• No results found

Dit onderzoek betreft een jaarrekeninganalyse over het boekjaar van 2015 van de grootste Europese banken die op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS) of lokale GAAP rapporteren. De lokale GAAP is eerder in dit onderzoek niet genoemd, omdat de regelgeving van de lokale GAAP dicht tegen IFRS aan ligt. Daarnaast speelt de vrijwillige publicatie van informatie een belangrijke rol, welke buiten beide regelgevingen valt. Indien een bank een jaarrekening hanteert met een gebroken boekjaar, wordt de jaarrekening gepubliceerd voor 31 december 2015 en het dichtst bij 31 december 2015 meegenomen. De focus ligt op Europese banken, omdat Bazel III alleen banken treft en niet andere financiële instellingen. In dit onderzoek worden alleen banken meegenomen die lid zijn van de Europese Unie, omdat Bazel III in alle landen van de Europese Unie op dezelfde wijze wordt afgedwongen. De selectie van de grootste banken is gedaan aan de hand van de ECB stresstest en

Bankscope (op basis van omvang). De selectie heeft plaatsgevonden naar relevantie op basis van het

balanstotaal (totale activa). Dit heeft geleid tot een steekproef van 85 banken. In tabel 2 is een overzicht te vinden van de samenstelling van de onderzoekspopulatie.

Tabel 2 – samenstelling onderzoekspopulatie

Selectie Europa (excl. Nederland) Nederland Totaal

ECB toezicht 46 6 52

Lokaal toezicht 23 10 33

Totaal 69 16 85

In dit onderzoek wordt de top 50 banken onder ECB toezicht opgenomen. Deze top vijftig bestaat uit een viertal Nederlandse banken, namelijk ING, Rabobank, ABN Amro en BNG. Derhalve zijn 46 Europese banken onder ECB toezicht opgenomen. Ook is de top 10 Nederlandse banken onder ECB toezicht opgenomen, echter zijn er in Nederland slechts zes banken. Verder is de top 25 lokaal toezicht opgenomen. Deze top 25 bestaat uit een tweetal Nederlandse banken, namelijk NIBC en Leaseplan. Derhalve zijn 23 Europese banken opgenomen. Tot slot is de top 10 lokaal toezicht Nederlandse banken opgenomen, waar NIBC en Leaseplan deel van uit maken.

32

Figuur 2 – Spreiding banken in onderzoekspopulatie

De dataverzameling heeft plaatsgevonden tot en met 5 mei 2016. Vijftien banken hadden op dat moment nog geen jaarrekening gepubliceerd. Eén bank publiceert haar jaarrekening alleen in het Duits. Daarnaast zijn twee banken uit de sample verwijderd omdat deze banken geen eigen jaarrekening publiceren, maar onderdeel zijn van een groep. Tot slot is Exane Derivatives uit de sample verwijderd, wegens incomplete data. Omdat slechts één bank incomplete data had, is besloten deze te verwijderen in plaats van de testen uit te voeren met een kleinere onderzoekspopulatie. Door deze beperkingen bestaat de definitieve onderzoekspopulatie uit 65 banken. Tabel 1A in de appendix geeft alle namen van de banken in de definitieve onderzoekspopulatie weer, evenals het land waarin de bank is gevestigd en de totaalscore op de checklist.

De banken in de sample rapporteren niet allen in dezelfde valuta, derhalve is in Tabel 3 een overzicht te vinden van de samenstelling van de sample naar valuta. In deze tabel is af te lezen dat het merendeel van de banken rapporteert in euro (47 van de 65). De selectie van de banken is gedaan op basis van het balanstotaal van de banken. Om inzicht te geven in deze balanstotalen, zijn in Tabel 3 zowel de totale als de gemiddelde hoeveelheid activa opgenomen. Voordat dit gedaan kon worden, zijn de valuta’s omgerekend naar euro op basis van de wisselkoers op 31 december 2015. Deze wisselkoers is ook opgenomen in de tabel. Tot slot zijn ook de totale en gemiddelde risico-gewogen activa meegenomen, omdat dit eveneens inzicht geeft in de omvang van een bank. Het balanstotaal van alle banken in de sample is 28,7 biljoen en het gemiddelde balanstotaal is 0,4 biljoen. De totale risico-gewogen activa zijn 9,3 biljoen en de gemiddelde risico-gewogen activa 0,14 biljoen.

6% 5% 18% 17% 11% 3% 22% 3% 9% 6% België Denemarken Duitsland Verenigd Koninkrijk Frankrijk Italië Nederland Oostenrijk Spanje Zweden

33

Tabel 3 – samenstelling sample naar valuta, activa en risico-gewogen activa

Rapportage valuta Aantal (N) % N Valuta t.o.v. 1EUR Totale activa (€) (miljoenen) Totale RWA (€) (miljoenen) Gemiddelde activa (€) (miljoenen) Gemiddelde RWA (€) (miljoenen) Euro 47 72% 1 18.957.066 6.203.715 394.939 129.244 Pond Sterling 11 17% 0,7340 7.889.674 2.512.614 717.243 228.419 Zweedse Kroon 3 5% 9,1895 779.907 155.946 259.969 51.982 Deense Kroon 3 5% 7,4626 484.504 134.931 161.501 44.977 US Dollar 1 2% 1,0887 588.301 278.245 588.301 278.245 Totaal 65 100% 28.699.451 9.285.451 441.530 142.853 4.2 Dataverzameling

Zoals eerder genoemd is de data verzameld door middel van een jaarrekeninganalyse. De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de kwaliteit van de risico disclosures. Om deze kwaliteit te kunnen meten, is gebruik gemaakt van een disclosure index. Bestaande literatuur onderbouwt de keuze voor het gebruik van een disclosure index en stelt dat het ondanks een subjectieve basis, het een waardevol meetinstrument is (Marston en Shrives, 1991). Daarnaast stellen zij dat een disclosure index een geschikt meetinstrument is voor jaarrekeningonderzoek. De disclosure index bestaat uit dertig items, welke gebaseerd zijn op IFRS 7 en overige richtlijnen. Met deze overige richtlijnen worden bijvoorbeeld Bazel III, EDTF en ESMA bedoeld. De checklist is opgenomen in Tabel 6A in de appendix. Bij het opstellen van de index lag de focus op krediet-, operationele- en marktrisico’s. Aan de hand van de bevindingen omtrent de publicatie van deze informatie, is de checklist opgesteld. In de checklist zijn de volgende categorieën opgenomen: algemeen, kredietrisico, solvabiliteit/financiële stabiliteit en liquiditeit. Bij het beoordelen van de jaarverslagen is per item in de disclosure index een ordinale score toegekend. Het toekennen van een nul staat gelijk aan ‘niet opgenomen’, het toekennen van een één staat gelijk aan ‘ja, maar beperkt’ en het toekennen van een twee staat gelijk aan ‘ja, goed’. De onderliggende assumptie bij het toekennen van deze scores is dat hoe meer een bank voldoet aan de checklist, hoe beter de kwaliteit van de disclosures is. Belangrijk bij de beoordeling van de kwaliteit is dat informatie uit de pilaar 3 rapportage niet wordt meegenomen. In dit onderzoek gaat het om de informatie die een bank destilleert uit de pilaar 3 rapportage en opneemt in de jaarrekening.

Om vast te stellen of de checklist een valide meetinstrument is om inzicht te krijgen in de kwaliteit van risico disclosures, is het meetinstrument getest middels een pilot test. Door de pilot test is inzicht verkregen in de publicatie van banken omtrent de dertig items en ook in de beoordeling van de items door de dataverzamelaars. In de pilot fase van het onderzoek, is de checklist voor een twaalftal banken

34

ingevuld. De data in dit onderzoek is verzameld door zes verschillende personen, waarbij ieder voor twee banken de checklist in heeft gevuld. Het uitvoeren van de pilot test draagt bij aan de betrouwbaarheid en validiteit van het meetinstrument. Met validiteit wordt bedoeld de mate waarin het meetinstrument meet wat het zou moeten meten (Smith, 2015). Door middel van het doorlopen van de checklist aan de hand van jaarrekeningen, is inzicht verkregen in hoeverre de checklist de gepubliceerde informatie met betrekking tot de risico disclosures dekt. Uit de beoordeling van de twaalf jaarverslagen is gebleken dat er verschillen bestaan tussen banken wat betreft de publicaties en dat de relevante onderdelen van de risico publicatie worden gedekt door de checklist. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het een valide meetinstrument is. Volgens Smith (2015) is betrouwbaarheid de mate waarin het meetinstrument tot dezelfde resultaten leidt onder gelijke omstandigheden. Door de checklist in de pilot fase te laten invullen door zes verschillende personen en deze uitkomsten vervolgens door een zevende persoon te laten beoordelen, is inzicht verkregen in of ieder tot dezelfde scores zou komen. Uit de beoordeling is gebleken dat er sprake was van een gelijke interpretatie van de items in de checklist, waardoor geconcludeerd kan worden dat de manier van dataverzameling betrouwbaar is.

Het voordeel van het gebruik maken van de checklist voor de dataverzameling is dat alle banken in de sample worden beoordeeld op dezelfde onderdelen. Hierdoor is het mogelijk om de banken een kwaliteitsscore toe te kennen, die vervolgens met elkaar vergeleken kan worden. Een nadeel is echter dat ondanks de pilot test en een beschrijving van de items, sprake kan zijn van bias. Het invullen van de checklist door verschillende personen kan er toe leiden dat er sprake is van interpretatieverschillen van de verschillende jaarrekeningen, waardoor tot een verschillende score op een item gekomen kan worden. Om de kwaliteit te waarborgen is de eerder genoemde pilot test uitgevoerd. Omdat deze test niet volledige uniformiteit kan garanderen, zijn een twaalftal jaarrekeningen gereviewed door een tweede beoordelaar. Binnen de groep dataverzamelaars is een verdeling gemaakt van de te reviewen jaarverslagen. De volgende jaarverslagen zijn beoordeeld door een tweede persoon: Santander, BPCE, Lloyds Bank, ING, BBVA, Rabobank, Danske Bank, La Caixa en KBC. Daarnaast is een tweede controle uitgevoerd door de eerder genoemde zevende persoon. Deze reviews hebben geleid tot enkele interpretatieverschillen met betrekking tot het toekennen van een bepaalde score. Deze verschillen zijn beoordeeld en op elkaar afgestemd.

Naast de dataverzameling met betrekking tot de afhankelijke variabele, is er ook data verzameld met betrekking tot de onafhankelijke variabelen. In dit onderzoek zal de omvang van de banken op twee verschillende manieren gemeten worden. Enerzijds aan de hand van het balanstotaal, in navolging van het onderzoek van Linsley et al. (2006) en anderzijds gemeten door de risico-gewogen activa. Dit wordt gedaan in navolging van de aangescherpte kapitaaleisen ingesteld door The Basel Committee on Banking

35

aan moeten houden ten opzichte van de risico-gewogen activa (BCBS, 2014). Daarnaast monitort de BCBS de implementatie van de aangescherpte regelgeving, waarbij onderzoek naar variantie in de RWA bij verschillende banken wordt uitgevoerd (BCBS, 2016). Hierdoor is het relevant om de omvang van de bank te meten met de RWA. Het belang dat de bank dient voor het financiële systeem is gemeten aan de hand van de SIB-status van de bank. The Basel Committee on Banking Supervision stelt dat een aantal banken geen significant effect heeft op wereldwijd niveau, maar wel een belangrijke invloed heeft op nationaal niveau (BCBS, 2012). Banken zullen derhalve ingedeeld worden in drie categorieën, namelijk: G-SIB (global systemically important bank), D-SIB (domestic systemically important bank) en No-SIB (no systemically important bank). De classificatie is vastgesteld aan de hand van publicaties van de EBA. De solvabiliteit van de banken zal in navolging van de pilaar 1 vereisten worden gemeten. De ratio’s met betrekking tot de solvabiliteit zijn de CET1 ratio en de totale kapitaalsratio. De CET1 ratio is de ratio van Bazel III waar de meeste nadruk op ligt, waardoor de focus van banken op deze ratio ligt. De invloed van de CET1 ratio op de kwaliteit van de risico disclosures zal daarom gemeten worden. Daarnaast is de CET1 ratio onderdeel van de totale kapitaalsratio. Indien voor beide ratio’s een significante relatie wordt gevonden, is het bewijs sterker. Derhalve wordt ook het effect van de totale kapitaalsratio gemeten. Het land van vestiging van een bank is het land waar het hoofdkantoor van de bank is gevestigd en vanuit waar het beleid wordt bepaald. Uit onderzoek blijkt dat de financieringsratio’s op verschillende manieren gemeten kunnen worden (Roengpitya et al., 2014). In dit onderzoek wordt de financieringsstructuur gemeten op basis van beschikbare data in Bankscope. In deze database worden een drietal ratio’s gegeven met betrekking tot de financiering van banken. Deze ratio’s zijn als volgt: bruto leningen/cliëntendeposito’s, interbancaire activa/interbancaire passiva en cliëntendeposito’s/totale financiering exclusief derivaten. Indien de eerste ratio hoog is, impliceert dit een kleiner aandeel cliëntendeposito’s en dus een kleiner aandeel retail financiering. Indien sprake is van een hoger aandeel interbancaire schulden, duidt dit op meer wholesale financiering. Tot slot, indien de derde ratio hoog is, impliceert dit een relatief klein deel cliëntendeposito’s en dus een klein aandeel

retail financiering.

In dit onderzoek worden een tweetal controlevariabelen opgenomen. De eerste controlevariabele in dit onderzoek is de leverage van de bank. In het onderzoek van Barakat en Hussainey (2013) wordt leverage aangehaald als een variabele die al vaak is onderzocht in eerder onderzoek. Managers kunnen

disclosures gebruiken om de agency kosten te verlagen, waardoor een positieve relatie bestaat tussen disclosures en leverage (Jensen, 1986). In dit onderzoek wordt leverage gemeten in navolging van het

onderzoek van Ferri en Jones (1979) en wordt het gemeten door de verhouding tussen de totale passiva en activa. De andere controlevariabele in dit onderzoek is de aanwezigheid van een risicocommissie binnen een bank. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de aanwezigheid van een risicocommissie een positieve invloed heeft op de kwantiteit van risico disclosures (Buckby, Gallery en Ma, 2015). In dit

36

onderzoek wordt de aanwezigheid van de risicocommissie aangemerkt als ‘aanwezig = ja’, ‘afwezig = nee’.