• No results found

Onderzoeksontwerp en –uitvoering

In document Haal de letters uit je lijf! (pagina 11-14)

In de theoretische verdieping is het probleem van zwakke leesresultaten en de relatie met letterkennis vanuit wetenschappelijk perspectief bekeken. Deze theorie omtrent letterkennis vormt de leidraad voor de opzet van het experiment. Wanneer er gewerkt wordt met de multisensoriële benadering, zouden de scores van de letterkennis moeten stijgen. Om te onderzoeken of de multisensoriële benadering daadwerkelijk een effectieve manier is om te werken aan letterkennis, is onderstaand schema met betrekking tot de onderzoek structuur samengesteld (Delnooz, 2010). Met behulp van dit quasi-experimenteel onderzoek kan gekeken worden of de hypothese aangenomen of verworpen kan worden.

T1 T2

O1: voormeting experimentele conditie, O2: nameting experimentele conditie O3: voormeting controleconditie, O4: nameting controleconditie

Het gaat in dit geval om een quasi-experimenteel onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd in vier

kleuterklassen, bij de leerlingen uit groep 2. In totaal doen er 26 oudste kleuters mee aan dit onderzoek. 13 van hen zitten in de experimentele conditie. De experimentele conditie zal, naast de tijd in hun eigen klas waarin letters worden aangeboden, werken met de multisensoriële benadering ter verbetering van hun letterkennis (X). De andere 13 leerlingen zitten in de controleconditie. Zij krijgen gedurende dezelfde zeven weken in hun eigen klas de letters aangeboden. Op die manier wordt aan hun letterkennis gewerkt.

Beide groepen worden op het gebied van letterkennis met elkaar vergeleken door middel van een voor- en nameting (O). Voor de afhankelijk variabele (dependent variable) wordt gebruik gemaakt van de

signaleringslijst ‘letters benoemen voor kleuters’ van Smits (2002), zie bijlage I. Deze signaleringslijst wordt tevens gebruikt door het expertisecentrum Nederlands en kan goed worden toegepast omdat bij deze lijst voorkomen kan worden dat de leerling in de zogenaamde circle of failure (Westwood, 1997) belandt. De leerling hoeft namelijk alleen de letters te benoemen die hij kent.

De experimentele conditie is samengesteld op basis van motivatie van de leerkrachten. Het is een heterogene groep waarin leerlingen zitten met zowel voldoende als onvoldoende scores op het gebied van letterkennis.

XXXXX heeft een norm van minimaal zes letters vastgesteld die de leerlingen moeten kennen. Door te zorgen dat alle leerlingen uit groep 2 minimaal zes letters kennen medio groep 2, kan er gewerkt worden aan een verhoging van het percentage A-, B- of C-scores. Dit dient namelijk met 4,4% te stijgen zoals terug valt te lezen in de situatieschets. De reden dat de leerlingen met een voldoende score toch zijn geplaatst in de

experimentele conditie, is omdat zij wel worden gezien als risicoleerlingen. Hoewel hun scores dit niet laten zien, wordt dit door de leerkrachten op sociaal-emotioneel gebied wel herkend. Hierdoor zullen er ook letters worden aangeboden die de leerlingen al kunnen benoemen. Dit vergroot namelijk het zelfvertrouwen van het kind (Vonk, 2003).

Voor de controleconditie zijn 13 willekeurige leerlingen uit groep 2 van XXXXX geselecteerd. Zij zullen de voor-en nameting voorgelegd krijgvoor-en. De resultatvoor-en van de experimvoor-entele conditie voor-en controleconditie wordvoor-en in hoofdstuk vier naast elkaar gelegd en vergeleken met elkaar.

11

De experimentele conditie krijgt letters aangeboden met behulp van de multisensoriële benadering. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de methode Spreekbeeld van Vonk (2003).

Tijdschema

Tijdens het onderzoek kregen zowel de leerlingen uit de experimentele conditie als de leerlingen uit de controleconditie letters aangeboden in hun klas. Voor de experimentele conditie geldt dat zij naast de letters die zij aangeboden kregen in de klas, ook andere, nieuwe letters kregen aangeboden in een klein groepje met behulp van de multisensoriële benadering (de innovatieve oplossing of independent variable).

Datum Activiteit

Woensdag 12 februari 2014 Kennismaken; voorlezen uit het prentenboek Het letterwinkeltje.

Donderdag 20 februari 2014 Voormeting

Donderdag 27 februari 2014 Start experiment met behulp van Spreekbeeld 1: Letter ‘s’

Vrijdag 11 april 2014 Nameting

April 2014 Verwerken en interpreteren data

3.2 Uitvoering

In het kader van dit onderzoek is ervoor gekozen om te werken in kleine groepen van maximaal 5 leerlingen.

Volgens Smits (2000) is het namelijk zo dat risicoleerlingen onvoldoende profiteren van talige activiteiten in een grote groep. Daarbij hebben zij volgens Smits (2000) een zeer directe en gerichte instructie nodig. Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn zes nieuwe letters aangeboden met behulp van de multisensoriële benadering en de methode Spreekbeeld van Vonk (2003). De voor- en nameting zijn afgenomen onder dezelfde omstandigheden. Hierdoor is de setting van beide metingen hetzelfde. Volgens Delnooz (2010) is dit van belang, omdat het tot een vertekend beeld kan leiden wanneer de voormeting wordt afgenomen in een andere setting dan de nameting.

Tijdens de activiteiten van de innovatieve oplossing was er een sterke gerichtheid op positieve feedback.

Volgens Vernooy (2007) hebben risicoleerlingen veel behoefte aan positieve feedback en komt dit de resultaten ten goede. Daarnaast worden leerlingen hiermee behoed voor faalervaringen, die weer kunnen leiden tot de ‘circle of failure’ (Westwood, 1997). Ook volgens Hattie en Timperley (2007) hebben

risicoleerlingen veel behoefte aan interactie met de leerkracht, waarbij zij veel feedback krijgen.

De activiteiten van de innovatieve oplossing of independent variable waren telkens hetzelfde opgebouwd. De leerlingen begonnen met het terughalen van de letter die zij de week ervoor aangeboden hadden gekregen.

Hierna kregen zij één of twee nieuwe letters aangeboden. Dit ging telkens op dezelfde manier, volgens de methode van Spreekbeeld. Hierbij werd eerst het verhaal bij de letter verteld en liet de leerkracht het bijpassende gebaar zien. Hierna werd de klank enkele malen herhaald en liet de leerkracht tevens het gebaar zien. Het spreekbeeldkaartje werd hierna getoond en het kind mocht de letter verklanken en het gebaar erbij maken. Tot slot werd er gebruik gemaakt van de overtrekplaat en werd samen met het kind de schrijfoefening gedaan (Vonk, 2003). Voor het automatiseren van de letters is gebruik gemaakt van de spreekbeeldkaartjes.

Hiermee werd bijvoorbeeld memory gespeeld, geflitst of er werden spelletjes mee gespeeld.

12

Smits (2000) en Groenen (1997) stellen dat risicoleerlingen vaak niet over goede luistervaardigheden

beschikken. Hoewel het de vraag is of dit bij alle risicoleerlingen het geval is, heeft deze stelling ertoe geleid dat de activiteiten hebben plaatsgevonden buiten het klaslokaal.

13

Hoofdstuk 4: Resultaten en conclusies

In document Haal de letters uit je lijf! (pagina 11-14)