• No results found

Hoofdstuk 4 is onderverdeeld in vier paragrafen. Eerst zullen de te onderzoeken hypothesen gepostuleerd worden, daarna zal de methodologie met daarbij de controlevariabelen uiteengezet worden, vervolgens is er een paragraaf over de dataset/dataverzameling en als laatste volgt een paragraaf met beschrijvende statistiek van de variabelen.

4.1 Hypothesen

Er zal een viertal hypothesen getoetst gaan worden die betrekking hebben op de invloed van de nettowinst, de brutowinstmarge en de geïndexeerde beurskoers op het toepassen van negatieve DA’s.

Nettowinst

Door de financiële crisis kwam de economie in een recessie terecht en waren er veel bedrijven die verlies leden. Vanuit de gametheorie, zoals beschreven in paragraaf 2.2.5, is de financiële crisis een extra stimulans om negatieve accruals toe te passen of een ‘big bath’ te nemen indien het bedrijf verlies lijdt. Dit versterkende effect wordt veroorzaakt door een groter aantal beursgenoteerde bedrijven dat verlies lijdt en het minder opvalt om een ‘big bath’ te nemen. Wanneer een bedrijf de enige is die verlies lijdt zal het meer onder de loep genomen worden door investeerders en beleggers. Tevens zullen managers die onder druk staan eerder geneigd zijn om misleidend gedrag te vertonen (Sarker et al., 2008). Dit impliceert dat managers van verliesgevende ondernemingen eerder geneigd zullen zijn om hun winst te sturen. Deze gedachtegang wordt bevestigd door empirisch onderzoek naar Maleisische ondernemingen tijdens de Aziatische crisis (Chia et al., 2007) waaruit bleek dat verliesgevende ondernemingen significant meer negatieve DA’s toepasten. De verwachting is dat dit voor Nederland ook geldt zoals gepostuleerd in hypothese 1.

Hypothese 1: Verliesgevende Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen hebben tijdens de financiële crisis een „big bath‟ genomen.

De financiële crisis heeft twee jaar in beslag genomen en de verwachting is dat er niet elk jaar een gelijke hoeveelheid negatieve DA’s is toegepast door verliesgevende ondernemingen. De reden hiervoor ligt in de wederkerigheid van accruals. Het houdt in dat een accrual die in een bepaalde periode naar beneden bijgesteld wordt en lager dan structureel handhaafbaar is altijd in een volgende periode weer naar boven moet worden bijgesteld en vice versa. In het laatste jaar van de financiële crisis is de prikkel om een ‘big bath’ te nemen groter omdat dan direct in het opvolgende jaar de winst extra gestuwd kan worden. Hierin zit de veronderstelling dat het merendeel van de ondernemingen na de financiële crisis weer winst maakt.

Hypothese 2: Verliesgevende Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen hebben in 2009 meer negatieve discretionaire accruals toegepast dan in 2008.

27

Brutowinstmarge

De brutowinstmarge is een indicator van de ondernemingsprestaties waarbij indirecte kosten, zoals loonkosten, buiten beschouwing worden gelaten. Aangezien de brutowinstmarge het verschil is tussen de omzet en de kosten van de omzet geeft het een beeld van de vraag naar producten van de onderneming. Wanneer de brutowinst hoger is dan in een voorgaande periode kan dit een indicatie zijn voor een aantrekkende vraag naar producten of een effectievere manier van produceren.

Hypothese 3: Verliesgevende beursgenoteerde ondernemingen, waarbij de brutowinstmarge positief is, zullen meer negatieve discretionaire accruals toepassen dan verliesgevende beursgenoteerde ondernemingen waarvan de brutowinstmarge negatief is.

De berekening van de brutowinstmarge is weergegeven in vergelijking 10.

Brutowinstmarge = (10)

Geïndexeerd rendement

De beurskoers van de onderneming is een weergave van hoe de markt de onderneming waardeert. Een hoge beurskoers betekent dat beleggers vertrouwen hebben in de toekomst van de onderneming en dat de verwachting is dat het in opvolgende jaren goed zal gaan met de onderneming. Wanneer een onderneming in een jaar verliesgevend is terwijl de beurskoers dat jaar stijgt zou dit volgens de bonusplan hypothese een extra prikkel kunnen zijn voor het management om in het verliesgevende jaar extra negatieve DA’s toe te passen. De reden hiervoor is dat een stijgende beurskoers verwachte toekomstige winstgevende jaren impliceert.

Hypothese 4: Verliesgevende beursgenoteerde ondernemingen die een positief geïndexeerd rendement hebbent, zullen meer negatieve discretionaire accruals toepassen dan verliesgevende beursgenoteerde ondernemingen waarvan het geïndexeerde rendement negatief is.

Als onafhankelijke variabele is voor de prestaties van de onderneming de invloed van het ‘geïndexeerde rendement’ van het aandeel opgenomen. Dit is de beweging van het aandeel ten opzichte van de gehele index. Als index is de AEX gebruikt (dit geldt ook voor niet op de AEX genoteerde ondernemingen). Het rendement is gecorrigeerd voor dividenduitkering. De berekening hiervan is weergegeven in vergelijking 11.

Geïndexeerde rendement = 1 100% 100 100 ment indexrende rendement (11) % 100 ) ( ) . ( Omzet omzet Kostprijs Omzet

28

Hierbij wordt met rendement het procentuele verschil tussen de beurskoers aan het begin en einde van het jaar bedoeld. Als wiskundige term wordt dit beschreven in vergelijking 12:

Rendement = t t t t K K D K 1 (12)

4.2 Methodologie

De methodologie bestaat uit drie stappen, te weten het schatten van de NDA’s, het berekenen van de DA’s en het middels statistische toetsen bepalen van de significantie van factoren die invloed hebben op de DA’s. Tevens zijn de grootte van de onderneming, een big 4 accountant en de leverage ratio opgenomen als controlevariabelen.

Schatten van (niet) discretionaire accruals

De geschatte niet discretionaire werkkapitaal accruals (NDWCAt) worden berekend volgens vergelijking 13. t NDWCA = t t t REV REV WCA 1 1 (13)

Dit gebeurt door de werkelijke werkkapitaal accruals van de voorgaande periode eerst te delen door de omzet van de voorgaande periode. Vervolgens worden ze vermenigvuldigd met de omzet van de huidige periode. De abnormale werkkapitaal accruals (DWCAt) worden vervolgens berekend door de geschatte werkkapitaal accruals af te trekken van de werkelijke werkkapitaal accruals volgens vergelijking 14.

t DWCA= t t t t REV REV WCA WCA 1 1 (14)

Vervolgens wordt de significantie van de accruals gemeten middels een t-toets op verschillen in gemiddelde DWCAt. In de multivariate regressieanalyse worden ook een aantal controlevariabelen meegenomen. Dit zijn de accountant, de ondernemingsgrootte en de leverage ratio.

29

Accountant

In de Verenigde Staten is een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de financiële verslaggeving waarbij een vergelijking is getrokken tussen bedrijven die gecontroleerd zijn door een Big 6 accountant en niet-Big 6 accountants. Het bleek dat ondernemingen die niet zijn gecontroleerd door een Big 6 accountant gemiddeld hogere DA’s rapporteerden (Becker et al., 1998). Het nemen van een big bath lijkt dus lastiger voor ondernemingen die gecontroleerd worden door een Big 4 kantoor dan voor andere ondernemingen.

In België is tussen 1991 en 1997 onderzocht of ondernemingen die gecontroleerd werden door een ‘Big 6’ accountantsorganisatie ook beperkt werden in het toepassen van DA’s. Alleen ondernemingen die beter presteerden dan voorspeld, doorgaans bedrijven met hoge winsten, pasten negatieve DA’s toe (Van der Bauwhede et al., 2003).

In Frankrijk (1999-2001) bleek er geen verschil in de kwaliteit van de financiële verslaggeving tussen de destijds door Big 5 kantoren gecontroleerde ondernemingen en de overige ondernemingen (Piot en Janin, 2007).

Ook tijdens de Aziatische financiële crisis bleken alleen de Big 6 accountants in staat om hun cliënten te beperken in de mate van het gebruik van negatieve DA’s (Chia et al., 2007)

De invloed van de accountant zal opgenomen worden als controlevariabele in de regressieanalyses. Er zal onderscheid gemaakt worden tussen ondernemingen die wel en niet door een ‘Big 4’ accountant worden gecontroleerd. Het is dus een onafhankelijke dichotome variabele. Er zal per ondernemingsjaar vastgesteld worden of de onderneming is gecontroleerd door een ‘Big 4’ accountant.

Ondernemingsgrootte

Onderzoek naar verschillende factoren die van invloed zijn op de corporate governance van een onderneming wees uit dat de ondernemingsgrootte (uitgedrukt in marktkapitalisatie) een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de corporate governance (Ragothaman en Gollakota, 2009). De kwaliteit van de corporate governance werd gemeten op grond van de volgende criteria: de mogelijkheid van aandeelhouders om het bestuur aansprakelijk te stellen, de kwaliteit van de bestuurders, de onafhankelijkheid van de board en de ondernemingsprestaties. Het blijkt dat een goede corporate governance een beperkende factor is op het toepassen van earnings management. Indirect zou de ondernemingsgrootte dan een negatieve invloed moeten hebben op de mate van winststuring bij Nederlandse ondernemingen, er van uitgaande dat de corporate governance bij een grotere onderneming kwalitatief beter is.

Om deze reden zal de ondernemingsgrootte opgenomen worden als controlevariabele in de regressieanalyses. De ondernemingsgrootte zal gemeten worden als het logaritme van de totale activa. De berekening staat weergegeven in vergelijking 15.

30

Ondernemingsgrootte = Logaritme (TA) (15)

Leverage ratio

Ondernemingen met een hogere leverage ratio en in verhouding meer leningen, zullen bij verliezen en/of economisch slechte tijden eerder leningsconvenanten schenden. Volgens de leningsconvenanten hypothese van Watts en Zimmerman (1986) zullen deze ondernemingen eerder geneigd zijn positieve DA’s toe te passen.

De leverage ratio staat voor de hoeveelheid activa die is gefinancierd met vreemd vermogen. De berekening staat in vergelijking 16.

Leverage ratio = (16)

4.3 Dataverzameling en dataset

Deze paragraaf bestaat uit twee delen; de dataverzameling en de dataset. Eerst volgt er een beschrijving op welke manier de data is verzameld en daarna een beschrijving van de verzamelde data.

Dataverzameling

De volgende data is verzameld per ondernemingsjaar t om de accruals (afhankelijke variabele) te schatten:

- Vlottende activa - Kas en equivalenten - Vlottende passiva - Korte termijn schulden - Netto omzet

De volgende data is verzameld per ondernemingsjaar t als prestatie-indicator of controle variabele (onafhankelijke variabele):

- Nettowinst - Koers aandeel

- Geïndexeerde koers aandeel - Brutowinstmarge - Ondernemingsgrootte vermogen Totaal vermogen Vreemd . .

31

- Big 4 accountant (ja/nee) - Leverage ratio

Van Reed Elsevier N.V., Heineken N.V., SdB N.V., AMG N.V. en Hunter Douglas N.V. waren de bedragen in de jaarrekening in vreemde valuta (US dollar of de Britse Pond). Deze bedragen zijn tegen de wisselkoers van dat moment omgerekend naar euro’s.

De data is grotendeels gehaald uit de database Reach, de ontbrekende gegevens zijn handmatig uit jaarverslagen overgenomen. Van de ondernemingsjaren zijn er circa 200 handmatig gecompleteerd. De gegevens over de beurskoers van de ondernemingen is gehaald uit de database Datastream.

Dataset

De dataset bestaat uit Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen voor de jaren 2005 tot en met 2009. Specifieker gezegd zijn dit ondernemingen uit de AEX-, midkap- en smallcap-index en de zogenaamde ‘lokale markten’. Banken, verzekeraars en vastgoedmaatschappijen zijn uit de dataset gehaald vanwege hun afwijkende regels op het gebied van verslaggeving. In tabel 6 is beschreven welke data onderzocht zal worden.

Tabel 6: Beschrijving dataset.

Beschrijving Dataset

Ondernemingen uit de indices AEX

Midkap Smallcap Lokale markt

Jaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009

Exclusief Banken, Verzekeraars, Vastgoedondernemingen

Om een vergelijking te maken tussen cijfers uit de kredietscrisis en andere ‘normale’ jaren zijn ook de cijfers van 2005 t/m 2007 verzameld om deze te vergelijken met de jaren 2008 en 2009. Er is gekozen voor 2005 als beginjaar omdat vanaf 2005 IFRS verplicht werd ingevoerd voor beursgenoteerde ondernemingen. Dit laatste moet de vergelijkbaarheid van cijfers bevorderen. De totale dataset bestaat uit 494 ondernemingsjaren, deze zijn in tabel 7 uitgesplitst per jaar.

32

Tabel 7: Waarnemingen per jaar.

t n 2009 92 2008 99 2007 102 2006 100 2005 98 totaal 494

4.4 Beschrijvende statistiek van de variabelen

In tabel 8 staan beschrijvende kenmerken van de variabelen die als input hebben gediend om te komen tot de NDA en DA. De variabelen zijn berekend volgens het Defond en Park model (2001). De bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Tabel 8. Beschrijvende statistiek: accounting variabelen 2005-2009

N Minimum Maximum Gemiddelde Mediaan

Std. Deviatie Netto omzet 515 0 329043 4002 394 19990 Vlottende activa 538 0 83682 1473 145 6994 Kas en equivalenten 539 0 11628 319 17 1193 Vlottende passiva 537 0 76134 1046 124 4541 Korte termijn schulden 528 0 9497 218 21 853 Balanstotaal 539 0 202725 3850 464 16937

In tabel 9 staan de beschrijvende statistieken van de nettowinst, de brutowinstmarge, de geïndexeerde beurskoers, de leverage ratio, de ondernemingsgrootte en het voorkomen van een big 4 accountant. Deze laatste wordt gemeten door een dummy. Indien er gecontroleerd wordt door een big 4 accountant heeft dit de waarde 1, zo niet waarde 0. Gezien het gemiddelde 0,84 is betekent dit dat in 84% van de ondernemingsjaren de jaarrekening gecontroleerd is door een big 4 accountant. De nettowinst is in miljoenen euro’s. De beurskoers is de evolutie van het aandeel in jaar n als percentage van de beginstand. De brutowinstmarge en de leverage ratio zijn de uitkomsten van respectievelijk vergelijking 10 en 16. De grootte van de onderneming is uitgedrukt als logaritme van het balanstotaal.

33

Tabel 9. Beschrijvende statistiek: prestatie indicatoren/ controle variabelen 2005-2009.

N Minimum Maximum Gemiddelde Mediaan Std. Deviatie Nettowinst 538 -1044,00 21973,00 304,37 14,00 1844,85 Brutowinstmarge 458 -577,00 217,00 7,84 6,15 50,69 Beurskoers geindexeerd 463 -84,50 113,80 -0,01 -0,03 36,38 Leverageratio 512 0,00 16,00 0,58 0,47 0,71 Big 4 Auditor 545 0,00 1,00 0,84 1,00 0,36 Grootte 515 0,00 5,31 2,60 2,68 0,96

De beschrijvende statistiek van de DA’s per jaar staan in tabel 10. De uitschieters waarbij de DA’s hoger zijn dan 1 zijn verwijderd. Dit betrof 3 waarnemingen. Wat opvalt is dat de gemiddelde DA positief is in 2005 met 0,016. In alle opvolgende jaren is dit negatief waarbij de waarden liggen tussen -0,012 en -0,022. De standaarddeviatie ligt voor alle jaren tussen de 0,088 en 0,149. Voor alle ondernemingsjaren bij elkaar is de gemiddelde DA -0,012 met een standaarddeviatie van 0,125.

Tabel 10. Discretionaire Accruals

Jaar N Minimum Maximum Gemiddelde Mediaan

Std. Deviatie 2005 98 -,500 ,400 ,016 ,009 ,120 2006 100 -,850 ,520 -,014 -,000 ,145 2007 102 -,400 ,260 -,019 -,007 ,088 2008 99 -,440 ,690 -,022 -,012 ,117 2009 92 -,580 1,000 -,018 -,022 ,149 Alle jaren 491 -,850 1,000 -,012 -,006 ,125

In tabel 11 staan de DA’s beschreven van ondernemingsjaren met een verlies. Het valt op dat de DA’s van het jaar 2005 positief zijn. Verder valt te zien dat gezien de financiële crisis de meeste verliesgevende ondernemingsjaren uit 2008 en 2009 komen, respectievelijk 26 en 33 observaties.

Tabel 11. Discretionaire Accruals bij verlies

Jaar N Gemiddelde Mediaan Std. Deviatie

2005 11 ,084 0,040 ,122 2006 9 -,018 -0,060 ,192 2007 10 -,069 -0,047 ,174 2008 26 -,004 -0,016 ,164 2009 33 -,037 -0,034 ,096 Alle jaren 89 -,012 -0,012 ,125

34