• No results found

ONDERZOEK TOT MILIEUFFECTRAPPORTAGE

In document GEMEENTE LEDE VERZOEK TOT RAADPLEGING (pagina 38-43)

6.4.1. AANDACHTSPUNTEN VANUIT DE HUIDIGE TOESTAND VAN HET MILIEU

De elementen die de huidige toestand van het milieu in en rond het plangebied bepalen, zijn onderzocht bij de beschrijving van de bestaande juridische toestand (Hoofdstuk [ 4 ] van voorliggende nota).

Op basis van dit onderzoek en gelet op de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van dit RUP zijn er geen aandachtspunten die in rekening gebracht moeten worden bij het beschrijven en onderzoek van de mogelijke milieueffecten.

6.4.2. VERMOEDEN VAN AANZIENLIJKE MILIEUEFFECTEN

Deze screening omvat het onderzoek naar het al dan niet voorkomen van aanzienlijke milieueffecten ten gevolge van het voorgenomen plan. Het plan werd niet opgedeeld in planonderdelen. In de volgende tabel worden de mogelijke milieueffecten besproken voor de disciplines die van toepassing zijn op het planonderdeel. De te behandelen disciplines worden bepaald op basis van een vragenlijst, opgenomen in de handleiding plan-m.e.r. voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (versie 2.2, 11.08.2009).

De mogelijke effecten voor de verschillende disciplines worden als volgt beoordeeld:

/ Niet relevant

G geen effect of een zeer minimaal effect NN aanzienlijk negatief effect

N negatief effect P positief effect

PP aanzienlijk positief effect

Tabel [ 7 ] Mogelijke milieueffecten RUIMTELIJKE ORDENING

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen. Het is niet ontwikkeld als ambachtelijke zone.

▪ Het plangebied bestaat planologisch uit een ambachtelijke zone (planonderdeel A) en uit een bijhorende bufferzone (planonderdeel B)

▪ De bufferzone dient als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn, in casu woongebied en ambachtelijke zone.

▪ De ontwikkeling van de ambachtelijke zone is vanuit mobiliteits- en landschappelijk oogpunt niet wenselijk.

Beschrijving van de effecten

▪ Wegens beperkte ontsluitingsmogelijkheden en een potentiële grote impact op de open ruimte, herbestemt het RUP een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid naar een zone voor landbouw (planonderdeel A) en een zone voor natuur (planonderdeel D) .

▪ Gezien er geen sprake meer is van gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn, heeft de bufferzone haar functie verloren.

▪ Daarom wordt de zone voor buffer eveneens herbestemd naar een zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied (planonderdeel B).

▪ Aldus wordt vormt het gebied een aansluiting op het open koutergebied dat ten oosten gelegen is.

Evaluatie en beoordeling

▪ Het RUP geeft uitvoering aan één van de bindende bepalingen van P het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Lede.

Het plan heeft bijgevolg een eerder positief effect op de ruimtelijke ordening.

LANDSCHAPPEN, ONROEREND ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen. Het is niet ontwikkeld als ambachtelijke zone.

▪ Het plangebied bestaat planologisch uit een ambachtelijke zone (planonderdeel A) en uit een bijhorende bufferzone (planonderdeel B)

▪ Het plangebied grenst aan het beschermd cultuurhistorisch landschap

‘Honegem – Solegem – Sint-Apollonia’.

▪ In of in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen andere onroerend erfgoedelementen.

▪ Er is geen archeologisch erfgoed gekend in het plangebied.

Beschrijving van de effecten

▪ Het RUP herbestemt een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid en de bijhorende bufferzone naar een zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

▪ Bij een bescherming is het steeds verboden beschermde goederen te ontsieren, te beschadigen, te vernielen of andere handelingen te stellen die de erfgoedwaarde ervan aantasten. Het RUP voorziet geen activiteiten of handelingen die de erfgoedwaarde van het aangrenzende cultuurhistorisch landschap zouden aantasten.

Evaluatie en beoordeling

G

▪ Dit RUP zal geen negatieve effecten hebben op het

aangrenzende cultuurhistorische landschap gezien het hier de bestendiging van de openruimte betreft.

▪ De vigerende wetgeving archeologie is steeds van toepassing.

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op het landschap, het onroerend erfgoed of de archeologie.

MOBILITEIT

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat planologisch uit een ambachtelijke zone (planonderdeel A) en uit een bijhorende bufferzone (planonderdeel B).

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ Het plangebied genereert vandaag een minimum aan verkeersactiviteiten.

Beschrijving van de effecten

▪ Wegens beperkte ontsluitingsmogelijkheden en een potentiële grote impact op de open ruimte, herbestemt het RUP het plangebied naar een zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

▪ De herbestemming naar landbouwgebied betreft een bestendiging van de bestaande feitelijke toestand en zal bijgevolg geen impact hebben op de mobiliteit.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op de mobiliteit. G

GEZONDHEID EN VEILIGHEID

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat planologisch uit een ambachtelijke zone (planonderdeel A) en uit een bijhorende bufferzone (planonderdeel B).

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ Er bevinden zich geen Seveso-inrichtingen binnen een straal van twee kilometer van het plangebied.

Beschrijving van de effecten

▪ Door de bestendiging van de huidige landbouwactiviteiten wordt bedrijvigheid in de toekomst uitgesloten.

▪ Het RUP laat geen toekomstige bedrijvigheid toe.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op vlak van G gezondheid en veiligheid.

ENERGIE- EN GRONDSTOFFENVOORRADEN

Evaluatie en beoordeling /

▪ In de omgeving van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden.

De beoordeling van de milieueffecten op de energie- en grondstoffenvoorraden is niet relevant.

BODEM

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ De bodem binnen het plangebied bestaat uit zandleem waarvan de drainage afhankelijk is van het reliëf.

▪ Er is geen bodemverontreiniging gekend.

Beschrijving van de effecten

▪ Het RUP betreft een bestendiging van de bestaande feitelijke toestand.

Er worden geen effecten op de bodem verwacht.

Evaluatie en beoordeling

G Het plan heeft geen of zeer minimale effecten op de bodem.

WATER

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Voor de beschrijving van de bestaande toestand wordt verwezen naar onderdeel 4.2.3 ‘Watertoets’.

Beschrijving van de effecten

▪ Voor een beschrijving van de mogelijke effecten ten gevolge van het RUP wordt verwezen naar onderdeel 4.2.3 ‘Watertoets’.

Evaluatie en beoordeling

▪ Er dient sowieso rekening gehouden te worden met de vigerende G wetgeving omtrent integraal waterbeheer.

▪ De dienst Integraal Waterbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen dringt aan om bij realisatie van verharde oppervlaktes van meer

dan 1000m², bovenop de geldende verordening meer gebiedsgerichte maatregelen te nemen om het effect van deze verhardingen te milderen om zo de (versnelde) afvoer naar de waterlopen te vermijden of te beperken. Deze maatregelen houden rekening met de terreinkenmerken (bodemtextuur en grondwaterstand), de overstromingsgevoeligheid van het stroomgebied en de omvang van de verharding. Zo worden opgesomd in het provinciaal beleidskader (zie http://www.oost-vlaanderen.be/public/wonen_milieu/water/beleidskader/). Het is echter onwaarschijnlijk dat dergelijke oppervlaktes aan verharding gerealiseerd zullen worden in functie van de landbouwbestemming.

Er kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het plan geen of zeer minimale effecten teweeg brengt voor de waterhuishouding in het gebied conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer.

ATMOSFEER EN KLIMATOLOGISCHE FACTOREN

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

Beschrijving van de effecten

▪ Het RUP bestendigt de bestaande toestand. Er zullen zich geen effecten voordoen op vlak van atmosfeer en klimatologische factoren.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op vlak van G atmosfeer en klimatologische factoren

GELUID EN TRILLINGEN

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ Er zijn geen geluids- of trillingsproducerende bronnen aanwezig.

Beschrijving van de effecten

▪ Het RUP bestendigt de bestaande toestand. Er zullen zich geen effecten voordoen op vlak van geluid en trillingen.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op vlak van G geluid en trillingen.

LICHT

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ Er zijn geen lichtbronnen aanwezig.

Beschrijving van de effecten

▪ Het RUP bestendigt de bestaande toestand. Er zullen zich geen effecten voordoen op vlak van licht.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op vlak van G licht.

FAUNA, FLORA EN BIODIVERSITEIT

Beschrijving bestaande feitelijke en planologische toestand

▪ Het plangebied bestaat planologisch uit een ambachtelijke zone (planonderdeel A) en uit een bijhorende bufferzone (planonderdeel B).

▪ Het plangebied bestaat vandaag voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland, al dan niet gebruikt door de professionele landbouw, bomenrijen en kleine boscomplexen.

▪ Het plangebied is deels gelegen in Habitatrichtlijngebied BE2300044:

Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek (planonderdeel D).

▪ Het plangebied is deels aangeduid als faunistisch belangrijk gebied (indicatieve aanduiding).

▪ Het plangebied grenst aan GEN nr. 219: Valleien van de Molenbeken (Lede).

▪ Het plangebied bestaat uit biologisch minder waardevolle tot zeer waardevolle eenheden.

Beschrijving van de effecten

▪ De ambachtelijke zone wordt herbestemd naar een zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied en naar natuurgebied. Het betreft een herbestemming van een harde functie naar een openruimtefunctie wat als positief beschouwd kan worden ten aanzien van de fauna, flora en biodiversiteit.

▪ Het RUP ligt in de invloedssfeer van een speciale beschermingszone, namelijk het Habitatrichtlijngebied BE2300044: Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek. Het plan is niet rechtstreeks verbonden aan of nodig voor het beheer van de Speciale Beschermingszone. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat het plan een betekenisvolle aantasting van de Speciale Beschermingszone inhoudt gezien de beperkte oppervlakte van het plangebied in de Speciale Beschermingszone. In het zuidoosten overlapt het plangebied met deze beschermingszone immers slechts over een oppervlakte van ± 2000 m². De oppervlakte van de deelzone van dit habitatrichtlijngebied bedraagt ± 9.770.000 m². Het RUP herbestemt bijgevolg 0,02% van het Habitatrichtlijngebied. Het plangebied is bovendien gelegen aan de rand van het Habitatrichtlijngebied. Daarnaast gaat het hier om een herbestemming van een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid en KMO (harde bestemming) naar een zone voor agrarisch gebied en natuurgebied (perceel sectie C nummer 687 en 686 B) (openruimtebestemmingen). De potentiële impact op de habitats qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit is bijgevolg zeer beperkt. Ook de potentiële impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en populaties is nagenoeg verwaarloosbaar, net als de potentiële impact op de vitale factoren en het functioneren van de Speciale

Beschermingszone als ecosysteem. Ook op vlak van abiotische relaties tussen het plan en de structuur en functie van de Speciale Beschermingszone is de potentiële impact zeer beperkt. Een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of soorten uit de Speciale Beschermingszone kan bijgevolg uitgesloten worden.

Bovendien gaat het om een klein gebied op lokaal niveau zoals eerder gemotiveerd.

▪ De herbestemming van een zone voor ambacht en KMO naar natuurgebied voor de percelen 686 B en 687, gelegen in en aangrenzend aan de Habitatrichtlijn BE2300044 zorgt voor het uitsluiten van bebouwing, bestendigt de open ruimte en de natuurwaarden.

Wettelijke voorwaarden die de effecten beperken

▪ De vigerende wetgeving ontbossing en compensatie is van toepassing.

Plangeïntegreerde maatregelen

▪ Het plangebied is rijk aan kleine landschapselementen zoals bomenrijen en kleine boscomplexen. In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zal aangedrongen worden op de instandhouding van deze elementen.

Evaluatie en beoordeling

Het plan heeft bijgevolg geen of zeer minimale effecten op de fauna, G flora en biodiversiteit.

Tabel [ 8 ] geeft een globaal overzicht van de effecten voor de verschillende disciplines en de samenhang tussen de disciplines. De synthesetabel toont aan dat de effecten ten aanzien van het huidige gebruik en de huidige bestemming op elk van de disciplines te verwaarlozen zijn. De samenhang tussen de genoemde disciplines is niet in die mate relevant dat ze een aparte beschrijving en beoordeling behoeft ten opzichte van de hogergenoemde effecten. De cumulatieve effecten van de genoemde disciplines zijn immers klein tot onbestaande.

Tabel [ 8 ] Synthesetabel effecten

PLAN RUIMTELIJKE ORDENING LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE MOBILITEIT GEZONDHEID EN VEILIGHEID ENERGIE- & GRONDSTOFFENVOORRAAD BODEM WATER ATMOSFEER EN KLIMAT. FACTOREN GELUID EN TRILLINGEN LICHT FAUNA, FLORA EN BIODIVERSITEIT SAMENAHNG TUSSEN DISCIPLINES

INTEGRAAL RUP

P G G G - G G G G G G G

6.4.3. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

Uit bovenstaande paragrafen is gebleken dat er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Gezien de afstand tot de land- en gewestgrenzen wordt aangenomen dat er zich geen grensoverschrijdende effecten zullen voordoen.

In document GEMEENTE LEDE VERZOEK TOT RAADPLEGING (pagina 38-43)