• No results found

Hotelgasten in de Metropoolregio Amsterdam : een onderzoek naar de ruimtelijke bestemmingspatronen van hotelgasten en de invloed hiervan op regionaal hotelbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hotelgasten in de Metropoolregio Amsterdam : een onderzoek naar de ruimtelijke bestemmingspatronen van hotelgasten en de invloed hiervan op regionaal hotelbeleid"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2014

Douwe Bruinsma

Universiteit van Amsterdam 20-6-2014

Hotelgasten in de

Metropoolregio Amsterdam:

Een onderzoek naar de ruimtelijke bestemmingspatronen van hotelgasten en de

invloed hiervan op regionaal hotelbeleid

(2)

Douwe Bruinsma 10271112

Universiteit van Amsterdam Sociale Geografie

Bachelorscriptie “stedelijke netwerken” Begeleider: Professor Pieter Tordoir 20 juni 2014

(3)

Samenvatting

De gemeente Amsterdam heeft in verschillende beleidsdocumenten de wens uitgesproken om hotelkamers in de stadsrand en de regio te realiseren. De binnenstad zit aan haar plafond wat betreft kamercapaciteit en de regio zou mee kunnen profiteren van de nog altijd groeiende toeristenmarkt in de Metropoolregio Amsterdam. Het regionaal organiseren van de hotelmarkt is echter alleen zinvol en relevant als de hotels in de regio ook allen deel uitmaken van één hotelmarkt. Het doel van het

onderzoek is dan ook om op basis van ruimtelijke bestemmingenpatronen van hotelgasten uitspraken te kunnen doen over het bestaan van een regionale hotelmarkt.

Voor het onderzoek is een zestal hotels op uiteenlopende geografische locaties binnen de

Metropoolregio Amsterdam geselecteerd. Ook verschillen de hotels van elkaar door zowel hotels uit het luxe en het budget segment te kiezen. De Metropoolregio Amsterdam is voor dit onderzoek verdeeld in drie zones: Amsterdam-Centrum, de stadsrand en het buitengebied dat buiten de Amsterdamse gemeentegrenzen valt. Op deze manier is nagegaan in welke mate er sprake is van interactie tussen de bestemmingen van hotelgasten en de locaties van hotels. In totaal zijn voor dit onderzoek 180 hotelgasten geënquêteerd. Naast het verkrijgen in de hoofd –en nevenbestemmingen van hotelgasten werd in de enquête ook rekening gehouden met kenmerken van hotelgasten en kamerprijzen van de hotels.

Er is gebleken dat de ruimtelijke structuur van het bestemmingenpatroon van hotelgasten zowel op basis van de zone waarin het hotel ligt als op basis van de kamerprijs verschilt. Hotels binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen bedienen met grote nadruk het centrum van Amsterdam. Daarbij is er qua hoofdbestemmingen vrijwel geen verschil of het hotel in het centrum van Amsterdam ligt of in de stadsrand is gelegen. De hotels in het buitengebied vertonen grote onderlinge verschillen die te maken hebben met prijsniveau. Vanwege de prijs is bij goedkope hotels eerder een uitwijkeffect te zien, wat ook kan worden omschreven als een lage prijselasticiteit van de afstand. Het verzorgingsgebied van goedkope hotels is dus groter vanwege de lage prijselasticiteit, en concurreren vanwege dit

verschijnsel meer op regionaal schaalniveau met elkaar dan dure hotels. Vanwege dit fenomeen afstemming van het hotelbeleid op MRA niveau vooral relevant voor het goedkopere segment van de hotelmarkt. Er is dus een duidelijk verband tussen hotellocatie en het bestemmingenpatroon van hotelgasten en prijs is hierbij een belangrijke beïnvloedende factor. Hoewel de verschillen in prijs enigszins worden onderschreven in het overheidsbeleid, lijken de verschillen in geografische afstand tussen hotellocaties minder op waarde te worden geschat daar de hotelmarkt van de MRA

tegenwoordig zonder enige terughoudendheid als regionaal wordt aangeduid.

(4)

Voorwoord

In de periode februari 2014 tot en met juni 2014 heeft deze bachelorscriptie, van de opleiding Sociale Geografie aan de Universiteit van Amsterdam, langzaam maar gestaag vorm gekregen. In de scriptie die voor u ligt komen mijn interessegebieden geografie en toerisme onder de koepel “stedelijke netwerken” samen. Daar ik al, zij het als bijbaan, enige tijd met plezier werkzaam ben als conciërge in een hotel te Amsterdam, leek het me schitterend om het scriptieproject aan toerisme te koppelen. In dit verslag staan tijd-ruimtelijke activiteitenpatronen van hotelgasten uit een zestal hotels centraal. De hotels liggen verspreid over de Metropoolregio Amsterdam en verschillen in prijsniveau. Hoe

bewegen deze hotelgasten zich vanuit het hotel door de regio? Blijven ze vlakbij het hotel of strekt het bereik van de hotelgast verder? En zijn prijsniveaus van de kamers en het type reiziger van invloed op deze tijdruimtelijke patronen? Deze vragen zullen in het verslag aan bod komen.

Een dankbetuiging richting de managers van de hotels is op zijn plaats. Waar zij de taak hebben het comfort van de gast ten alle tijden te garanderen, bleek medewerking aan dit onderzoek geen

probleem. Hostelmanager F. Bloemendal van Stayokay Haarlem, Hostelmanager van den Berg en de heer Mallo van Stayokay Zeeburg en hostelmanager Sistermans van Stayokay Stadsdoelen waren zo gastvrij om mij in hun hostels te dulden. Ook hotelmanager van den Dries en assistent manager van Buuren van Grand Amrâth Frans Hals te Haarlem, general manager van Rijgersma van het Hampshire Rembrandt en general manager van Campen van het Hampshire Manor gaven zonder

terughoudendheid goedkeuring voor het afnemen van enquêtes in de lobbies van de betreffende hotels. Ook een woord van dank richting de medewerkers van de recepties van deze ho(s)tels is meer dan terecht. Verder apprecieer het zeer dat mevrouw Schippers van Economische Zaken bj de

gemeente Amsterdam, tijd heeft kunnen vrijmaken voor een interview. Sjoerd de Vos heeft mij verder meerdere malen met raad en daad bijgestaan, waarvoor veel dank. Ten slotte wil ik de heer Tordoir bedanken voor het ondersteunen van dit scriptieproject.

Ik hoop dat het onderzoek u interesseert en u dit verslag dan ook met plezier zal lezen. Met vriendelijke groet,

Douwe Bruinsma

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting... 3 Voorwoord ... 4 Inleiding ... 7 Aanleiding ... 7 Probleemstelling ... 8 Afbakening Onderzoekgebied ... 10

Korte beschrijving onderzoek ... 11

Opbouw ... 11 Theoretisch kader ... 12 Basistheorieën ... 12 Hotelvoorziening... 14 Conceptueel kader ... 16 Onderzoeksopzet en methode ... 18 De hotels ... 22

Hoofdstuk 1. Hotellocatie en ruimtelijke activiteitenpatronen van hotelgasten ... 23

1.1.Hotellocaties en overzicht bestemmingen ... 23

1.2. Ruimtelijke activiteitenpatronen per hotel ... 26

1.3. Conclusie... 34

Hoofdstuk 2. Kamerprijs en kenmerken van hotelgasten ... 35

2.1.Kamerprijs... 35

2.2.Kenmerken van de hotelgast ... 37

2.3.Conclusie... 46

Hoofdstuk 3. Het belang van hotellocatie ... 47

3.1.Waardering van hotellocatie en ruimtelijke activiteitenpatronen ... 47

3.2. Conclusie... 50

Hoofdstuk 4. Beleid ten aanzien van de hotelmarkt ... 51

4.1.Vestigings en locatiebeleid vanuit de overheid ... 51

4.2.Van de binnenstad via de MRA naar een leefbare binnenstad ... 51

4.3.Amsterdam bezoeken, Holland zien ... 53

4.4.Kansenkaarten en hotelladder ... 55

4.5.Conclusie... 56

Hoofdstuk 5. Implicaties van de onderzoeksresultaten op het beleid ... 58

5.1.Onderzoeksresultaten en beleid ... 58

5.2.Conclusie... 60

Hoofdstuk 6. Conclusie ... 61 5

(6)

6.1.Conclusie op basis van deelvragen ... 61

6.2.Slotconclusie ... 62

Bronvermelding ... 64

Bijlagen ... 66

(7)

Inleiding

Aanleiding

Short stayers zijn in toenemende mate aanwezig in Amsterdam en de omliggende gebieden. Om al deze congresbezoekers en toeristen te huisvesten zijn er dan ook hotelvoorzieningen nodig.

Momenteel zijn er in de Amsterdamse binnenstad nog veel hotelprojecten die in de bouw of zelfs nog in de ontwikkelende fase zitten. Echter, uit een onderzoek dat door Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam is uitgevoerd onder bezoekers, forensen en bewoners van zowel Amsterdam als de regio bleek dat in vergelijking met 2001, in 2012 een kleiner deel van deze respondenten vindt dat toeristen en dagjesmensen tot een gezellige drukte leiden (-11 tot -24 procentpunt). De bezoekers zien toeristen in 2012 daarbij een stuk vaker als overlastgevend dan in 2001. De bewoners van de binnenstad, bewoners van de rest Amsterdam en ondernemers zijn minder neutraal geworden en hebben in 2012 een meer wisselende houding ten opzichte van toeristen in de binnenstad( Drukte in de binnenstad, 2012). Naar aanleiding van toenemende protesten door bewoners en het pogen om een meer verspreid hotelbeleid te realiseren, ziet de gemeente de Metropoolregio Amsterdam als een geschikte locatie om meer hotelkamers te vestigen. Wethouder Carolien Gehrels van Economische Zaken heeft meerdere malen bepleit om het gebied buiten de ring en zelfs buiten de gemeente te gebruiken om een aanzienlijk deel van deze hotelkamers te creëren (De Volkskrant, 11 november 2013). De visie van de wethouder komt overeen met het beleid dat in de hotelplanningsnota’s wordt uitgestippeld. Zo stelt de regionale hotelstrategie 2016-2022 dat “Het uiteindelijke doel is om het economisch, toeristisch en ruimtelijk beleid met betrekking tot hotels regiobreed met elkaar te verbinden” (notitie regionale hotelstrategie 2016-2022, 2014).

De gemeente Amsterdam heeft op basis van positieve groeiprognoses wat betreft bezoekersaantallen in 2007 een plan vastgesteld om het hotelbeleid vorm te geven. Het huidige hotelbeleid van

Amsterdam en is erop gericht om 9.000 extra hotelkamers in Amsterdam tot 2015 te realiseren. Daarnaast is besloten om buiten de gemeente Amsterdam maar binnen de Metropoolregio Amsterdam 6.000 kamers te realiseren. In totaal gaat het om 15.000 extra hotelkamers. De primaire doelstelling van het huidige hotelbeleid is om een groter en gevarieerder hotelaanbod te bewerkstelligen. Omdat hotelexploitanten liever voor Amsterdam dan voor de regio kiezen, moet een nieuw hotelteam van de betrokken gemeenten de ontwikkeling sterker gaan sturen. Daarbij zal de groei van het aantal hotels in Amsterdam mogelijk worden afgeremd ( Het Parool, 5 november 2013).

De Metropoolregio Amsterdam - kortweg MRA - is het informele samenwerkingsverband van 36 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam. Het

metropoolgebied omvat het grondgebied van het noordelijk deel van de Randstad: de MRA strekt zich uit van IJmuiden tot Lelystad en van Purmerend tot de Haarlemmermeer

(metropoolregioamsterdam.nl, z.j.). Momenteel staat 66 procent van de hotels in de metropoolregio Amsterdam in de gemeente Amsterdam. De overige 34 procent bevindt zich in het overige gedeelte van de regio. Hoewel vooral Amsterdam en de gemeente Haarlemmermeer als epicentrum van de hotelbranche worden gezien en de gebieden met de meeste groeipotentie, lijkt het beleid omtrent hotelvoorzieningen meer gericht op een regionale markt, en daarmee ook op meer regionale afstemming en samenwerking. Het aantal overnachtingen zal volgens voorspellingen de komende jaren gestaag toenemen, en om het stadscentrum van Amsterdam te ontlasten en meer ruimte te creëren voor nieuwe hotelvoorzieningen, wordt er uitgeweken naar de Metropoolregio Amsterdam. In het hierboven beschreven beleid zou het concept van verzorgingsgebied van de Duitse geograaf Christaller centraal moeten staan, maar het lijkt het erop dat er met dit aspect weinig rekening wordt gehouden. Terwijl er de afgelopen decennia veel onderzoek is gedaan naar de verzorgingsgebieden van bijvoorbeeld winkelvoorzieningen in relatie tot inwoners, blijft het onduidelijk tot op welke hoogte de verzorgingsgebieden van hotels strekken in relatie tot mensen die ergens tijdelijk verblijven. Voor een goed vestigingsbeleid is dit echter cruciaal. Vandaar dit onderzoek.

(8)

Probleemstelling

Terugkomend op het beleid van de gemeente Amsterdam, dat hotels dus onder andere buiten de gemeentegrenzen wil gaan onderbrengen, is het verzorgingsgebied van hotels van evident belang. De gemeente wil de toeristenstroom naar de stad op gang houden door hotels buiten de gemeente te plaatsen. Maar dan moeten de hotels wel binnen een kritieke grens vallen zodat de bezoekers van deze hotels Amsterdam ook nog daadwerkelijk bezoeken. De verzorgingsgebieden van de hotels die buiten de gemeente worden geplaatst, moeten dus nog wel Amsterdam bestrijken. De Centrale Plaatsen Theorie van Christaller, die later in het theoretische kader nog terug zal komen, hangt hier nauw mee samen. Om gebruik te maken van diensten leggen mensen een afstand af. De gemiddelde maximale afstand tot deze dienst is door Agerwal (2007) de rijkwijdte genoemd. Anders geformuleerd is het vermogen van een individu zich te verplaatsen om aan de door hem gewenste activiteiten deel te nemen binnen de mogelijkheden van zijn tijd-geld budget (Huigen, 1986). Deze begrippen zijn van belang voor het regionale hotelbeleid.

Overigens wordt het begrip verzorgingsgebied in deze scriptie gebruikt vanwege het gebrek aan een specifieker concept. Het begrip verzorgingsgebied is tweeledig wanneer zij wordt toegepast op hotelvoorzieningen. Enerzijds omdat de klassieke interpretatie van het begrip de wereld als verzorgingsgebied van het hotel aanduidt daar de gasten van over de hele globe naar het hotel toe kunnen komen. Tegelijkertijd heeft het hotel een verzorgende functie voor het omliggende gebied want de gasten spreiden zich over de regio rond het hotel. (De tweeledigheid rondom het begrip verzorgingsgebied maakt de hotelmarkt als onderzoeksgebied uniek. Dit project en verder onderzoek kan bijdragen aan een beter begrip omtrent de terminologie van het concept onderzoeksgebied).

De gemeente Amsterdam en de overige gemeenten uit de metropoolregio hebben beleid ontworpen om hotelvoorzieningen te integreren in een regionaal netwerk, een zogeheten daily urban system (Tordoir, 2014). De hotelgasten, die gebruik maken van de hotelvoorzieningen, zouden dan dus ook participeren in dit daily urban system. Wanneer ervanuit wordt gegaan dat hotelgasten vanuit de locatie die ze hebben gekozen de gehele regio bestrijken, is er ook daadwerkelijk sprake van een daily urban system op dit terrein. Maar voordat hier uitsluitsel over kan worden gegeven, en er dus beleid en afstemming omtrent hotelvoorzieningen kan worden gemaakt op een schaalniveau hoger dan het gemeentelijke, moet er eerst worden gekeken of en hoe hotelgasten zich door het stedelijk netwerk bewegen.

Wanneer hotels buiten de gemeente Amsterdam verschillende verzorgingsgebieden hebben en niet of slechts deels overlappen, kan er dan ook niet worden gesproken van een daily urban system

aangaande de hotelgasten. De gebieden die de bezoekers van hotels uit het zuidoostelijke deel van regio zouden bezoeken, zouden zich bijvoorbeeld enkel beperken tot het bezoeken van de Keukenhof. Pas wanneer zij vanuit dit specifieke hotel ook Amsterdam willen bezoeken en de Zaanse Schans willen bekijken, is het zinvol er een regionaal georganiseerde hotelplanning op na te houden. Hotelplanning op een zeker niveau is dus alleen relevant wanneer er overlap bestaat tussen de verzorgingsgebieden van hotels en de hotelgasten zich vrij bewegen door het stedelijk netwerk. Met andere woorden, door te onderzoeken hoe hotelgasten zich door het stedelijk netwerk bewegen en inzicht te verkrijgen over hoe en waarom hotelgasten een specifieke uitvalsbasis kiezen, kan worden aangetoond of regionale hotelplanning ook relevant is voor de Metropoolregio Amsterdam. In navolging van bovenstaande inleiding kan zodoende de volgende centrale vraag worden geformuleerd:

Gegeven de ruimte structuur van het activiteitenpatroon van hotelgasten, wat is dan het belang van de ligging van hotels in die structuur en welke mogelijke implicaties kan dat belang hebben voor

vestigings- en locatiebeleid jegens hotels?

(9)

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, zijn er vervolgens een vijftal deelvragen geformuleerd die, na het onderzoek, gezamenlijk het antwoord bevatten. De deelvragen zijn als volgt opgesteld: 1. Wat is, ceteris paribus, de samenhang tussen de locatie van hotels en de ruimte structuur van activiteiten van hotelgasten?

2. Spelen wat betreft deelvraag 1, de prijscategorieën van hotels en categorieën van hotelgasten een mogelijke rol?

3. Welke waarde hechten hotelgasten aan de locatie van het hotel en hoe hangt deze waarde samen met het ruimtelijke activiteitenpatroon van gasten?

4. Op welke economische en geografische redenaties en informatiegronden baseert de overheid het vestigings- en locatiebeleid voor hotels momenteel?

5. Wat zijn mogelijke implicaties van antwoorden op deelvragen 1-2-3 op vestigings- en locatiebeleid voor hotels?

De eerste deelvraag is erg belangrijk en heeft betrekking tot de relatie tussen hotellocatie en het tijd-ruimtelijke patroon van hotelgasten, wanneer alle andere variabelen dan locatie gelijk worden gehouden. Deelvraag twee gaat verder in op deelvraag 1 door te onderzoeken of verschillende prijsniveaus invloed hebben op de locatiekeuze. Er zou verondersteld kunnen worden dat het belang van een centrale locatie vanuit het oogpunt van de activiteiten van een hotelgast afhangt van de prijscategorie. Mensen die op zoek zijn naar een goedkoop hotel zullen wellicht eerder uitwijken naar een minder centrale locatie als die goedkoper is, dan hotelgasten die meer te besteden hebben.

Deelvraag drie is van belang omdat het nuttig is om te weten in hoeverre hotelgasten met het oog op hun activiteiten ook expliciet hotellocaties kiezen dan wel uitsluiten. Want alleen op basis van deze keuzes blijkt of hotels op verschillende geografische plekken zich wel of niet in eenzelfde markt bevinden. Deelvraag vier tracht te verduidelijken hoe en op welke gronden het locatiebeleid voor het hotels momenteel is gebaseerd. Waar houdt de gemeente op economisch en geografisch vlak rekening mee bij het kiezen van een hotellocatie? De betrokken actoren zullen redenen hebben gebaseerd op informatie om dergelijke beslissingen te kunnen nemen. Deelvraag vijf verbindt de antwoorden van deelvraag 1,2 en 3 en tracht een antwoord te geven op wat de gevolgen van deze antwoorden zijn op het vestigings-en locatiebeleid voor hotels.

(10)

Afbakening Onderzoekgebied

Gezien de omvang van dit scriptieproject is het noodzakelijk om het onderzoeksgebied goed af te bakenen voor een uitvoerbaar onderzoek. Zoals al in de aanleiding en de probleemstelling naar voren kwam, zal dit onderzoek zich enkel richten op de Metropoolregio Amsterdam, waarin Amsterdam de spil vormt. Deze keuze komt voort uit het geplande hotelbeleid van de gemeente Amsterdam en het daarbij betrekken van gemeenten uit het omliggende gebied. Hiermee is de eerste schaalverkleinende stap genomen. De Metropoolregio Amsterdam is geen formele regio, maar de term wordt

desalniettemin gehanteerd in een groot aantal beleidsdocumenten van rijksoverheid en regionale overheid. Ook commerciële instellingen bezigen deze term MRA wanneer zij spreken over het gebied rondom Amsterdam. Het exacte gebied dat binnen de “grenzen” van de MRA valt, bestaat uit de samenvoeging van in totaal 36 gemeenten. Het gaat hier om: Aalsmeer, Almere, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Beverwijk, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Edam-Volendam, Haarlem, Haarlemmerliede-Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Hilversum, Huizen, Landsmeer, Laren, Lelystad, Muiden, Naarden, Oostzaan, Ouder-Amstel,

Purmerend, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Waterland, Weesp, Wijdemeren, Wormerland, Zaanstad, Zandvoort, Zeevang, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam.

Afbeelding1 Bron: website Metropoolregioamsterdam

(11)

Korte beschrijving onderzoek

In dit onderzoek draait het om hotellocaties en hoe hotelgasten zich door de ruimte bewegen. Het tijd-ruimtelijk patroon wat kan worden afgeleid uit de bestemmingen die hotelgasten aandoen. Naast categorieën van hotelgasten bouwt deelvraag twee ook nog een prijselement in, en onderzoekt of kamerprijs uitmaakt voor het geografische bestemmingenpatroon van hotelgasten in relatie tot het hotel. Om dit alles te onderzoeken binnen de MRA, is ervoor gekozen zes hotels te selecteren en daarvan de hotelgasten te enquêteren. De hotels worden paarsgewijs gekoppeld, waarbij één goedkoop hotel met één duur hotel in elkaars nabijheid wordt geselecteerd. Vervolgens worden deze drie

“hotelkoppels” verdeeld over de regio. Het eerste koppel bevindt zich in Amsterdam Centrum, het tweede bevindt zich aan de stadsrand en het derde binnen de MRA maar buiten de gemeente Amsterdam. Zo kan onderzocht worden wat hotellocatie en prijs voor invloed uitoefenen op het tijdruimtelijke patroon van hotelgasten. Prijselasticiteit van geografische afstand is hierbij een

belangrijk economisch-geografisch begrip. In het kort betekent dit dat wanneer de prijs voor een goed daalt, de gevraagde hoeveelheid toeneemt en vice versa. Met de toevoeging van het element afstand in combinatie met de hotelmarkt, kan worden verondersteld dat hoe hoger de kamerprijs is, hoe kleiner de afstand wordt die men nog wenst af te leggen van het hotel naar de hoofdbestemming waardoor er dus sprake is van een lage elasticiteit. Andersom wordt geredeneerd dat een lagere kamerprijs zorgt voor een grotere elasticiteit daar men meer afstand aflegt omdat het hotel verder van de

hoofdbestemming afligt. De helling van de lijn tussen prijs en afstand is afhankelijk van de sterkte van de relatie tussen beide variabelen en geeft een indicatie van de gevoeligheid van de reiziger voor afstand (college Tordoir, 2 juni 2014). Met de informatie uit de verkregen data kan worden nagegaan of hotels elk een eigen gebied bestrijken en er dus sprake is van deelmarkten in de hotelsector, of dat er een overlap bestaat tussen waar hotelgasten van verschillende hotels naartoe gaan. Wanneer dit laatste het geval is, kan er worden gesproken van een regionale hotelmarkt en is het relevant om regionaal hotelbeleid te formuleren zoals de gemeente Amsterdam heeft getracht.

De enquêtes die de hotelgasten zullen worden voorgelegd bevatten zowel vragen over kenmerken van de hotelgast in kwestie als de bestemmingen die gepland staan om te bezoeken of reeds bezocht zijn. Deze gegevens zullen naderhand met SPSS geanalyseerd worden en met GIS gekarteerd worden.

Opbouw

Nu de aanleiding van dit onderzoek beschreven is, de probleemstelling is geponeerd en het

onderzoeksgebied is afgebakend, zal het inhoudelijke gedeelte hieronder aanvangen. Als eerste zal het theoretische kader een beeld geven van bestaande theorieën en onderzoeken om dit scriptieproject van een degelijke basis uit de literatuur te voorzien. Na het theoretische kader volgt het conceptuele schema dat haar grondslag in de literatuur vindt, en leidt tot hypothesen over hoe de praktijk

mogelijkerwijs functioneert. Het hoofdstuk onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden gaat in op hoe het onderzoek is uitgevoerd en licht toe waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt ten aanzien van de methoden en de hotelselectieprocedure. Ook het hoofdstuk daarna is beschrijvend en introduceert kort de hotels die gekozen zijn om hotelgasten te enquêteren. Vervolgens komen de resultaten van het veldonderzoek aan bod. De onderzoeksresultaten van deelvraag 1 zullen eerst per hotel worden weergegeven en besproken, waarna er onderlinge vergelijkingen en conclusies zullen worden

gepresenteerd. Na het beantwoorden van de overige vier deelvragen zal in het laatste gedeelte van dit onderzoeksproject de algemene conclusies worden getrokken en wordt de hoofdvraag beantwoordt. De literatuurlijst van alle geraadpleegde bronnen en de bijlagen waarin onder andere de vragenlijst voor de hotelgasten is opgenomen vullen de laatste pagina’s van deze bachelorscriptie.

(12)

Theoretisch kader

Basistheorieën

Op basis van de gekozen hoofd en deelvragen kunnen een aantal theorieën worden aangehaald. Dit theoretische kader heeft als doel een beeld te geven van een aantal globale theorieën, en deze gestaag te laten uitmonden in specifieke en relevante theorieën en onderzoeksresultaten die zich manifesteren tegen de achtergrond van hotellocaties en tijd-ruimtelijke patronen van hotelgasten. Zoals in de probleemstelling al naar voren kwam, is de Centrale Plaatsen Theorie van Christaller uit 1933 een nuttig vertrekpunt om fenomenen als verzorgingsgebieden en reikwijdte van inhoud te voorzien. Walter Christaller boog zich in zijn onderzoek over de spreiding en grootte van nederzettingen en wilde een verklaring vinden voor de opvallende regelmatigheid in geografische spreiding van nederzettingen in het zuiden van Duitsland. De theorie is gebaseerd op klassieke aannames uit de economie zoals uniformiteit van zowel consument als reistijd. De mens is rationeel en zal altijd de dichtstbijzijnde leverancier van een goed of dienst bezoeken. Voor de reistijd wil dat zeggen dat voor een toename in afstand, de reistijd in dezelfde verhouding toeneemt. Een verzorgende functie ligt volgens Christaller dus midden in haar verzorgingsgebied, ingebed in een hiërarchie van verzorgende functies van een hogere orde die een hogere drempelwaarde hebben ( Atzema et al., 2002). De drempelwaarde is hierbij het minimale vraagniveau naar een dienst of goed om een rendabel bedrijf te kunnen runnen.

De voorzieningen liggen in een marktgebied waarbinnen zij functioneren. De vraag naar goederen of diensten, de kostenfunctie van deze producten en de vervoerskosten naar de voorzieningen toe zijn in dit geval leidend (Von Böventer. 1969). Een aanbieder van een product zal dus ver van zijn

concurrent af willen zitten en een zo groot mogelijk afzetgebied willen creëren. Afhankelijk van de exclusiviteit van de goederen dan wel diensten die de winkelier aanbiedt, is de afstand tot de naaste concurrent klein want weinig exclusief of groot (exclusiever). Teruggrijpend op Christaller zouden producten van een hogere orde een groter marktgebied behelzen. Wanneer er op deze theorie een wiskunde analyse wordt toegepast, blijken zeshoeken zoals in een honingraat deze structuur te weergeven. Omdat de Centrale Plaatsen Theorie niet alleen voor goederen maar ook voor diensten kan gelden, zou het model ook voor hotels toepasbaar moeten zijn.

De reikwijdte is maximale afstand die een klant bereid is af te leggen om van een bepaalde dienst gebruik te maken (Agarwal, 2007). Huigen (1986) voorziet deze definitie als volgt van inhoud: het vermogen van een persoon om zich te verplaatsen zodat deze persoon aan de door hem gewenste activiteiten deel kan nemen binnen de mogelijkheden van het voor die persoon beschikbare tijd en geld budget. Deze concepten zijn belangrijk om rekening mee te houden in hotelplanning. Hotelgasten zijn al dan niet gebonden aan een geldbudget, maar in ieder geval aan een tijdbudget. Deze restricties zorgen ervoor dat een hotelgast mogelijkerwijs bepaalde keuzes maakt ten aanzien van de hotellocatie die hij of zij kiest om te verblijven en de locaties die hij of zij gaat bezoeken. Het tijd en geldbudget zijn ook factoren die elkaar sterk beïnvloeden. Een hotelgast met een ruime beurs en de wens musea te bezoeken in korte tijd zal zich vestigen in één van de hotels rondom het museumplein. Een hotelgast met een kleinere beurs zal wellicht genoodzaakt zijn een hotel te verkiezen dat misschien minder centraal gelegen is. Dit op haar beurt beïnvloedt dus het tijdbudget van de persoon in kwestie. Kritiek op de theorie over verzorgingsgebieden is er echter ook. Zo maakt Christaller geen onderscheid tussen nabijheid en bereikbaarheid. Geografische barrières of een gebrek aan

infrastructuur kan er voor zorgen dat een locatie wel nabij is, maar niet goed bereikbaar. Verder meent Pumain (2004) dat Christaller zich te sterk richt op het aspect van nabijheid. Naast nabijheid spelen individuele voorkeur en verschil in inkomen ook een rol in de keuze voor het bezoeken van een voorziening. Het derde kritiekpunt komt ook van de hand van Pumain (2004). In zijn artikel laat hij zien dat ruim veertig procent van de bewoners die de deur uit gaat om een voorziening te bezoeken, tijdens dit uitstapje meerdere voorzieningen bezoekt. Doordat personen meerdere voorzieningen bezoeken, slaat men in dit geval de voorzieningen in de kleinere centra over en reist men af naar een centrum met voorzieningen van allerlei gradaties. De belangrijkste kritiek komt echter van de

Amerikaan Hotelling. Hij besprak in 1922 in een artikel het ruimtelijke duopolieprincipe. Dit principe 12

(13)

houdt in dat concurrentie tussen voorzieningen ervoor zorgt dat deze voorzieningen clusteren in plaats van zich zo ver mogelijk van elkaar verwijderen. Hierbij gaat het dus niet om reduceren van kosten door voorzieningen, maar het verwerven van een goede positie op de markt. Wanneer een voorziening zich niet in het midden van haar afzetgebied bevindt, maar opschuift naar de rand van dit gebied met de intentie het afzetgebied van een concurrent aan te boren zonder hiervoor het eigen afzetgebied te verliezen, is er sprake van concurrentie. De concurrent zal op dit opportunisme reageren door het afzetgebied van de eerstgenoemde voorziening te bedienen, met als uiteindelijk gevolg het ruimtelijk clusteren van aanbieders ( Atzema et al., 2002). Deze kritiekpunten kunnen duidelijk vertaald worden naar het discours van reizigers en bestemmingen. Het werk van Christaller en alles wat hierop heeft voortgebouwd, heeft zich vooral gericht op bewoners van een bepaald gebied die bediend worden door voorzieningen. Aan short stayers en daarmee hotelgasten, wordt voorbij gegaan. Terwijl ook deze mensen, zij het tijdelijk, gebruik maken van voorzieningen en het stedelijk netwerk.

Een ander geografisch concept is dat van de tijdgeografie, geformuleerd door Hägerstrand. Zijn opzet was de geografie als wetenschap duidelijk te maken dat de factor ruimte niet dominant was in de verklaring van bijvoorbeeld locatiebeslissingen, maar dat tijd ook een grote rol speelde. Door de verbinding van de ruimtelijke dimensie met de tijdelijke dimensie ontstond een meer dynamische benadering van ruimtelijke processen. De hoeveel tijd die beschikbaar is om een zekere afstand af te leggen wordt gegeven door de tijd-ruimtelijke structuur. Op deze wijze staat ruimte niet meer vast, maar is het relatief waardoor nabijheid kan worden gezien als bereikbaarheid (Galledge & Stimson, 1997). Beperkingen voor een persoon liggen aan de basis van de tijdgeografie van Hägerstrand (1970). Hij onderscheidt drie soorten beperkingen. Allereerst noemt Hägerstrand fysieke beperkingen die voortvloeien uit de biologische dan wel fysieke eigenschappen van de mens. Een mens kan zich zonder hulpmiddelen met een zekere maximumsnelheid bewegen en moet ook nog slapen, eten en andere basisbehoeften de revue laten passeren die allen tijd kosten. Ook is er een verschil tussen personen doordat middelen zoals vervoer of geld onevenwichtig zijn verdeeld over personen. Koppelbeperkingen zijn het tweede type beperkingen waar een individu rekening mee moet houden wanneer men zich beweegt. Het individu is afhankelijk van de mogelijkheden van de “ander” die participeert in een bepaalde activiteit. Werken, eten, slapen en wonen zijn hier voorbeelden van. Als laatste beperking noemt Hägerstrand Zeggenschapsbeperkingen. De overheid kan personen hinderen in de bewegingsvrijheid door locaties aan te wijzen die dit individu bij wet niet mag bezoeken, of bepaalde activiteiten niet mag ontplooien. Deze drie niveaus van beperkingen zijn leidend voor het geheel aan bezigheden dat een persoon kan ontplooien. Een kanttekening die bij de theorie van Hägerstrand geplaatst kan worden is dominantie van beperkingen. Hägerstrand gaat voorbij aan het feit dat een mens niet enkel met beperkingen heeft te maken maar ook andere opties heeft. Het kiezen uit alternatieven is net zo doorslaggevend voor tijd-ruimtelijk gedrag als beperkingen (Hermie, 2013). Uit de tijd-ruimtegeografie theorie en de theorie van Christaller vloeit de theorie van Daily Urban Systems (Tordoir, 2014). Tordoir merkt op dat een Daily Urban System (DUS) een coherent marktgebied is waar zowel de markten voor mobiliteit, huisvesting, voorzieningen en diensten en arbeid in hoge mate zijn terug te vinden. Een DUS vormt een stedelijk netwerk van gemeenten die op basis van bovengenoemde markten nauw verweven zijn. In plaats van een hoge concentratie van verkeersgebonden activiteiten op één punt, kenmerkt een DUS zich door ruimtelijke spreiding van deze activiteiten. Binnen dit DUS is er echter wel sprake van een zekere hiërarchie omdat het effect van marktdrempels van invloed is op de verzorgingsgebieden van voorzieningen. Door deze

hiërarchie ontstaat er een structuur van een verzameling kernen. Het is echter vrijwel onmogelijk om regio’s en daarmee ook Daily Urban Systems af te bakenen. De markten en netwerken van regio’s vertonen overlap met elkaar, en verschillen ook per markt van schaalniveau. Regio’s kunnen interactie met elkaar hebben op mondiaal niveau in sommige takken van arbeid en productie, terwijl ook op stadsregionaal een markt kan bestaan. Stedelijke systemen zijn dus multiscalar ofwel veelgelaagd (Taylor e.a. 2009, Burger e.a. 2013). De theorie van een daily urban systems gaat met betrekking tot short-stayers op, wanneer de verzorgingsgebieden van hotels (want voorzieningen) overlap vertonen en het tijd-ruimtelijke patroon van hotelgasten bijpassend is. De ontwikkeling van steeds snellere vervoer- en communicatiesystemen heeft voor plaatsen de tijd-ruimteconvergentie (Janelle, 1969) en

(14)

het hieraan verwante begrip ‘time-space compression’ (Harvey, 1989), vergroot. Door deze tijd-ruimtecompressie zou het mogelijk moeten zijn om hotels te plaatsen op plekken waar de directe omgeving voor te weinig draagkracht zorgt. Het effect van borrowing size ( Meijers, 2014), in dit geval van de toeristenstroom afkomstig uit Amsterdam, zou het mogelijk maken dat hotels buiten Amsterdam nog steeds de drempelwaarde voor voortbestaan behalen. Ook bij deze theorieën is echter enkel uitgegaan van inwoners van bepaalde gebieden, pendelstromen en andere soorten netwerken en mensenstromen die voor langere tijd aan een plaats gebonden zijn. Weinig theoretici houden rekening met het gegeven dat er steeds meer mensen van zeer tijdelijke aard gebruik maken van netwerken, locaties en ruimte in het algemeen.

Hotelvoorziening

Naast deze meer algemene theorieën zijn er ook bevindingen gedaan die zich meer specifiek richten op hotels. Vooral over het proces van een keuze maken voor een hotel en welke factoren meespelen zijn er verschillende wetenschappelijke artikelen geschreven ( Lewis, 1984; Knutson, 1988). In een panel onderzoek van Lockyer (2005) bleek dat prijs voor de panelleden sterk samenhangt met locatie. Wanneer men op een specifieke locatie wilt verblijven, zullen de kosten hoger zijn dan wanneer men verder van deze locatie af een hotel verkiest. Verder stond de afweging tussen reiskosten en

locatiekosten weer in relatie met het reisdoel van de hotelgast.

Rivers et al.(1991) onderzochten het proces van hotelselectie onder leden en niet-leden van frequent guest programs. Hun resultaten toonden aan dat locatie en service de hoogste waarderingen

ontvingen. Ananth et al.(1992) ondervroegen 510 reizigers en vroegen hen het belang van 57 verschillende hotelfaciliteiten te waarderen in relatie tot het hotelkeuze proces. De belangrijkste uitkomst was dat onder alle leeftijden prijs en kwaliteit het belangrijkst waren, en dat veiligheid en locatie hier vlak achter volgden. Lewis en Chambers (1989) vonden in hun onderzoek dat onder zakenreizigers locatie er zelfs het meeste toe deed. Locatie en bereikbaarheid zouden daarom ook actief gepromoot moeten worden (Lewis & Chambers, 1989). Maar ook onder toeristen is locatie een essentiële factor in het besluitvormingsproces (Rivers et al.,1991).

Een aantal wetenschappers hebben zich de afgelopen decennia bezig gehouden met onderzoeken hoe belangrijk locatie bij de selectie van een hotel is (Begin, 2000; Urtasun & Gutierrez, 2006; Wall, Dudycha, & Hutchinson, 1985).In onderzoek van Eagan & Nield (1999) blijkt dat ook voor

hotelketens zelf toegankelijkheid, gemeten als afstand tot het stadscentrum, nog steeds significant is voor de keuze van een hotellocatie. Voor het beantwoorden van deelvraag 4 zal er dieper in worden gegaan op hoe hotelontwikkelaars zich laten leiden bij het kiezen van een geschikte hotellocatie. Hetzelfde onderzoek stelt opmerkelijk genoeg ook dat het hoogste groeipotentieel, weliswaar in de agglomeratie Londen, behaald kan worden door stadcentrum budget hotels.

Mckercher et al. (2012) erkennen in hun artikel dat de toeristenmarkt gekenmerkt wordt door dualiteiten zoals zakelijke reizigers versus toeristen, nationale versus internationale toeristen en toeristen die voor de eerste keer een locatie bezoeken en toeristen die deze locatie al vaker hebben bezocht. Het laatstgenoemde verschil is voor het eerst wetenschappelijk onderzocht door Gitelson & Crompton (1984). Zij kwamen erachter dat reizigers die voor de eerste keer op een locatie waren, opzoek waren naar nieuwe ervaringen en indrukken, en daarom de regio op een veel grotere schaal bestreken dan reizigers die al eerder op een locatie waren geweest. De groep reizigers die al bekend waren met de bestemming zochten meer naar ontspanning en vertrouwdheid. Het gegeven dat er een verschil bestaat tussen het tijd-ruimtelijk patroon van eerste keer bezoekers en bezoekers die bekend zijn met de bestemming, is in later onderzoek meermaals bevestigd (Oppermann 1997;

Lau&McKercher 2004; Wang 2004). Ook het recente onderzoek van Mckercher uit 2012 toont aan dat eerste keer bezoekers significant anders een bestemming consumeren, waarbij eerste keer

bezoekers meer attracties bezoeken en vanuit het hotel langere tochten maken dan bezoekers die vaker deze bestemming bezoeken. Een dergelijk onderscheid is dus zonder twijfel van belang voor dit scriptieproject en zal gemaakt moeten worden. Verder hebben Lau en Mckercher (2006) gevonden dat reiziger die een langer verblijf hebben op een locatie, ook meer plaatsen bezoeken binnen dat verblijf

(15)

en dus een uitgebreider tijd-ruimtelijk patroon beschrijven. In een artikel van Giuliano & Narayan (2003) werd verder ook nog vastgesteld dat Amerikanen gemiddeld twee keer zoveel afstand afleggen naar werk als Britten waarbij verder alle factoren gelijk zijn gehouden. Deze uitkomst kan wellicht ook van invloed zijn op het ruimtelijke activiteitenpatroon van hotelgasten met een bepaalde nationaliteit.

Opmerkelijk genoeg is er maar weinig onderzoek verricht naar hoe de hotellocatie gedrag van hotelgasten beïnvloedt. Mckercher en Lau (2008) zijn een van de weinigen die hier onderzoek naar hebben gedaan, en konden concluderen dat 21 procent van alle uitstapjes die onafhankelijk reizende hotelgasten in Hongkong ondernamen, zich binnen een radius van 500 meter van het hotel afspeelden. Shoval et al. (2011) benadrukt in zijn artikel nogmaals het gebrek aan literatuur dat gelieerd is aan dit specifieke onderwerp. Met behulp van GPS tracking brengt hij de tijd-ruimtelijke patronen van hotelgasten in kaart. Omdat zijn onderzoek veel gelijkenissen vertoont met mijn scriptieproject, zijn de uitkomsten dan ook van belang. Shoval et al maakten bij de hotelgasten onder andere een

onderscheid tussen leeftijd, inkomen en origine. Hun studie toonde aan dat hotellocatie van zeer groot belang was binnen de tijd-ruimtelijke patronen van de hotelgasten en dat hotellocatie een cruciale rol speelde bij ten minste vier aspecten van toeristisch gedrag. Ruimtelijk geconcentreerde activiteiten rond het hotel, plaatsen die waarschijnlijk of onwaarschijnlijk zijn dat toeristen ze bezoeken, het volume van bezoekers op niet iconische plaatsen en op dagelijkse visitatie patronen. Geografische barrières om hotels of grote afstanden naar bepaalde bestemmingen bepalen het tijd-ruimtelijk patroon van de hotelgast en daarmee dus het belang van de hotellocatie (Shoval et al. 2011).

(16)

Conceptueel kader

Uit deze bevindingen van het wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen hotellocatie en keuze, en het tijd-ruimtelijk patroon van hotelgasten kan het volgende conceptuele schema worden

opgemaakt. Dit kader tracht weer te geven welke invloedsfactoren kunnen inwerken op deze relatie.

Afbeelding 2

Allereerst kan worden opgemerkt dat het tijd-ruimtepatroon van hotelgasten wordt gevormd door zowel de locatie van het hotel waarin ze verblijven, als de locaties van de bestemmingen die de hotelgasten tijdens hun verblijf bezoeken. De tijd-ruimtestructuur is dus opgebouwd uit een tweetal factoren. De eerste drie deelvragen vinden het antwoord in dit verband. Vervolgens is te zien dat er een onderlinge wisselwerking is tussen de hotellocatie en de locaties van de bestemmingen die de hotelgast al dan niet heeft bezocht. Deze wisselwerking is in het schema uitgedrukt door de dubbele pijl. Een hotelgast zal van te voren een idee hebben van wat hij of zei wilt/moet bezoeken. De hotelgast zal dus een afweging maken tussen hotellocatie en bestemmingenlocaties. Wanneer een reiziger een conferentie heeft in de RAI te Amsterdam, is het onwaarschijnlijk dat deze reiziger puur voor dit doeleinde een hotel in Groningen selecteert. Hoewel het hier om een overdreven voorbeeld gaat, is het verband logisch. Nu zijn er echter wel een aantal variabelen die invloed uitoefenen op dit verband. Prijsgevoeligheid of prijsklasse is daar een zeer belangrijke van. Lockyer (2005) toonde aan dat prijs sterk samenhangt met hotelkeuze en dus hotellocatie. Verder is de samenstelling van het reisgezelschap vermoedelijk ook van invloed. Een gezin zal andere dingen willen bezoeken dan een alleenstaande reiziger en kiest dus andere hotels en andere bestemmingen. Of een reiziger een zakelijk

prijselasticiteit

samenstelling reisgezelschap zakelijk of toeristisch duur van verblijf

package tour of zelf georganiseerd 1e keer gast of terugkerende gast reistijd geslacht nationaliteit

Tijd-ruimte

patroon

hotelgast

Locatie hotel

bestemmingen

Locaties van

(17)

of een toeristisch bezoek brengt aan een bestemming is ook van invloed op de hotelkeuze, zo volgt uit de literatuur. Verder kan verondersteld worden dat de duur van een verblijf op invloed is op de hotellocatie en de locaties van de bestemmingen. Hoewel er weinig literatuur is over het verband tussen lengte van verblijf en hotelkeuze, hebben Lau en Mckercher (2006) wel aangetoond dat locaties van bestemmingen en lengte van verblijf samenhangen. Bij een langer verblijf is de reiziger in staat om meerdere bestemmingen te bezoeken en de actieradius rondom het hotel te vergroten. Onderdeel uitmaken van een packagetour of zelf een reis regelen zou ook van invloed kunnen zijn op het verband tussen hotellocatie en locaties van bestemmingen die vanuit het hotel worden bezocht. Wanneer men aan een groepsreis deelneemt, heeft men minder te zeggen over een hotellocatie en bestemmingen om te bezoeken dan een persoon die zelf een reis organiseert. Ook het voor de eerste bezoeken van een bestemming of er al vaker geweest zijn is van invloed op het hierboven beschreven verband ( Mckercher et al., 2012). Reistijd is ook een zeer belangrijke factor ten aanzien van

hotellocatie en locaties van bestemmingen. Men is bereid een bepaalde tijd te reizen voor het bereiken van een bestemming, maar de hotellocatie oefent op haar beurt ook invloed uit op welke

bestemmingen een reiziger bezoekt. Geslacht en Nationaliteit zijn onderscheidende kenmerken tussen reizigers die ook van invloed kunnen zijn op de locaties van de bezochte bestemmingen en de

hotellocatie. Shoval et al. (2011) gebruiken deze variabelen ook in het door hun uitgevoerde onderzoek dat op veel vlakken gelijkenissen vertoont met het onderzoek van dit scriptieproject.

(18)

Onderzoeksopzet en methode

In dit gedeelte van de scriptie wordt toegelicht hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd. Omdat er voor dit specifieke onderzoeksgebied nog geen grote databestanden zijn aangelegd, zal dit

scriptieproject dan ook exploratief van karakter zijn. Het onderzoeksdesign krijgt de vorm van meervoudige case studie. Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te komen, is het kiezen van cases een essentieel onderdeel van het onderzoek. Omdat deze scriptie zich richt op de

werkingsgebieden van hotels in de metropoolregio Amsterdam en welke factoren bepalend zijn voor dit ruimtelijk patroon, moet er een aantal hotels worden gekozen. Omdat de onafhankelijke variabele geografische afstand verklaard dient te worden, hebben de cases ten opzichte van elkaar verschillende locaties. Door een drietal hotels te kiezen kan deze variabele inzichtelijk worden gemaakt. Het eerste hotel dat wordt gekozen bevindt zich binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam, daar het

verzorgingsgebied van dit hotel hoogstwaarschijnlijk Amsterdam zal bestrijken. Dit hotel wordt gezien als een soort “nulmeting” waarbij de hotelgasten zich in ieder geval over het stadscentrum van Amsterdam zullen verspreiden. Het tweede hotel bevindt zich vervolgens op een kleinere afstand van het hotel in Amsterdam dan het derde hotel. Om deze geografische verdeling van hotellocaties meer vorm te geven is er voor gekozen de MRA in een drietal ringen te verdelen ( zie afbeelding 3).

Afbeelding 3

In de bovenstaande afbeelding is een grove verdeling gemaakt tussen de gebieden in en rond Amsterdam. De eerste zone is het centrum van Amsterdam, in de afbeelding de oranje cirkel. De Amsterdamse binnenstad is met betrekking tot toerisme het epicentrum van de MRA en hier resideren dan ook de meeste bezoekers. De keuze om één hotel in de binnenstad te kiezen heeft te maken met de volgende redenatie: Als de binnenstad het epicentrum van de toeristenmarkt is binnen de MRA, zullen hotelgasten die in het centrum verblijven er een ruimtelijk patroon op na houden wat zich beperkt tot het centrum gebied van de stad. De tweede ring, de stadsrand van Amsterdam, is een zone die zich langs de A10 ( Ringweg Amsterdam) tot aan de gemeentegrenzen uitstrekt. Het Westen, Zuiden, Oosten, Noorden en Zuidoosten van Amsterdam vallen binnen dit gebied. Het gaat hier vooral om locaties waar bedrijventerreinen en vervoersknooppunten zich bevinden. De gemeente Amsterdam zet in haar beleid uiteen dat deze gebieden meer benut kunnen en moeten worden om de realisatie van nieuwe hotelinitiatieven van planologische ruimte te voorzien. In deelvraag 4 wordt hier op het terrein van beleid dieper op ingegaan. Deze hotellocatie is van belang om te kijken om hotelgasten in dit

(19)

gebied nog steeds het centrum van Amsterdam bezoeken of zich voornamelijk of geheel ophouden in de directe omgeving van het hotel. Voortbouwend op dit principe is de derde hotellocatie

gelokaliseerd buiten de gemeente Amsterdam, maar binnen de grenzen van de MRA. Wat betreft de bestemmingen die de hotelgasten opgeven.

Essentieel hierbij is het in deelvraag één genoemde cetaris paribus. Om het effect van locatie op het ruimtelijk gedrag van hotelgasten te isoleren moet dus enkel geografische afstand een rol spelen. Overige waarden zoals prijs moeten bij de drie hotels zoveel mogelijk gelijkwaardig zijn. Het is een logische keuze om hotels binnen een keten te zoeken omdat een keten vaak uniforme kwaliteit verstrekt. Zo bieden bijvoorbeeld de hotelketens Bastion, Best Western, Holiday Inn ,Hampshire en Stayokay elk gelijkwaardige hotels aan binnen de Metropoolregio Amsterdam.

Verder is het van belang om te kijken wat de interveniërende variabele kamerprijs voor invloed uitoefent op het ruimtelijk patroon van hotelgasten. Daartoe moet er tussen een verschil in prijssegment tussen de cases worden ingebouwd. Wanneer er drie hotels worden gekozen die eenzelfde afstandsverhouding met elkaar hebben als de eerdergenoemde drie hotels, maar van een aanzienlijk hoger of juist lager prijsniveau zijn, kan het effect van prijs worden onderzocht. In eerste instantie leek het selecteren van hotels op basis van sterrenkwalificatie een goede en eenvoudige mogelijkheid om onderscheid te maken tussen de drie hotelparen. Hoewel er richtlijnen zijn voor het toekennen van sterren en de hoeveel sterren een aardige indicatie van de kwaliteit van een hotel kan geven, is er uiteindelijke voor gekozen om uit te gaan van de prijs van een kamer dan wel bed. De voorselectie van hotels heeft op basis van sterclassificatie plaatsgevonden, waarna de prijs uiteindelijk doorslaggevend is geweest. In dit onderzoek is er voor gekozen om de duurdere hotels minimaal 2,5x in prijs te laten verschillen met de goedkopere drie. Er zijn meerdere peildata gebruikt om te

onderzoeken of de hotels in deze mate van elkaar verschillen in prijsniveau. Uiteraard fluctueren de kamerprijzen per seizoen en zelfs per dag, maar er wordt ten allen tijden aan de 2,5x prijsverschil “regel”voldaan. In totaal worden er op basis van locatie en prijsniveau een zestal hotels geselecteerd. In afbeelding 4 staat de verhouding tussen goedkope en dure hotels versimpeld weergegeven. Er wordt in deze afbeelding vanuit gegaan dat het prijsniveau tussen de drie hotelkoppels dermate van elkaar verschillen dat dit voor het onderzoek relevant is. Ook het verschil in afstand tussen de hotels is belangrijk. In deze afbeelding is de afstand tussen de hotels in Amsterdam-Centrum en de stadsrand is kleiner dan de afstand tussen de hotels in het buitengebied en de hotels in de stadsrand ( aangeduid met x en 2x).

Verdeling van hotels over MRA op basis van afstand en prijs

Afbeelding 4

Locatie en prijsniveau zijn dus beiden leidend voor de keuze van de cases. Er moet rekening worden gehouden met paarsgewijze locaties in het centrum, het ringgebied en het buitengebied. Daarbij moet er binnen de paren een aanzienlijk prijsverschil worden ingebouwd en zijn de hotels het liefst

onderdeel van een keten. Met deze criteria in het achterhoofd is de Stayokay keten ideaal om de drie goedkopere hotels te verstrekken. Stayokay heeft een locatie in het centrum van Amsterdam, in

(20)

Amsterdam Zeeburg en in het buitengebied binnen de MRA hostels in Heemskerk en Haarlem. Haarlem is interessant omdat deze stad goede verbindingen heeft met Amsterdam maar ook een eigen toeristische markt zou kunnen hebben. Heemskerk ligt dermate ver van Amsterdam dat het in eerste instantie onwaarschijnlijk lijkt dat deze stad als uitwijklocatie van Amsterdam wordt gezien.

Desalniettemin is Heemskerk een interessante stad wanneer het een groter onderzoeksproject betrof, gezien haar locatie aan de grens van de MRA. Naast Stayokay zijn er geen ketens te vinden die zeer goedkope hotelbedden op grote schaal aanbieden in de drie aangewezen zones. Stayokay is dus relatief belangrijk geweest is de cases selectie voor dit onderzoek. Op deze manier kan de scope worden verkleind naar Haarlem, stadsrand Oost en Amsterdam-Centrum. In Haarlem is in eerste instantie het Lion D’or benaderd, maar dit hotel was ( overigens als enige) niet bereid mee te werken aan het onderzoek. Het Amrâth Grand in het centrum van Haarlem bleek uiteindelijk een zeer goed alternatief als hotel met een relatief hoge kamerprijs in Haarlem. Voor de overige twee “dure” hotels in Amsterdam is ervoor gekozen om de Hampshire keten te benaderen omdat deze keten zowel in Amsterdam-Oost als in Centrum een viersterrenhotel heeft staan met een kamerprijs die drie tot vijf keer zo hoog ligt als de kamerprijs van de nabijgelegen Stayokay vestigingen.

Door hotels te selecteren is er al een stap gemaakt richting een scherp onderzoeksdesign. De volgende stap is het daadwerkelijke verkrijgen van data en daarvoor zijn hotelgasten benaderd. Voor deelvraag 1 en 3 zijn de bestemmingen die de hotelgast vanuit het hotel heeft bezocht of wil gaan bezoeken van belang. De geplande bestemmingen zijn van belang omdat die hoogstwaarschijnlijk leidend zijn geweest in de keuze voor een hotellocatie voordat de hotelgast het hotel daadwerkelijk heeft bezocht. In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdbestemmingen en nevenbestemmingen. Met hoofdbestemmingen worden de bestemmingen bedoelt die de aanleiding zijn geweest voor het

ondernemen van de reis. De nevenbestemmingen zijn de bestemmingen die bijkomstig zijn. Zo kan een reiziger een congres hebben in de RAI, wat de RAI tot hoofdbestemmingen maakt, en bezoekt de congresbezoeker tijdens zijn verblijf ook nog het stadscentrum van Amsterdam. Hierbij is het centrum van Amsterdam dan de nevenbestemming. Wat betreft de bestemmingen die de hotelgast kan

opgeven, is het mogelijk om een bestemming te noemen die buiten de MRA valt. In geval wordt de bestemming toegevoegd aan de categorie “buitengebied” met betrekking tot de zonering van afbeelding 3.

De hotelgasten zijn onder te verdelen in een aantal categorieën. Het soort doel waarmee de

shortstayer naar het hotel is gekomen maakt dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen zakelijke en niet-zakelijke hotelgasten. Verder kan ook de duur van het verblijf invloed uitoefenen op de keuze van de hotelgast voor de hotellocatie. Een ander onderscheid dat gemaakt kan worden tussen

hotelgasten is de vorm van organisatie van het bezoek. Met andere woorden, mensen die in een groep reizen en mensen die zelfstandig reizen. Ook geslacht en land van herkomst dienen te worden

meegenomen. Ten slotte is de zowel de waardering van de hotelgast ten aanzien van hotellocatie en kamerprijs relevant voor de beantwoording van deelvraag 3.

Tijdens het uitvoeren van dit onderzoek ligt de nadruk op kwantitatief onderzoek. De typische vorm is dat van een survey onderzoek waarbij er een directe vergelijking tussen twee of meer cases wordt gemaakt( Bryman, 2008). De hotelgasten van de zes hotels zijn gevraagd of ze deel willen nemen aan een kort en gesloten interview. Om significantie uitspraken te kunnen doen omwille van de

beantwoording van de hoofdvraag, is in eerste instantie een quotum van 25 interviews per hotel gesteld. Na het eerste hotelbezoek bleek echter dat een aantal van 30 per hotel ook nog binnen de mogelijkheden lag. Omdat het bij elkaar om 180 interviews gaat, is het belangrijk dat de vragen dusdanig scherp geformuleerd zijn dat er niet meer dan 5 minuten per interview gespendeerd worden. De hierboven beschreven kenmerken van de hotelgast en de hoofd en nevenbestemmingen zijn verwerkt in een enquête die te vinden is in de bijlage van deze scriptie. De enquêtes zijn afgenomen bij de hotelgast, zodat deze ze niet zelf hoefde in te vullen. Dit is besloten met het oog op leesbaarheid van handschriften en ook omdat een persoonlijke behandeling beter in de smaak valt bij de leiding van (de duurdere) hotels. De hotelmanagers zijn allen dan wel per mail, dan wel per telefoon benaderd om medewerking te verlenen aan dit onderzoek. Nadruk is gelegd op het comfort van de hotelgast en sommige general managers hebben graag inzage in het eindproduct van dit onderzoek. Het vergaren

(21)

van de instemmingen om het onderzoek in de hotellobby’s te mogen uitvoeren heeft zich over een periode van 3 weken uitgestrekt. Het afnemen van de interviews liep plusminus parallel aan deze periode en nam in totaal negen acht dagen over een periode van vier weken in beslag. Uiteindelijk was het overgrote deel van de hotelgasten die zijn benaderd, bereid geweest om mee te werken aan de enquête, waardoor de non-response rate (18/198*100=9,1) op 9,1% is komen te liggen. Dit is voor wetenschappelijk onderzoek een zeer goede score, zeker wanneer in acht wordt genomen dat 4 weigeringen voortkwamen uit een onoverkomelijke taalbarrière.

Wat betreft deelvraag vier; “Op welke economische en geografische redenaties en informatiegronden baseert de overheid het vestigings- en locatiebeleid voor hotels momenteel?” zit er echter ook nog een kwalitatief element in dit onderzoek verwerkt. Deze vraag is relevant omdat de antwoorden van de eerste drie deelvragen mogelijke implicaties kunnen hebben op het huidige hotelbeleid. Het is zaak bij deze vraag om naast informatie uit beleidsdocumenten, kwalitatieve informatie te verkrijgen uit eerste hand. Voor dit doel is daarom contact gezocht met mevrouw N. Schippers die werkzaam is bij

Economische Zaken te Amsterdam. Ze is bijna een jaar werkzaam als projectleider van de regionale hotelstrategie en heeft daarom inzicht welke redenaties en informatiebronnen belangrijk zijn voor hotelbeleid. Mevrouw Schippers heeft mij uitgenodigd op het kantoor van Economische Zaken alwaar ik een interview met haar kon afnemen.

De enquêtes zijn allen ingevoerd in Excel waarna het Excel bestand zowel in SPSS als in GIS is ingevoerd. Voor GIS zijn meerdere aanpassingen in het databestand noodzakelijk geweest om de data aan postcodegebieden te kunnen koppelen om zo tot een overzichtelijk ruimtelijk patroon van

bestemmingen te komen. De bestemmingen die de hotelgasten bezoeken vanuit het specifieke hotel zijn onderverdeeld in 27 bestemmingen. Haarlem-Centrum, de Keukenhof en Amsterdam-Centrum zijn hier voorbeelden van. De bestemmingen zijn bewust breed genomen omdat vooral de uitwisseling tussen de eerder beschreven drie zones in de MRA belangrijk is. Ook voor de hotels in Haarlem wordt de oorspronkelijke zonering gebruikt omdat dit onderzoek vooral geïnteresseerd is naar de

bewegingen richting Amsterdam. SPSS is als statistisch programma gebruikt om deelvragen 2 en vooral 3 van inhoud te voorzien.

Dit onderzoek levert echter geen generaliseerbare gegevens op. De toeristensector en het ruimtelijke patroon van hotelgasten is sterk gebonden aan het seizoen. De Keukenhof kent een specifiek moment in het jaar waarop de tuin te bezoeken is, en drukt daarmee een wellicht onevenredig zware stempel op dit onderzoek. Ook de dag waarop de enquêtes zijn afgenomen is van invloed op het soort hotelgast en het daarmee samenhangende activiteitenpatroon. Zakenmensen verblijven veelal doordeweeks in duurdere hotels en hebben vaak maar 1 doel tijdens het verblijf. Door de hotels op meerdere momenten te bezoeken is getracht het effect van een te eenzijdige populatie te ondervangen. Vanwege de tijdsspanne geeft dit onderzoek dus een momentopname en geenszins een

generaliseerbare constante van ruimtelijke activiteitenpatronen. Toch is het zinvol om een dergelijk onderzoek uit te voeren omdat de mate van verwevenheid van de werkingsgebieden van hotels iets zegt over de MRA als bezoekersbestemming. Ook al kan deze verwevenheid op het ene moment heviger zijn dan op het andere moment, het is een gegeven dat beleidstechnisch voor implicaties kan zorgen.

(22)

De hotels

Stayokay Haarlem, Jan Gijzenpad 3 Haarlem

Stayokay Haarlem is centraal gelegen aan de doorgaande weg richting strand, bos, Haarlem centrum en Amsterdam. De ‘bourgondische stad van het noorden’ ligt ook nog eens heel centraal: de

bollenvelden, de Zaanse Schans en Amsterdam liggen om de hoek, aldus de website van Stayokay Haarlem. Het station Sandpoort-Zuid is op loopafstand van het hostel. Voor het hostel stopt bus 2 naar Haarlem Centrum en bus 286 verzorgt de verbinding naar Amsterdam. De N208 waaraan het hostel is gelegen geldt als doorgaande weg. Het hostel beschikt over 140 bedden die verdeeld zijn over 2 tot en met 8 persoonskamers. De prijs voor een bed in dit hostel begint vanaf 20,30euro en loopt op tot 24,90euro per bed in een tweepersoonskamer.

Stayokay Zeeburg, Timorplein 21 Amsterdam

Dit hostel van de Stayokay keten is gelegen aan het Timorplein 21 in de Amsterdamse Indische buurt. Sinds juli 2007 is dit hostel -gevestigd in een oud schoolgebouw- in bedrijf. Het hostel heeft een capaciteit van 502 bedden, waarbij er keuze is tussen privékamers en zogenaamde dorms. Bij een dorm wordt de slaapzaal gedeeld met andere gasten van het hostel, wat de prijs van de overnachting aanzienlijk drukt. Het centrum van Amsterdam is naar eigen zeggen met een kwartier per fiets of tram (tram 14) te bereiken. Op het Javaplein zijn er verschillende bussen die de halte Javaplein aandoen. Ook hier varieert de “vanaf” prijs van 20 tot 25 euro per bed, waarbij een tweepersoonskamer duurder is dan een 7 persoonskamer.

Stayokay Stadsdoelen, Kloveniersburgwal 97 Amsterdam

Stayokay Amsterdam Stadsdoelen: Op steenworp afstand van de Dam en Nieuwmarktbuurt…hartje Amsterdam! In het centrum van Amsterdam vind je de cafés, grachten, winkels en musea waar deze stad zo bekend om is. Wat is er leuker dan je uitvalsbasis hebben in het hart van Amsterdam? Dit is de locatiebeschrijving die op de website van Stayokay Stadsdoelen staat. Het hostel, dat 178 bedden telt, is gelegen in de Amsterdamse binnenstad. De vanaf prijzen liggen in dit hostel een fractie hoger, waarbij een bed op een 10+ slaapzaal 20,60euro kost en een bed in een tweepersoons privé kamer 34,90euro.

Amrâth Grand hotel Haarlem, Damstraat 10 Haarlem

Het Amrâth hotel te Haarlem is gelegen in het buitengebied. De openingszin op de website van het hotel luidt als volgt: Het viersterren Grand Hotel Amrâth is al bereikbaar binnen 30 minuten rijden van Amsterdam en Schiphol. Verder ligt het hotel in het hart van de stad Haarlem, en benadrukt het de toeristische kracht van Haarlem en omgeving. Kamers zijn te boeken vanaf 100 euro, waarbij de prijs kan oplopen tot 150 euro.

Hampshire Manor, Linnaeusstraat 89 Amsterdam

Het viersterrenhotel Hampshire Manor beschikt over 125 kamers en is gelegen langs de

Linnaeussstraat in stadsdeel Oost. Het hotel kan gebruik maken van meerdere uitvalswegen, onder andere de ring A10. Openbaar vervoer stopt tegenover het hotel, en het centrum van Amsterdam is naar eigen zeggen binnen 7 minuten te bereiken. Kamers kosten tussen de 106 en 180 euro afhankelijk van de datum waarop wordt geboekt.

Hampshire Rembrandt, Amstelstraat 17 Amsterdam

Dit viersterrenhotel dat ook binnen de Hampshire keten valt, telt 166 suites, kamers en appartementen. Het Hampshire ligt aan het Rembrandtplein en daarmee in het centrum van Amsterdam. Het hotel deelt de lobby met het Eden hotel dat aan de Amstel is gelegen. Op het

Rembrandtplein stoppen verschillende trams. Voor 150 euro met uitschieters naar 300 euro kon er op de peildata een kamer in het hotel worden gereserveerd.

(23)

Hoofdstuk 1. Hotellocatie en ruimtelijke activiteitenpatronen van

hotelgasten

1.1.Hotellocaties en overzicht bestemmingen

Nu de enquêtes zijn geanalyseerd en de bestemmingen zijn verwerkt in GIS, kan de eerste deelvraag van inhoud worden voorzien. De vraag luidt: Wat is, ceteris paribus, de samenhang tussen de locatie van hotels en de ruimte structuur van activiteiten van hotelgasten? Tijdens het beantwoorden van de vraag spelen categorieën van hotelgasten en het prijsniveau van de hotels in dit stadium dus nog geen rol. Hoe ligt het hotel binnen het ruimtelijk patroon van de hotelgast die in het desbetreffende hotel resideert? Met behulp van kaartmateriaal kunnen de bezochte bestemmingen en de locatie van het hotel worden getoond.

In de afbeelding hieronder staan de zes geselecteerde hotels weergegeven. De twee donkergekleurde sterren links op de kaart, respectievelijk Stayokay Haarlem en Amrâth Grand Haarlem (verderop in het verslag SOH en AG genoemd) liggen in de zone die eerder al is aangeduid als het buitengebied. De overige hotels liggen wel binnen de gemeente Amsterdam, waarbij de hotels weergegeven met een groene en lichtblauwe ster terug te vinden zijn in de zone “stadsrand”.

Afbeelding 1.1.1 Bron: Google maps

(24)

Totaal aantal bestemmingen Totaal hoofdbestemmingen Responses Aantal Percentage Amsterdam centrum 138 70,4% Keukenhof 17 8,7% Haarlem Centrum 25 12,8% Bloemendaal 2 1,0% Zandvoort 1 0,5% Rai 2 1,0% Haarlem stadsrand 1 0,5% Amsterdam Noord 1 0,5% Amsterdam Oost 3 1,5% Westelijk Havengebied 1 0,5% Zuidas 1 0,5% Santpoort 1 0,5% Natuurgebied Schapenduinen 1 0,5% Cruqius 1 0,5% Schiphol 1 0,5% Totaal 196 100,0% Tabel 1.1.2

De tabellen op deze pagina laten zien welke bestemmingen er door alle hotelgasten samen zijn bezocht. De 180 hotelgasten hebben in totaal 27 bestemmingen bezocht. Het totaal van de frequenties van de 27 bestemmingen komt uit op 340. Veel

hotelgasten hadden meerdere bestemmingen bezocht of in de planning staan om te bezoeken. Amsterdam-Centrum blijkt de meest bezochte bestemming te zijn. Ook wat betreft de hoofdbestemmingen, gepresenteerd in tabel 1.1.2 blijkt Amsterdam-Centrum de

voornaamste reden te zijn om een reis naar de MRA te ondernemen. Het percentage van 70,4% wijst op een duidelijke dominantie van de Amsterdamse binnenstad als hoofdbestemming. Het totaal van 196 hoofd -bestemmingen duidt erop dat maximaal 16 hotelgasten meer dan 1 hoofdbestemming had tijdens het bezoek. Tabel 1.1.1

Het totaal van alle bezochte bestemmingen is vervolgens meegenomen in afbeelding 1.1.2 De rode bollen in de kaart zijn de bestemmingen en de grootte van de bol hangt samen met het aantal bezoeken aan deze bestemming. De grootste bol is Amsterdam-Centrum, gevolgd door Haarlem-Centrum en de Keukenhof. De bestemmingen spreiden zich uit van Hoorn in het noorden tot

Rotterdam in het Zuiden. Een groot deel van de bestemmingen is slechts een of twee keer bezocht, en hebben daarom ook een relatief kleine omvang. Er is een bewuste keuze gemaakt om met bollen van

Responses Aantal Percentage Amsterdam centrum 155 45,6% Keukenhof 50 14,7% Haarlem Centrum 52 15,3% Bloemendaal 13 3,8% Zandvoort 15 4,4% Zaanse Schans 9 2,6% Volendam/Marken 8 2,4% Rai 2 0,6% Leiden 1 0,3% Den Haag 4 1,2% Utrecht 9 2,6% Rotterdam 2 0,6% Haarlem stadsrand 1 0,3% Amstelveen 1 0,3% Amsterdam Noord 1 0,3% Amsterdam Oost 3 0,9% Westelijk Havengebied 1 0,3% Omgeving Hoorn 2 0,6% Zuidas 1 0,3% Noordwijk 2 0,6% Santpoort 1 0,3% Natuurgebied Schapenduinen 2 0,6% Cruqius 1 0,3% Schiphol 1 0,3% Ouderkerk aan de Amstel 1 0,3% Zeeburg 1 0,3% Bijlmer Arena 1 0,3% Totaal 340 100,0% 24

(25)

verschillende grootte te werken en niet met lijnen van verschillende dikte. Dit heeft te maken met de korte afstanden tussen hotels in de gemeente Amsterdam en de binnenstad als bestemming.

Afbeelding 1.1.2

(26)

1.2. Ruimtelijke activiteitenpatronen per hotel

In dit onderdeel van de scriptie wordt per hotel gekeken naar de locatie van het hotel binnen het ruimtelijke activiteitenpatroon van de hotelgast. Zowel de kaart van de hoofdbestemmingen als de kaart van de nevenbestemmingen wordt per hotel besproken. Omdat de hotels als paren zijn geselecteerd, elk paar in een verschillende zone van de MRA, zal telkens eerst een de schriftelijke analyse worden gepresenteerd waarna de 4 kaarten volgen. Voor zowel de hoofd als de

nevenbestemmingen zal worden gekeken welk aandeel hiervan in een bepaalde zone ligt. Ook voor Haarlem geldt de op Amsterdam georiënteerde driedeling van de MRA. Op deze manier valt goed te vergelijken hoe zeer Amsterdam het epicentrum van de MRA is en in welke mate de hotels in Haarlem ondervinden dat hun hotelgasten zich naar het centrum van Amsterdam bewegen.

Het eerste hotel is het viersterrenhotel Hampshire Rembrandt, gelegen aan het Rembrandtplein. De in totaal 30 hotelgasten die daar geënquêteerd zijn hadden bijna allemaal hoofdbestemmingen in de gemeente Amsterdam. Alleen de Keukenhof in Lisse vormt een uitzondering. Het hotel dat midden in het centrum van Amsterdam ligt, heeft op basis van de hoofdbestemmingen een locatie die past bij het activiteitenpatroon van de hotelgasten. 22 van de in totaal 30 hoofdbestemmingen liggen in de

centrumzone, waar het hotel ook is gelokaliseerd. In de stadsrand liggen 3 hoofdbestemmingen van de hotelgasten van het Hampshire Rembrandt, en de Keukenhof buiten de MRA neemt 5

hoofdbestemmingen voor haar rekening. Wanneer de nevenbestemmingen worden toegevoegd aan het kaartbeeld van de hoofdbestemmingen, blijkt dat alle hotelgasten van het Hampshire Rembrandt Amsterdam-Centrum bezoeken, zo niet als hoofdbestemming dan wel als nevenbestemming. De Zaanse Schans en Volendam/Marken zijn als nevenbestemmingen zichtbaar geworden in het

nevenbestemmingen kaartbeeld. Het nevenkaartbeeld laat zien dat het aantal stadsrand bestemmingen is afgenomen en dat bezochte of geplande bezoeken aan het buitengebied van de MRA is toegenomen. Maar gezien de absolute dominantie van het centrum bevindt dit hotel zich in midden in het gebied waar de hotelgasten naartoe gaan of nog naartoe willen gaan.

Het Stayokay hostel in de Amsterdamse binnenstad heeft een nog centralere locatie binnen de ruimtelijke activiteitenpatronen van haar gasten. Alle 30 geënquêteerden die in het hostel verbleven hadden het centrum van Amsterdam als hoofdbestemming. Slechts 5 van de gasten had als

nevenbestemming de Keukenhof, en nog eens 3 gasten wilden Volendam/Marken bezoeken of hadden dat reeds gedaan. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het Stayokay

Stadsdoelen in het centrum sterk samenhangt met het activiteitenpatroon van haar bezoekers, daar alle gasten hebben opgegeven Amsterdam-Centrum als hoofdbestemming te zien. Al met al kan gesteld worden dat de verblijfsadressen in de binnenstad ook vrijwel alleen maar mensen bedienen die in de binnenstad willen of moeten zijn.

(27)

Afbeelding 1.2.1 afbeelding 1.2.2

Afbeelding1.2.3 Afbeelding 1.2.4

(28)

De volgende twee hotels bevinden zich in de stadsrandzone. Het gaat hier om het Hampshire Manor in Amsterdam-Oost en het Stayokay in Zeeburg. Ook bij dit hotel en hostel zijn vier kaarten gemaakt met hoofdbestemmingen en kaarten die de nevenbestemmingen weergeven. De kaarten zijn wederom na deze pagina afgebeeld. Het Hampshire Manor hotel vaart onder dezelfde vlag als het Hampshire Rembrandt en biedt dan ook gelijkwaardige viersterrenkwaliteit. Het initiële doel van de hotelgasten die geënquêteerd zijn voor dit onderzoek blijkt ook sterk op het stadscentrum van Amsterdam te zijn gericht. 25 hotelgasten gaf aan Amsterdam-Centrum als hoofddoel te hebben tijdens het verblijf in dit hotel. In de stadsrand vonden 3 hotelgasten hun bestemming ( in Amsterdam-Oost) en 4 hadden de Keukenhof als hoofddoel. Gezien het aantal hoofddoelen en het totaal aantal enquêtes dat is

afgenomen, kan geconcludeerd worden dat sommige gasten meerdere hoofddoelen hebben tijdens het verblijf in het Manor hotel. Wanneer de nevenbestemmingen toegevoegd worden blijkt het ruimtelijk patroon zich iets uit te breiden naar het noorden door de aanwezigheid van de Zaanse Schans en Volendam/Marken. In totaal bezoeken of bezochten 30 hotelgasten het centrum van Amsterdam, 16 de Keukenhof, 3 Amsterdam-Oost, 3 de Zaanse Schans en 2 Volendam/Marken. Binnen de

verschillende zones ziet de verdeling er als volgt uit: 30 centrum Amsterdam, 3 ringgebied en 21 buitengebied.

Het Stayokay in Zeeburg kent ten opzichte van het Manor hotel een iets eenzijdiger

hoofdbestemmingenpatroon. Wat betreft de hoofdbestemming(en) geven 29 hotelgasten aan als hoofdmotief vanuit het Stayokay het stadscentrum van Amsterdam te willen bezoeken. Slechts 1 gast van het hostel verbleef daar om naar Schiphol te gaan. Hierdoor blijkt het in Zeeburg gelegen hostel louter het centrum van Amsterdam te bedienen. De nevenbestemmingen van de hostelgasten waaieren zich meer over de regio uit, zoals te zien is op nevenkaartbeeld 1.2.8. Naast het hebben van

Amsterdam als hoofdbestemming, bezoeken de hostelgasten verder nog onder andere Amstelveen, de Keukenhof en Zeeburg zelf. 30 hostelgasten bezoeken in de zoneverdeling van de MRA het centrum van Amsterdam. Slechts 1 hotelgast heeft de stadsrand (Zeeburg) bezocht en nog eens 15 hotelgasten bezochten het buitengebied. Het hostel fungeert dus op basis van de hoofdbestemmingen van de hostelgasten als een uitvalsbasis voor een bezoek aan het centrum van Amsterdam en in mindere mate als een basis waaruit het gebied buiten Amsterdam kan worden bezocht.

(29)

Afbeelding 1.2.5 afbeelding 1.2.6

Afbeelding 1.2.7 afbeelding 1.2.8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat lokale politieke partijen per definitie alleen actief zijn in één gemeente, zouden zij ten opzichte van landelijke partijen minder effectief kunnen zijn omdat zij

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

In dit paper gaan we voor ieder van deze waarden na in hoeverre deze zijn gerealiseerd in Groningen en Amsterdam, en vooral hoe zij zich verhouden tot de G1000’en in Amersfoort,

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

To address the third aim of the PhD, the relevancy and enforcement of the proposed regulatory framework and specific regulations that could be used to protect

Het is de ervaring van de respondenten van de focusgroep vrije tijd te rechtstreeks. als een vraag ar informatie die niet onmiddellijk op henzelf betrekking heeft. entaar op