• No results found

Nadat in hoofdstuk 3 door een casestudie is vastgesteld dat er door het bestuderen van de jaarrekeningen voldoende informatie is te verkrijgen, wordt in dit hoofdstuk de

onderzoeksopzet behandeld. Allereerst komt de afbakening aan de orde. Tevens worden vermeld welke ondernemingen om welke redenen niet zijn meegenomen in het onderzoek. Verder wordt ingegaan op de statistische testen die worden gebruikt om de in paragraaf 4.6 opgestelde hypothesen te toetsen.

4.1 Land

Voor dit onderzoek is gekozen om het impairment gedrag te bestuderen voor de aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen. Zoals eerder aangegeven is er in het verleden uitvoerig onderzoek geweest naar de relatie tussen earnings management en impairment in landen buiten Nederland (AbuGhazaleh, Al-Hares en Roberts (2011), (Hamberg, Paananen en Novak (2011). Er is echter nog geen of beperkt onderzoek geweest naar de relatie van

earnings management en impairment bij bedrijven in Nederland.

4.2 Periode

De kredietcrisis is rond de zomer van 2008 begonnen (De Nederlandsche Bank, 2009). Om de jaren vóór deze crisis goed te kunnen vergelijken met de jaren tijdens de crisis is voor het onderzoek gebruik gemaakt van de gepubliceerde jaarrekeningen van de aan de Nederlandse beurs (AEX en AMX) genoteerde ondernemingen over de jaren 2005 tot en met 2011. Op deze manier zijn de resultaten over de jaren 2005 t/m 2007 (vóór de crisis) vergeleken met de jaren 2008 t/m 2011.

4.3 Soorten ondernemingen

Gekozen is om financiële instellingen niet op te nemen in dit onderzoek. Deze ondernemingen zijn verplicht zich te houden aan specifieke wet- en regelgeving zodat de vergelijking van de onderzochte ondernemingen niet eenduidig is. Verder zijn ondernemingen in de

vastgoedbranche uitgesloten, omdat deze ondernemingen niet alleen aan de kredietcrisis onderhevig zijn maar ook aan vastgoedcrisis. Ondanks dat de vastgoedcrisis later op gang is gekomen, is het gekoppeld aan de financiële crisis, waardoor directe vergelijking met andere ondernemingen zeer lastig is. Ondernemingen met een gebroken boekjaar zijn ook uitgesloten van dit onderzoek. De jaarrekeningcyclus is bij deze ondernemingen anders waardoor de vergelijking met de andere ondernemingen lastig is. Ook het vergelijk van de periode vóór de crisis met de periode tijdens de crisis is hier lastig aangezien het jaar 2007-2008 gedeeltelijk in de periode vóór de crisis en gedeeltelijk in de periode tijdens de crisis valt. De studie beperkt zich tot ondernemingen die actief zijn in handel, productie en dienstverlening. Voor een opsomming van de in dit onderzoek bestudeerde ondernemingen wordt verwezen naar bijlage 1.

32

4.4 Valuta

De jaarrekeningen van de ondernemingen zijn onderling verschillend in valuta. Er zijn ondernemingen die hun jaarrekening in de Euro rapporteren, ondernemingen die rapporteren in de US Dollar en ondernemingen die rapporteren in de Engelse pond. Aangezien er in dit onderzoek onder andere gebruik wordt gemaakt van de totale impairmentlast voor en tijdens de crisisperiode is besloten deze jaarrekeningen om te rekenen naar euro tegen de op

balansdatum van het betreffende boekjaar geldende valutakoers.

4.5 Analyse

Er zijn verschillende statistische toetsen om vast te stellen of de analyse leidt tot significante verschillen en/of overeenkomsten tussen de jaren van vóór en tijdens de financiële crisis. De toegepaste technieken zijn hieronder uiteengezet.

4.5.1 Pearson’s correlatiecoëfficiënt

Met behulp van de Pearson’s correlatiecoëfficiënt wordt de samenhang bepaald tussen twee of meer variabelen die op interval- of rationiveau worden gemeten. De Pearson’s

correlatiecoëfficiënt gaat net als de regressie-analyse uit van een lineair verband tussen de variabelen. (Baarda en De Goede, 2001).

Pearson’s correlatiecoëfficiënt bepaalt of er een samenhang bestaat tussen de impairmentlast, de nettowinst en de winstmutatie. Hierbij zal de periode vóór de crisis worden vergeleken met de periode tijdens de crisis.

4.5.2 t-toets

Een t-toets is een parametrische toets die wordt gebruikt om steekproefgemiddelden te vergelijken. (Montgomery en Runger, 2007, De Vocht, 2012) Een t-toets gaat uit van vier veronderstellingen:

 Het betreft een aselecte steekproef;

 De te toetsen variabele heeft een interval- of ratioschaal;  Er is sprake van een normale steekproefverdeling;

 De steekproef is voldoende groot (minimaal 30 waarnemingen)

Er bestaan meerdere soorten t-toetsen. Zo zijn er de One-Sample T-Test, de Independent-Samples T-Test en de Paired Sample T-Test.

33

De One-Sample T-Test wordt gebruikt om op basis van een steekproefgemiddelde te toetsen of een populatiegemiddelde gelijk is aan een opgegeven populatie- of theoretisch gemiddelde. Aangezien er voor dit onderzoek gebruik is gemaakt van een steekproef op de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen en dit onderzoek niet het doel heeft om uitkomsten te vergelijken met theoretische gemiddelden of opgegeven gemiddelden is deze toets voor dit onderzoek niet relevant.

De Independent-Samples T-Test wordt gebruikt om van twee onafhankelijke steekproeven te toetsen of de gemiddelden van twee groepen (populaties) aan elkaar gelijk zijn. Voor dit onderzoek wordt juist getest of twee variabelen, namelijk de impairment en de periode, verband met elkaar hebben. Hierdoor zijn de twee variabelen naar verwachting niet onafhankelijk van elkaar, waardoor ook deze toets voor dit onderzoek niet relevant wordt geacht.

De Paired-Samples T-Test wordt gebruikt om van een gepaarde steekproef te toetsen of de gemiddelden van twee gepaarde groepen gelijk zijn. Aangezien er in dit onderzoek een scheiding wordt aangebracht in de situatie vóór de crisis en de situatie tijdens de crisis is er hier sprake van twee groepen. Om te toetsen of de gemiddelde impairmentlast en de

gemiddelde nettowinst vóór de crisis significant afwijkt van de gemiddelde impairmentlast en nettowinst tijdens de crisis is het uitvoeren van een Paired-Samples T-Test derhalve relevant. Indien in hoofdstuk 5.1 blijkt dat de variabele een normale verdeling heeft en is vastgesteld dat aan de overige voorwaarden is voldaan, zal deze toets in hoofdstuk 5.2 aan de orde komen.

4.5.3 Regressie-analyse

Bij een regressie-analyse wordt verondersteld dat een afhankelijke variabele een relatie heeft met een onafhankelijke variabele. (De Vocht, 2012) De onafhankelijke variabele beïnvloedt de afhankelijke variabele, waardoor het mogelijk is om waarden van de afhankelijke variabele te voorspellen aan de hand van de onafhankelijke variabele. De regressie-analyse kan op twee manieren worden uitgevoerd. Bij de enkelvoudige regressie is de afhankelijke variabele afhankelijk van slechts één onafhankelijke variabele. Bij de meervoudige regressie is de afhankelijke variabele afhankelijk van meer dan één onafhankelijke variabele. ‘Bij regressie wordt gezocht naar een causaal verband, dus dat de afhankelijke variabele wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele. Bij correlatie daarentegen gaat het alleen om de samenhang tussen twee variabelen’ (De Vocht, 2012, pag. 187). In dit onderzoek wordt de regressie-analyse gebruikt om het verband aan te tonen tussen de impairmentlast, het resultaat en de resultaatmutatie (winstmutatie tussen twee boekjaren). Vervolgens wordt vastgesteld of deze relatie is veranderd door de crisis door de periode vóór de crisis te vergelijke met de periode tijdens de crisis.

34

4.6 Hypothesen

In de tijd van een economische crisis kunnen managers geneigd zijn extra verliezen te nemen. De bijzondere waardevermindering op goodwill kan dan een instrument zijn om de extra verliezen op goodwill te creëren. Aan de andere kant blijft het mogelijk dat managers het verlies juist willen beperken. In dat geval zou de keus gemaakt kunnen worden om de last van het nemen van de waardevermindering op goodwill uit te stellen. Op basis van deze twee aspecten zijn de volgende hypothesen opgesteld:

Hypothese 1:

H0: De impairmentlasten zijn vóór de crisis significant anders dan tijdens de crisis. H1: De impairmentlasten zijn vóór de crisis niet significant anders dan tijdens de crisis Hypothese 2:

H0: De impairmentlast in een boekjaar is afhankelijk van de resultaatmutatie tussen de opeenvolgende boekjaren.

H1: De impairmentlast in een boekjaar is niet afhankelijk van de resultaatmutatie tussen de opeenvolgende boekjaren.

4.7 Resumerend

In dit hoofdstuk is de onderzoeksopzet behandeld. Basis hiervoor is de in hoofdstuk 3 behandelde casestudie. De studie beperkt zich tot ondernemingen die actief zijn in handel, productie en dienstverlening. Gegevens in een andere valuta worden omgerekend naar euro tegen de op balansdatum van het betreffende boekjaar geldende valutakoers. De in paragraaf 4.6 gestelde hypothesen worden getoetst door het berekenen van de Pearson’s

35