• No results found

Hoofdstuk 5. Implicaties van de onderzoeksresultaten op het beleid

5.1. Onderzoeksresultaten en beleid

Uit de analyse van dure en goedkope hotels is een duidelijk resultaat naar voren gekomen. Het goedkope hotel in het buitengebied blijkt een regionaal verzorgingsgebied te hebben, terwijl hier bij het dure hotel minder sprake van is. De gasten van het dure hotel in het buitengebied blijken zich meer op de directe omgeving van het hotel te richten, terwijl de gasten van het goedkope hotel vrijwel allemaal naar Amsterdam-Centrum gingen. Met als gevolg dat goedkope hotels in Amsterdam- Centrum concurreren met goedkope hotels in Haarlem. De hotelgasten in de gemeente Amsterdam waren ongeacht de prijsklasse onverdeeld sterk georiënteerd op de Amsterdamse binnenstad. Wat betreft het lagere hotelsegment, waarbinnen ook de Stayokay filialen uit dit onderzoek vallen, is het relevant om deze concurrentie op regionaal schaalniveau op te lossen. De overheid heeft in meerdere beleidsdocumenten de wens uitgesproken om de hotelmarkt binnen de MRA te spreiden. Het gaat hierbij zowel om hotelgasten als om hotelkamers. De overheid zou wellicht rekening kunnen houden met de vaststelling die in dit onderzoek is gedaan, dat dure hotels er een compacter verzorgingsgebied op nahouden. Wanneer hotelkamers uit het duurdere segment in de regio worden gerealiseerd kunnen er op basis van deze redenatie een tweetal gevolgen optreden. Het hotel blijft leegstaan omdat de gast niet bereid is om veel geld voor een kamer te betalen terwijl deze zich niet in de nabijheid van

Amsterdam bevindt, of de hotelgast kiest voor het hotel vanwege de directe omgeving, zoals het geval is in Haarlem. In het laatste geval is de kans echter groot dat de verzorgingsgebieden van de dure hotels elkaar niet overlappen en er dus ook geen beleid op regionaal niveau op elkaar hoeft te worden opgestemd. Dit is dan in ieder geval onlogisch vanuit het perspectief van de gemeente Amsterdam omdat de gemeente er kosten nog baten aan heeft.

Wanneer de gemeente Amsterdam de toeristenstroom naar de eigen gemeente wil laten groeien zonder hiervoor extra hotelkamers in het centrum te realiseren, is de gemeente bovenal aangewezen op het realiseren van goedkope hotellocaties buiten de gemeente ( dus in samenspraak met de participerende MRA gemeenten), of het bouwen van hotelkamers in de stadsrand. In de stadsrand is namelijk gebleken dat hotelgasten ongeacht de prijsklasse van het hotel, de binnenstad van

Amsterdam duidelijk als hoofdbestemming aanwijzen. De overheid erkent het belang van de stadsrand als locatie waar nieuwe hotelinitiatieven kunnen worden gerealiseerd. Momenteel ligt de nadruk in deze zone echter vooral op het 3 en vier sterrensegment. De zakelijke markt is nog steeds de belangrijkste doelgroep voor de hoteliers echter deze markt vraagt ook steeds meer om

budgetvoorzieningen, aldus een passage in de Actualisatie van het Hotelbeleid uit 2006. De zakelijke markt heeft echter nog steeds weinig keuzemogelijkheden in het budgetsegment. De zakelijke gast lijkt gebonden te zijn aan locatie, dus een zakenbudgetsegment zou in het beleid nadrukkelijker naar voren kunnen komen.

Dat de gemeente Amsterdam hotels uit het topsegment nog wel plek biedt in de binnenstad, is gezien het bovenstaande dan ook logisch en rationeel. Hotels in het topsegment en unieke hotels zijn nog wel wenselijk in de binnenstad en hoewel voorkeursbeleid niet is toegestaan, prefereert Amsterdam in de binnenstad luxere accommodaties terwijl goedkopere accommodaties vaker richting de stadsrand worden gerealiseerd. Hotelgasten die in hotels uit het hogere segment verblijven geven ook aan

locatie een zeer belangrijk aspect te vinden ( hoewel het ruimtelijk activiteitenpatroon dit niet laat zien). Hoewel het oneerlijk lijkt om enkel hotelinitiatieven in behandeling te nemen die in de binnenstad een hotel uit het luxe segment willen realiseren, is dit naast dat “de hotelnamen goed zijn voor de stad” zoals Schippers zegt, ook de enige mogelijkheid voor dit segment. De prijselasticiteit van goedkopere hotels is groter dan die van dure hotels.

Dat Amsterdam qua hoofdbestemmingen het epicentrum van de regio is, werd bevestigd door de resultaten van deelvraag 1. Men kan dus niet zonder meer stellen dat de hotelmarkt in de MRA regionaal van karakter is met Amsterdam als centrum. Voor deze conclusie wijken de

bestemmingenpatronen van de hotelgasten uit het buitengebied te sterk af. Hoewel het dure hotel in Haarlem liet zien dat Amsterdam niet in alle gevallen de bezoekersmagneet van de regio is, is het wel duidelijk dat vooral de toeristische markt Amsterdam nodig heeft. Het beleid “Amsterdam bezoeken Holland zien” is dan ook relevant als de stad meer toeristen de regio wil laten bezoeken. Er is zoals Nanette Schippers al zei “nog veel te winnen op dit vlak”. Het is gebleken dat er naast Amsterdam een aantal sterke bestemmingen clusters zijn. De Keukenhof is, hoewel seizoensgebonden, tijdens dit onderzoek de grootste trekpleiters gebleken. Ook de Zaanse Schans, de stranden van Zandvoort en Bloemendaal en de regio Volendam/Marken zijn sterke clusters die bezoekers in de MRA trekken. Op de Keukenhof na blijken deze bestemmingen echter vooral te fungeren als nevenbestemmingen. Dit houdt dus in dat dit niet de reden is dat men de regio bezoekt, maar het “erbij” doet. Het aantal nevenbestemmingen neemt sterk toe naarmate het hotel meer richting het buitengebied ligt. De verhoudingen van het totaal aan bestemmingen in respectievelijk Amsterdam-Centrum en het buitengebied per hotelzone zijn als volgt:

Totaal bestemmingen per hotelzone Hotelzone A’dam-C Buitengebied

A’dam-C 60 21

Stadsrand 60 36

Buitengebied 35 119 Tabel 5.1

Tabel 5.1 laat zien dat vooral mensen in het buitengebied meerdere bestemmingen aandoen, en dat mensen die in Amsterdam-Centrum verblijven nauwelijks in het buitengebied komen. Hier ligt voor het spreidingsbeleid dus nog wel een opgave.

5.2.Conclusie

Terugkomend op de regionale organisatie van de hotelmarkt op MRA niveau, kan worden gesteld dat dit niet zonder meer noodzakelijk is. De hotelgasten die in zowel Amsterdam-Centrum als in de stadsrand verblijven komen voor hun hoofdbestemmingen nauwelijks de stad uit. De hotelgasten in het buitengebied verschillen van elkaar doordat de hotelgasten uit het dure hotel zich meer op het buitengebied en de lokale omgeving van het hotel richten dan de gasten van het goedkope hotel. Voor dure hotels betekent dit dat regionale afstemming slechts tot op bepaalde hoogte noodzakelijk is. De verzorgingsgebieden van deze hotels vertonen niet of nauwelijks overlap en concurreren regionaal daarom ook niet of nauwelijks met elkaar. Voor de luxe hotelvoorzieningen lijkt regionale

afstemming van de hotelmarkt dan ook overbodig. Het meer lokale beleid van de gemeente Amsterdam om slechts luxere hotelinitiatieven te behandelen voor de Amsterdamse binnenstad is gegrond vanwege de gebondenheid aan locatie. Om de verplaatsingen van deze gasten meer te sturen zodat de ruimtelijke activiteitenpatronen zich op groter schaalniveau manifesteren is beleid echter wel relevant. Maar hier heeft de overheid al voor gekozen met beleidsinitiatieven zoals Amsterdam bezoeken Holland zien.

Voor de goedkopere hotels is gebleken dat regionale afstemming wel van belang zou kunnen zijn. Het hotel in Haarlem dat tot het lage prijssegment behoort, heeft zeer veel gasten die vanuit dit hotel Amsterdam-Centrum bezoeken. De prijselasticiteit is groter, wat inhoudt dat deze hotelgasten bereidt zijn om meer afstand af te leggen wanneer ze minder hoeven te betalen voor de accommodatie. Gasten van goedkopere hotels bewegen zich op MRA niveau mits het hostel buiten Amsterdam ligt. De goedkope hotellocaties concurreren dus ook op MRA niveau met elkaar en regionaal hotelbeleid voor budgethotels lijkt dan ook passend.

Hoofdstuk 6. Conclusie

Met behulp van de antwoorden die in de hoofdstukken 1 tot en met 5 aan bod zijn gekomen kan er antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. De hoofdvraag die in deze scriptie centraal staat luidt als volgt:

Gegeven de ruimte structuur van het activiteitenpatroon van hotelgasten, wat is dan het belang van de ligging van hotels in die structuur en welke mogelijke implicaties kan dat belang hebben voor

vestigings- en locatiebeleid jegens hotels?