn geen aanwijzingen voor agrarische of ambachtelijke activiteiten waargenomen.

11. Kunnen meerdere bewoningsfasen (relatief en absoluut) onderscheiden worden?

De verschillende muurresten kunnen aan verschillende gebouwen worden toegewezen en deze gebouwen hebben elk een andere bouwdatum. De kelder kan tot de uitbreiding van het oorspronkelijke woonhuis en een kapel in 1852 behoort hebben of tot de nieuwbouw uit 1884, waarbij dit deel van het gebouw in gebruik was als klooster en later als bejaardenhuis (1941).

Het gootje in werkput 5 heeft waarschijnlijk tot de kapel uit 1879 behoort en de overige muren behoren tot een oudemannenhuis dat pas in 1884 is gebouwd. Al deze gebouwen horen allemaal bij het gebouwencomplex van het Liefdehuis.

12. Wanneer en waarom zijn de sites en de vindplaats in zijn geheel verlaten of in onbruik geraakt?

Het beheer van het Liefdehuis is in 1991 overgegaan in een stichting zodat het verpleeghuis voor bejaarden kon blijven bestaan. Nu worden in het rijksmonumentale deel van het oude

kloostergebouw aan de Kerkstraat 20 nieuwe appartementen gerealiseerd en voor deze herinrichting zijn delen van bestaande bouw gesloopt.

Landschap en bodem

13. Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de sites (geologie, bodemkunde, geomorfologie, afstand tot water, reliëf)?

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Asten en is daarom niet gekarteerd op bovenstaande kaarten. Op basis van de uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat het plangebied tussen twee dekzandruggen in ligt die duidelijk herkenbaar zijn ten noordnoordwesten en zuidoosten van het plangebied. Hierdoor ligt het plangebied

vermoedelijk binnen de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden.

14. Hoe is de opbouw van het profiel in bodemkundige zin? Wat zijn de kenmerken van de stratigrafische eenheden? Is er sprake van loopvlakken, begraven bodems,

ophogingslagen of cultuurlagen?

De profielen laten een zwaar verstoorde bodemopbouw zien, waarbij het niveau van de top van de C-horizont behoorlijk schommelt tussen de 25,00 en 26,20 meter +NAP. Dit komt door het intensief omzetten van grond voor bouwactiviteiten in het verleden. Er is in het hele plangebied geen intact plaggendek aangetroffen. Dit gegeven in combinatie met de verstoorde bodem en de afgetopte C-horizont maakt de kans op het aantreffen van archeologische grondsporen zeer klein.

Inventariserend veldonderzoek 46 15.Wat is de datering van een eventueel aanwezige cultuurlaag onder het akkerdek?

Er is geen intact akkerdek of een oude cultuurlaag aanwezig. Zie ook vraag 14.

16.Kan aan de hand van archeologisch vondstmateriaal uit het eventueel aanwezige akkerdek een uitspraak worden gedaan over de ouderdom en/of de vorming van een akkerdek?

Niet van toepassing.

17.Bevinden zich in het cultuurdek (plaggendek en onderliggende cultuurlagen) sporen van akkerbewerking (zoals ploeg- en spitsporen) of kenmerkt het plangebied zich door ophogingslagen die te relateren zijn aan intensieve bewoning in de dorpskern?

Door de grote verstoringen in het onderzoeksgebied zijn er geen akkerdek en sporen van akkerbewerking meer aanwezig.

18.Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan op de archeologische resten?

Er is veel gebouwd op het terrein in de 19e en 20e eeuw en daardoor is de grond diep verstoord geraakt. De top van de natuurlijke bodem, waarin je normaal gezien de oudere archeologische sporen verwacht, is verstoord.

Asten, Bartholomeus 47

Bijlage 3 Allesporenkaart

179.875

179.875

179.900

179.900

379.350 379.350

379.375 379.375

379.400 379.400

Asten, Bartholomeus Allesporenkaart

0 15 m

A-14.0219© BAAC bv

N

onderzoeksgebied kuil

muur muuruitbraak goot

poer vloer gewelf open

insteek (waterput)

waterput natuurlijke laag recente verstoring

Inventariserend veldonderzoek 48

Asten, Bartholomeus