GEMEENTE LEDE
VERZOEK TOT RAADPLEGING
[ RUP ] KEIBERG
DOSSIERSAMENSTELLING
Verzoek tot raadpleging
VERSIE DATUM
1 20/03/2017
2 03/07/2017
3 22/04/2020
OPDRACHTGEVER
Contactpersoon Joost Van den Steen
Adres Markt 1
9340 LEDE
Telefoon 053/60 68 40
E-mail joost.van.den.steen@lede.be
OPDRACHTHOUDER
Projectteam Alexander De Wit, Fabian Debeer, Yiqiao Wang
Adres Gentsesteenweg 1B
9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
Telefoon 053/73 74 20
E-mail alexander.de.wit@so-lva.be
INHOUDSOPGAVE
[ 1 ] INLEIDING ... 1
1.1. ALGEMEEN ... 1
1.2. AANLEIDING TOT OPMAAK EN DOELSTELLING VAN HET RUP ... 1
1.3. REIKWIJDTE ... 1
1.4. DETAILLERINGSGRAAD ... 1
[ 2 ] SITUERING VAN HET PLANGEBIED ... 2
2.1. SITUERING VAN DE GEMEENTE LEDE ... 2
2.2. SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP MESONIVEAU ... 2
2.3. SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP MICRONIVEAU, AFBAKENING & BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND ... 3
2.4. PANORAMAFOTO PLANGEBIED ... 6
[ 3 ] TOETSING TEN AANZIEN VAN HET PLANOLOGISCH KADER ... 7
3.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN... 7
3.2. PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN OOST-VLAANDEREN ... 7
3.3. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEDE ... 7
[ 4 ] BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND ... 12
4.1. PLANOLOGISCH-STEDENBOUWKUNDIG ... 12
4.2. ANDERE SECTORALE WETGEVING ... 12
4.3. WATERTOETS ... 22
[ 5 ] GEWENSTE ONTWIKKELING ZONE KEIBERG ... 30
[ 6 ] ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE ... 32
6.1. ONDERZOEK TOT SCREENINGSPLICHT... 32
6.2. VOORGENOMEN WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET GELDEND PLAN .. 33
6.3. INSCHATTING VAN DE GRADATIE VAN DE IMPACT PER PLANONDERDEEL ... 33
6.4. ONDERZOEK TOT MILIEUFFECTRAPPORTAGE ... 34
6.5. CONCLUSIE ... 39
6.6. ADVIESRONDE ... 40
LIJST VAN AFBEELDINGEN
Afbeelding [ 1 ] Situering van de gemeente Lede in de regio ... 2
Afbeelding [ 2 ] Zicht op het plangebied vanop de Solegemweg ... 6
Afbeelding [ 3 ] Gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur ... 8
Afbeelding [ 4 ] Boscomplexen en beekvalleien als (beeld)dragers van de natuurlijke structuur ... 8
Afbeelding [ 5 ] Differentiatie van het agrarisch gebied ... 9
Afbeelding [ 6 ] Versnippering van de open ruimte tegengaan ... 9
Afbeelding [ 7 ] N9 en N442 als voornaamste ontsluitingswegen en activiteitenassen van de gemeente ... 10
Afbeelding [ 8 ] Afwisseling van heuvelruggen en beekvalleien als drager van de landschappelijke structuur ... 10
Afbeelding [ 9 ] Globale gewenste ruimtelijke structuur met aanduiding van het plangebied ... 11
LIJST VAN TABELLEN
Tabel [ 1 ] Bestemmings- en uitvoeringsplannen ... 12Tabel [ 2 ] Natuur en landbouw ... 15
Tabel [ 3 ] Wegen ... 17
Tabel [ 4 ] Watertoetskaarten... 22
Tabel [ 5 ] Indicatoren inschatting van de gradatie van de impact per planonderdeel ... 34
Tabel [ 6 ] Inschatting van de gradatie van de impact van het RUP ... 34
Tabel [ 7 ] Mogelijke milieueffecten ... 35
Tabel [ 8 ] Synthesetabel effecten ... 39
LIJST VAN KAARTEN
Kaart [ 1 ] Orthofoto 2016 ...4Kaart [ 2 ] Bestaande feitelijke toestand ...5
Kaart [ 3 ] Gewestplan ...14
Kaart [ 4 ] Bodemkaart ...18
Kaart [ 5 ] Herbevestigd Agrarisch Gebied ...19
Kaart [ 6 ] Natuur ...20
Kaart [ 7 ] Biologische waarderingskaart ...21
Kaart [ 8 ] Overstromingsgevoelige gebieden ...26
Kaart [ 9 ] Infiltratiegevoelige gebieden ...27
Kaart [ 10 ] Grondwaterstromingsgevoelige gebieden ...28
Kaart [ 11 ] Erosiegevoelige gebieden ...29
Kaart [ 12 ] Concept grafisch plan ...31
[ 1 ] INLEIDING
1.1. ALGEMEEN
De gemeenteraad van Lede nam op 20 oktober 2016 de princiepsbeslissing tot de opmaak van twee gekoppelde RUP’s. Het betreft de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de herbestemming van de percelen gelegen in een zone voor bedrijvigheid, ‘Keiberg’ genaamd naar een openruimtebestemming. Hieraan gekoppeld wordt een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opgemaakt voor de uitbreiding van de KMO-zone te Oordegem.
Voorliggende nota behandelt de herbestemming van de zone voor bedrijvigheid,
‘Keiberg’ genaamd, naar een openruimtebestemming.
1.2. AANLEIDING TOT OPMAAK EN DOELSTELLING VAN HET RUP
De ambachtelijke zone ‘Keiberg’, gelegen ten zuiden van het centrum van Lede op de grens met Erpe-Mere, is slechts voor een beperkt deel ontwikkeld. De ontwikkeling van de zone zou echter een grote impact hebben op het aangrenzende waardevolle openruimtegebied. In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Lede is daarom gezocht naar een alternatieve, ruimtelijk beter geschikte locatie voor de ontwikkeling van bijkomende lokale bedrijvigheid.
Uit het locatieonderzoek is de zone gelegen achter de bestaande KMO-zone in Oordegem langs de N9 als meest geschikte alternatief naar voor gekomen. In uitvoering van het GRS krijgt de zone Keiberg een openruimtefunctie die beter aansluit op de onmiddellijke omgeving.
1.3. REIKWIJDTE
Voor het RUP Keiberg wordt de reikwijdte als volgt omschreven:
▪ De herbestemming van een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid, kleine en middelgrote ondernemingen met een oppervlakte van ± 5,5 ha en een
bijhorende bufferzone met een oppervlakte van ± 2,5 ha naar een openruimtefunctie.
1.4. DETAILLERINGSGRAAD
Het RUP Keiberg regelt de planologische bestemming en bijhorende inrichtingsvoorschriften voor het gebied. De detailleringsgraad van het RUP is hoger dan de detailleringsgraad van het gewestplan.
[ 2 ] SITUERING VAN HET PLANGEBIED
2.1. SITUERING VAN DE GEMEENTE LEDE
Het plangebied is gelegen in de gemeente Lede. De gemeente telt ongeveer 18.000 inwoners en is gelegen tussen Aalst en Wetteren. Door haar centrale ligging ten opzichte van belangrijke centrumsteden en de goede verbindingen met deze steden, is de gemeente uitgegroeid tot een belangrijk woongebied waarbij het behoud van het landelijke karakter centraal staat.
De buurgemeenten van Lede zijn Wetteren, Wichelen en Dendermonde in het noorden, Aalst in het oosten en Erpe-Mere en Sint-Lievens-Houtem in het zuiden.
De fusiegemeente Lede bestaat uit de deelgemeenten Lede, Wanzele, Impe- Papegem, Smetlede en Oordegem.
2.2. SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP MESONIVEAU
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de kern van Lede op de grens met buurgemeente Erpe-Mere. Het plangebied sluit via de Groenstraat aan op de N442, de hoofdontsluiting van de kern van Lede. In het noorden vormt de weg de verbinding met buurgemeente Wichelen, in het zuiden takt de weg aan op de N9
(Gent-Aalst) en de N46 richting Oudenaarde. Afbeelding [ 1 ] Situering van de gemeente Lede in de regio Bron: GRS Lede, 2000
2.3. SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP MICRONIVEAU, AFBAKENING & BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND
▪ KAART ORTHOFOTO 2016
▪ KAART BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND
Het plangebied is gelegen achter het woonlint langsheen Keiberg. Dit woonlint bestaat uit eengezinswoningen van diverse typologieën; er komen zowel open, halfopen als gesloten woningen voor. Langs de zuidzijde van het plangebied is een kleine cluster van bedrijven gevestigd.
Langs de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Solegemweg, een landbouwweg waarop sluipverkeer geweerd wordt door een zandbak in het midden van het tracé.
Het plangebied zelf is met uitzondering van enkele stallingen en schuilhokken grotendeels onbebouwd. Het bestaat voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met akkerland. Bomenrijen en percelen met begroeiing zorgen voor een eerder gecompartimenteerd landschap.
De afbakening van het plangebied is als volgt geconcipieerd. De noordelijke grens wordt gevormd door de Solegemweg. De oostelijke grens wordt gevormd door de grens van de zone voor ambachtelijke bedrijvigheid, kleine en middelgrote ondernemingen enerzijds en het agrarisch gebied en natuurgebied anderzijds. De zuidelijke grens wordt gevormd door het lint van bedrijven en woningen langsheen Keiberg. Er wordt hier geopteerd voor een perceelsgebaseerde afbakening. De westelijke afbakeningslijn van het plangebied is gebaseerd op de grens tussen de bufferzone en de woonzone langsheen Keiberg.
gemeentegrens
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron orthofoto: AGIV (april 2016)
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
ORTHOFOTO 2016
schaal 1 : 5000 m
0 50 100
RUP KEIBERG
LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
KEIBERG
SOLEGEMWEG
KEIBERGKERKWEG
KEIBERG
ClimaX
Van Cauter Multitechnieken
^1
^1
^1
^2
^2
^2
^1
^2
^2
^2
^2
^1
^1
^1
^1
^2
^2
^2
^2
^1
^2
^1
^1
bebossing PERCEELSKENMERKEN huiskavel
groenelement parking TERREINWAARNEMINGEN
braakliggend verharding
aantal bouwlagen en dakvorm weiland akkerland
P _ ^X X
waterloop wonen
HOOFDFUNCTIE VAN GEBOUWEN
bijgebouw handel gemeentegrens kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
wonen NEVENFUNCTIE VAN GEBOUWEN
horeca diensten
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND
schaal 1 : 3500
RUP KEIBERG
LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
0 20 40m
2.4. PANORAMAFOTO PLANGEBIED
Afbeelding [ 2 ] Zicht op het plangebied vanop de Solegemweg
[ 3 ] TOETSING TEN AANZIEN VAN HET PLANOLOGISCH KADER
3.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN
Lede is volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) gelegen in het buitengebied. Dat is het gebied waarin de open, onbebouwde ruimte overweegt.
Het buitengebied dient gevrijwaard te worden voor de structuurbepalende functies, waaronder landbouw. Hiertoe dient de versnippering van het buitengebied en de verbrokkeling van haar structuur door bebouwing en infrastructuren tegengegaan te worden. Op basis van bovenstaande elementen kan geconcludeerd worden dat de opties van voorliggend RUP inpasbaar zijn binnen de ontwikkelingsperspectieven die in het RSV zijn vastgelegd.
3.2. PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN OOST- VLAANDEREN
Volgens het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen is de gemeente Lede gelegen in het Oostelijk Rastergebied. De belangrijkste ruimtelijke principes binnen deze deelruimte zijn de volgende:
▪ Maximaal gebruik van de openruimtekamers voor de openruimtefuncties;
▪ gedeconcentreerde bundeling van het wonen in een ruimte selectie van kernen en enkele duidelijke centrale plaatsen;
▪ een verkeerssysteem vertrekkend vanuit het openbaar vervoer en gericht naar de centrale plaatsen.
De kern Lede werd als hoofddorp geselecteerd, de kernen van Oordegem, Wanzele, Smetlede en Impe zijn aangeduid als woonkernen in het buitengebied.
De N442 is aangeduid als secundaire weg type II. De weg heeft als doel het verzamelen van (sub)regionaal verkeer uit het zuidelijke deel van het rastergebied
en de ontsluiting naar het hogere wegennet met aandacht voor de doortocht in Lede. Op basis van bovenstaande elementen kan geconcludeerd worden dat de opties van voorliggend RUP inpasbaar zijn binnen de ontwikkelingsperspectieven die in het PRS zijn vastgelegd.
3.3. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEDE 3.3.1. ALGEMENE VISIE
De gemeente Lede beschikt sinds 23 oktober 2008 over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS). Het GRS vertrekt van de visie dat er zo kwalitatief mogelijk dient omgegaan te worden met de elementen van de bestaande ruimtelijke structuur. Hierbij moeten de vastgestelde potenties zoveel mogelijk versterkt worden en de knelpunten geminimaliseerd of weggewerkt worden.
3.3.2. BASISDOELSTELLINGEN EN ALGEMENE CONCEPTEN
De ruimtelijke vertaling van de visie resulteert in een aantal ruimtelijke concepten of principes. Deze concepten laten toe om projectmatig aan ruimtelijke planning te doen en dienen als houvast voor de concrete uitwerking van concrete plannen en projecten op het terrein. De bundeling van deze concepten leidt tot een gewenst ruimtelijk beeld voor Lede op mesoschaal. De ruimtelijke concepten die hier aangehaald worden moeten steeds samenhangend bekeken worden.
3.3.2.1. Gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur Lede bevat naast de woonlinten en verspreide bebouwing verscheidene kernen.
De verschillende nederzettingsvormen zijn zeer verscheiden naar morfologie, voorzieningenniveau en omgevingskenmerken. Deze verscheidenheid ligt aan de basis van een gedifferentieerde toekomstige ontwikkeling.
De kern van Lede is zowel op morfologisch vlak als op vlak van voorzieningen en diensten de grootste, en wordt naar voor geschoven als hoofddorp. Het hoofddorp wordt versterkt door de ontwikkelingsmogelijkheden op vlak van huisvesting hier zoveel mogelijk te bundelen.
De woonkernen Oordegem, Wanzele, Smetlede en Impe hebben, op het vlak van wonen, een ondersteunende functie ten aanzien van het hoofddorp. Voor de verschillende types van woonkernen wordt een genuanceerd beleid voorgesteld.
Papegem is niet geselecteerd in het PRS als woonkern en dient bestendigd te worden.
Afbeelding [ 3 ] Gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur Bron: GRS Lede, 2000
3.3.2.2. De boscomplexen en de beekvalleien als (beeld)dragers van de natuurlijke structuur
De boscomplexen en de beekvalleien zijn erkend omwille van hun ecologisch belang. Zij zijn evenzeer structurerend op gemeentelijk niveau als op bovenlokaal niveau. Beide structuren dienen behouden te worden en waar wenselijk hersteld en versterkt.
De beekvalleien dienen maximaal gevrijwaard te worden van bebouwing.
De bosstructuur en graslanden worden versterkt. Voor de boscomplexen moet gezocht worden naar uitbreidingsmogelijkheden, in verwevenheid met de land- en tuinbouwbedrijven met een belangrijk aandeel boomkwekerijen, die hun ontwikkelingsmogelijkheden ten volle moeten kunnen benutten.
Afbeelding [ 4 ] Boscomplexen en beekvalleien als (beeld)dragers van de natuurlijke structuur
Bron: GRS Lede, 2000
3.3.2.3. Differentiatie van het agrarisch gebied
Het agrarisch gebied in Lede kan duidelijk gedifferentieerd worden op basis van de teeltstructuur en landschappelijke en ecologische kenmerken.
Het doel van dit concept is het maximaal behoud van deze gave openruimtegebieden, en een maximale ontplooiing van de agrarische sector, rekening houdend met de karakteristieken en de draagkracht van de gebieden. Per gebiedscategorie worden er zo nodig andere mogelijkheden en beperkingen naar voren geschoven ten aanzien van bestaande, nieuwe en leegstaande landbouwbedrijven.
Afbeelding [ 5 ] Differentiatie van het agrarisch gebied Bron: GRS Lede, 2000
3.3.2.4. Verdere versnippering van de open ruimte tegengaan
Door de sterke verlinting komen in Lede geen grote aaneengesloten open ruimten meer voor. Daarom dienen de resterende open ruimtekamers achter de woonlinten gevrijwaard te worden voor de structuurbepalende functies van het buitengebied zoals natuur en landbouw.
Afbeelding [ 6 ] Versnippering van de open ruimte tegengaan Bron: GRS Lede, 2000
3.3.2.5. De N9 en de N442 als voornaamste ontsluitingswegen en activiteitenassen van de gemeente
De N9 en de N442 zorgen respectievelijk voor de ontsluiting van Oordegem en Lede naar de E40. Beide activiteitenassen zullen opnieuw ingericht worden zodat het een aangename en veilige doortocht is voor elke weggebruiker.
Deze doorgaande verbindingsassen vormen bovendien de voornaamste activiteitenassen in de gemeente. Langs de N442 ligt de KMO- en handelszone Heiplas en de recreatiepool ‘De Ommegang’. Ook het plangebied is langs deze verbindingsas gelegen.
Afbeelding [ 7 ] N9 en N442 als voornaamste ontsluitingswegen en activiteitenassen van de gemeente
Bron: GRS Lede, 2000
3.3.2.6. De afwisseling van heuvelruggen en beekvalleien als drager van de landschappelijke structuur
Het landschap in Lede is van oudsher gedomineerd door de drie zuidwest- noordoost gerichte heuvelruggen die van elkaar gescheiden zijn door de groene valleien van de Molenbeek en de Wellebeek.
Deze topografie ligt aan de basis van de afwisseling van hoger gelegen open akkers (kouters) en gesloten valleien met weiland, bosjes en bomenrijen (bulken). Hoewel dit traditionele landschap de laatste decennia belangrijke verstoringen en nivelleringen onderging, is het op sommige plaatsen nog duidelijk herkenbaar.
De sequentie van heuvelruggen en beekvalleien zal dan ook in de toekomst een richtinggevend kader zijn voor de gewenste ontwikkeling van de functies in het buitengebied zoals natuur, landbouw, bos, recreatie en wonen. Bovendien zijn ze sturend voor de ontwikkeling van kleine landschapselementen.
Afbeelding [ 8 ] Afwisseling van heuvelruggen en beekvalleien als drager van de landschappelijke structuur
Bron: GRS Lede, 2000
3.3.3. GLOBALE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
Afbeelding [ 9 ] Globale gewenste ruimtelijke structuur met aanduiding van het plangebied Bron: GRS Lede, 2000
Het plangebied is gelegen in één van de openruimtekamers die Lede kenmerkt. Met voorliggend planinitiatief wordt uitvoering gegeven aan één van de basisdoelstellingen van het GRS, namelijk het behoud van het gave openruimtegebied. Bovendien is de opmaak van een RUP voor deze zone opgenomen als bindende bepaling in het GRS.
Er kan bijgevolg geconcludeerd worden dat de opties van voorliggend RUP inpasbaar zijn binnen de ontwikkelingsperspectieven die in het GRS zijn vastgelegd.
[ 4 ] BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND
4.1. PLANOLOGISCH-STEDENBOUWKUNDIG 4.1.1. BESTEMMINGS- EN UITVOERINGSPLANNEN
▪ KAART GEWESTPLAN
Tabel [ 1 ] Bestemmings- en uitvoeringsplannen BESTEMMINGS- EN
UITVOERINGSPLANN E
BINNEN PLANGEBIED GRENZEND AAN PLANGEBIED Gewestplan Gewestplan Aalst – Ninove –
Geraardsbergen – Zottegem (KB 30/05/1978, gewijzigd 13/09/1995)
▪ Zone voor ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote ondernemingen
▪ Zone voor buffer
Gewestplan Aalst – Ninove – Geraardsbergen – Zottegem (KB 30/05/1978, gewijzigd 13/09/1995)
▪ Woongebied
▪ Zone voor ambachtelijke bedrijvigheid, kleine en middelgrote
ondernemingen
▪ Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
▪ Agrarisch gebied
▪ Natuurgebied
BPA/APA Geen Geen
Gewestelijk RUP Geen Geen
Provinciaal RUP Geen Geen
Gemeentelijk RUP Geen Geen
4.1.1.1. Gewestplan
Het plangebied is gelegen binnen het gewestplan Aalst-Ninove-Geraardsbergen- Zottegem. Het plangebied bestaat uit een zone voor ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote ondernemingen en een zone voor buffer ten aanzien van het woonlint langsheen Keiberg.
4.2. ANDERE SECTORALE WETGEVING 4.2.1. ONROEREND ERFGOED
Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet de vaststelling van vijf inventarissen:
▪ de inventaris van het bouwkundig erfgoed;
▪ de landschapsatlas;
▪ de inventaris van de archeologische zones;
▪ de inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde;
▪ de inventaris van historische tuinen en parken.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen geïnventariseerd en vastgesteld onroerend erfgoed. Geïnventariseerd onroerend erfgoed is opgenomen in een wetenschappelijke inventaris. Zo’n opname heeft geen rechtsgevolgen. Het goed wordt enkel beschreven en gedocumenteerd. Vastgesteld onroerend erfgoed is opgenomen in de inventaris én via een juridische procedure ‘vastgesteld’. Bij een vastgesteld item moet de overheid, eigenaar of beheerder rekening houden met bepaalde rechtsgevolgen, die verschillen naargelang de inventaris.
Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet daarnaast vier mogelijke beschermingsstatuten:
▪ een beschermd monument;
▪ een beschermd cultuurhistorisch landschap;
▪ een beschermd stads- of dorpsgezicht;
▪ een beschermde archeologische site.
Het plangebied grenst aan het beschermd cultuurhistorisch landschap ‘Honegem – Solegem – Sint-Apollonia’.
Het door de Molenbeek doorsneden gebied Honegem – Solegem omvat een grote verscheidenheid aan landschapselementen met een grote floristische verscheidenheid tot gevolg. Het landschap wordt gekenmerkt door een afwisseling van graslanden, akkers en bossen. Het veen in de Honegemdepressie werd als turf gewonnen. Aan de rand van het gebied komen enkele hoeven en een watermolen voor.
Het beschermingsdossier motiveert de bescherming als volgt:
Natuurwetenschappelijke waarde:
▪ floristische waarde: De verscheidenheid van de onderzochte landschapselementen, met name populierenbos, gemengd loofbos, hakhout, houtwallen, hooiland, grasland, moeras, … en de ligging van het gebied op de overgang van de leemstreek naar de zandleemstreek resulteren in een grote floristische diversiteit. Daarnaast werden een betrekkelijk groot aantal soorten aangetroffen die zeldzaam tot vrij zeldzaam zijn voor ons land: addertong, bosvogelmuur, zachte duizendknoop, bosveldkers, wegedoorn, reuzenbalsemien, pijptorkruid, bosvergeet-mij-nietje, rivierhelmkruid, rode waterereprijs, draadereprijs, schildereprijs, knikkend tandzaad, groengele zegge, valse ciperzegge, veelwortelig kroos, bosgeelster, breedbladige orchis en welriekende ganzenvoet. Van deze soorten worden onder andere bosveldkers, draadereprijs, schildereprijs en bosgeelster op verscheidene plaatsen in grote aantallen aangetroffen. De volgende in de plantenlijst vermelde soorten werden beschermd bij koninklijk besluit van 16 februari 1976:
duizendguldenkruid, breedbladige orchis en breedbladige wespenorchis.
▪ faunistische waarde: Het voorgesteld gebied is belangrijk als broed-, foerageer- en rustgebied voor talrijke vogelsoorten. Het voorgesteld gebied - vooral Honegem sensu strictu - herbergt vrij zeldzame broedvogels zoals dodaars, meerkoet, zomertaling, torenvalk, waterral, ransuil en ijsvogel.
Het voorkomen van volgende amfibieën wordt vermeld: groene kikker, bruine kikker, pad, vinpootsalamander en kleine watersalamander.
▪ geomorfologische waarde: De Honegemdepressie zou ontstaan zijn door de laterale erosie van de Molenbeek. De meanders die hierdoor ontstonden breidden zich breed uit, sommige van deze meanders werden afgesneden.
Het is waarschijnlijk dit laatste dat zich hier heeft voorgedaan. Tijdens het atlanticum werd in de brede dalbodem heel wat klei afgezet, tegelijkertijd greep een verlandingsproces plaats. Eerst ontstond er laagveen, daarna hoogveen.
Historische waarde:
Het veen in de Honegemdepressie kwam in historische tijden (vanaf 1741) voor turfsteken in aanmerking. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog deed men in het gebied aan vlascultuur. Dit had - net zoals de turfwinning - zijn invloed op het landschap: nog altijd zijn de rootputten die gebruikt werden voor het roten van vlas te zien, althans bij laagwaterstand.
Esthetische waarde:
Het landschap is licht golvend en wordt doorsneden door de Molenbeek die een diepe vallei heeft uitgeschuurd en tevens de oorzaak is van het ontstaan van de Honegemdepressie. Naast open kouters vinden we in het gebied meer kleinschalige delen. Gemengde loofbosjes, populierenbosjes, hakhout, houtwallen, hooi- en graaslanden, … wisselen elkaar af. Kleine kronkelende wegeltjes doorkruisen het gebied. De landelijke bebouwing is geconcentreerd in de gehuchten gelegen aan de rand van het gebied. Het landschap in zijn geheel kan beschouwd worden als een vrij gaaf gebleven gebied.
natuurgebied N
T
woongebied met landelijk karakter gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO's
landschappelijk waardevol agrarisch gebied
gebied voor dagrecreatie GEWESTPLAN
woongebied
agrarisch gebied gemeentegrens
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
bufferzone LEGENDE
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
Opmerking: de projectie van het GRB op het gewestplan is slechts een eigen interpretatie en heeft enkel een informatieve waarde
GEWESTPLAN
schaal 1 : 5000
RUP KEIBERG
m
0 50 100
4.2.2. NATUUR EN LANDBOUW
▪ BODEMKAART
▪ KAART HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED
▪ KAART NATUUR
▪ BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART
Tabel [ 2 ] Natuur en landbouw NATUUR EN
LANDBOUW
BINNEN PLANGEBIED GRENZEND AAN PLANGEBIED
Bodem Zandleem Zandleem
Herbevestigd agrarisch gebied (HAG)
Nee Nee
Speciale
beschermingszones
Habitatrichtlijngebied BE2300044: Bossen van het zuidoosten van de
zandleemstreek
Habitatrichtlijngebied BE2300044: Bossen van het zuidoosten van de
zandleemstreek Vlaams ecologisch
netwerk (VEN)
Nee GEN nr. 219: Valleien van de
Molenbeken (Lede) Biologische
waarderingskaart
Biologisch minder tot zeer waardevol. Een beperkt deel van het plangebied is tevens aangeduid als faunistisch belangrijk gebied.
Biologisch minder tot zeer waardevol. Een beperkt deel van het plangebied is tevens aangeduid als faunistisch belangrijk gebied.
4.2.2.1. Bodemkaart
De gemeente Lede wordt gekenmerkt door zandleemgronden waarvan de drainage bepaald wordt door het reliëf. De bodem in het plangebied bestaat uit natte zandleembodem zonder profiel centraal in het plangebied. In noord- en zuidrichting gaat dit over naar matig droge zandleembodem zonder profiel tot droge zandleembodem met textuur B horizont (bron: DOV Bodemverkenner).
4.2.2.2. Herbevestigd agrarisch gebied (HAG)
In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Op 8 mei 2009 keurde de Vlaamse Regering de visie en de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 29.000ha agrarisch gebied (HAG) goed. Het grondgebied van Lede valt binnen de regio Schelde-Dender, deelruimte 3 Land van Wetteren-Lede. Het plangebied is niet gesitueerd in een herbevestigd agrarisch gebied.
4.2.2.3. Speciale beschermingszones
Artikel 36ter van het decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk milieu (decreet Natuurbehoud) bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aanwezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409/EEG van 2 februari 1979) en de Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992). De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De gebieden die vallen onder de richtlijnen moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura 2000 genoemd.
De Vogelrichtlijn bevat een lijst van zeldzame of bedreigde vogelsoorten. Voor deze vogelsoorten en voor belangrijke overwinteringsgebieden van trekvogels moeten speciale beschermingszones (vogelrichtlijngebieden) worden aangewezen. In Lede komen geen vogelrichtlijngebieden voor. Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied bevindt zich noordelijk langsheen de Schelde in buurgemeenten Wetteren, Wichelen en Berlare op een tweetal kilometer in vogelvlucht van noordelijke grens van Lede.
In de Habitatrichtlijn staat de bescherming van natuurlijke en half-natuurlijke habitats centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Ze worden bovendien verdeeld over verschillende biogeografische regio's en in prioritaire en niet-prioritaire soorten.
Ook voor Habitatrichtlijn moeten speciale beschermingszones (habitatrichtlijngebieden) worden aangewezen.
Het plangebied is in het zuidoosten voor een klein gedeelte gesitueerd in het Habitatrichtlijngebied BE2300044: Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek. Op de biologische waarderingskaart staat het gebied gekarteerd als een populierenbestand op vochtige bodem met ondergroei van kruiden of ruigtevegetatie in combinatie met een alluviaal elzen-essenbos.
Art. 3. § 1 van het Besluit vermeldt de desbetreffende habitats van bijlage I van het Natuurdecreet, met vermelding van hun Natura 2000-code, waarbij het teken "*"
aangeeft dat het een prioritaire habitat betreft in de zin van de Habitatrichtlijn:
1° 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten;
2° 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen;
3° 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition;
4° 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix;
5° 4030 Droge Europese heide;
6° 6230* Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa);
7° 6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion);
8° 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones;
9° 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis);
10° 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion);
11° 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum;
12° 9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken- haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli;
13° 91E0* Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno- Padion, Alnion incanae, Salicion albae).
Het gebied wordt als speciale beschermingszone aangewezen voor de onderstaande soorten van bijlage II van het Natuurdecreet:
1° Kruipend moerasscherm - Apium repens;
2° Meervleermuis - Myotis dasycneme;
3° Bittervoorn - Rhodeus sericeus amarus;
4° Kamsalamander - Triturus cristatus.
4.2.2.4. Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is een samenhangend en georganiseerd geheel van de belangrijkste (bestaande of nieuwe) natuur- en bosgebieden, waarin een specifiek beleid inzake het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur wordt uitgevoerd via beschermingsmaatregelen. Het bestaat uit de Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO).
Momenteel is zo’n 86.800 ha VEN-gebied vastgesteld.
Het plangebied grenst in het zuidoosten aan het GEN nr. 219: Valleien van de Molenbeken (Lede).
4.2.2.5. Biologische waarderingskaart
De biologische waarderingskaart (versie 2, 2014), is een inventaris opgemaakt door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en geeft een indicatie van de biologische waardering van de karteringseenheid op basis van de criteria biotoopzeldzaamheid, biologische kwaliteit, algemene kwetsbaarheid en
vervangbaarheid. De biologische waarderingskaart kan een goede inschatting geven of de (groene) gewestplanbestemming nog steeds adequaat is op een specifiek perceel.
Het plangebied bestaat uit verschillende karteringseenheden die biologisch waardevol tot zeer waardevol zijn. In het noorden van het plangebied bevindt zich een soortenrijk permanent cultuurgrasland en een bomenrij met dominantie van (al dan niet geknotte) wilg. Het gedeelte van het perceel in het zuiden van het plangebied dat aangeduid is als biologisch zeer waardevol betreft een populierenbestand op vochtige bodem met ondergroei van kruiden of ruigtevegetatie in combinatie met een alluviaal elzen-essenbos. Dit gebied is tevens aangeduid als faunistisch waardevol gebied (indicatieve aanduiding). Het zuidelijk gelegen complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle zones bestaat uit een soortenarm permanent cultuurgrasland, een bomenrij met dominantie van (al dan niet geknotte) wilg en een hoogstamboomgaard.
4.2.3. ONTSLUITING
Tabel [ 3 ] Wegen
WEGEN BINNEN PLANGEBIED GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gewestwegen Geen Geen
Buurtwegen Voetweg nr. 160 Voetweg nr. 160 Buurtweg nr. 84
antropogeen
vochtig zandleem BODEMKAART
droge zandleem gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
natte klei natte zandleem
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
BODEMKAART
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
nr27: landbouwgebied tussen Erondegem en Lede nr28: landbouwgebied tussen Lede, Wichelen, Appels en Hofstade
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: Departement Ruimte Vlaanderen Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
nr. 27
nr. 28
habitatrichtlijnengebied
VEN - gebieden NATUUR
gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
BE2300044 'bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek'
219 'de valleien van de Molenbeken'
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
NATUUR
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
BE2300044 219
faunistisch belangrijke gebieden complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch minder waardevol complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen
complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen
biologisch zeer waardevol biologisch waardevol BIOLOGISCHE WAARDERING
gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
4.3. WATERTOETS
▪ KAART OVERSTROMINGSGEVOELIGE GEBIEDEN
▪ KAART INFILTRATIEGEVOELIGE GEBIEDEN
▪ KAART GRONDWATERSTROMINGSGEVOELIGE GEBIEDEN
▪ KAART EROSIEGEVOELIGE GEBIEDEN
De watertoets is een instrument waarmee de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma inschat welke de impact ervan is op het watersysteem.
4.3.1. TOETSING
Het plangebied behoort tot het Denderbekken. Het plangebied is niet gelegen in een signaalgebied. De watertoetskaarten geven voor het plangebied de volgende aspecten weer:
Tabel [ 4 ] Watertoetskaarten
THEMATISCHE KAART PLANGEBIED
Waterlopen O5028a
Overstromingsgevoelig (versie 2014) Mogelijk
overstromingsgevoelig langsheen de beekloop
Infiltratiegevoelig Ja, behalve in de beekvallei
Grondwaterstromingsgevoelig Matig gevoelig tot zeer gevoelig in de beekvallei
Erosiegevoelig Ja, voornamelijk in het
noorden van het plangebied
Winterbed /
Hellingenkaart 0,5 – 5%
4.3.2. WATERLOPEN
Het plangebied wordt in oost-westelijke richting doorsneden door een waterloop van tweede categorie (O5028a), beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen.
Volgende wetgeving is van toepassing op deze waterloop:
▪ Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28-12-1967 art. 17 § 1 en 2 dat stelt dat aangelanden van de waterlopen verplicht zijn, zonder recht op schadevergoeding binnen een strook van 5m:
o Doorgang te verlenen aan de waterloopbeheerder;
o Op hun eigendommen de maai- en ruimingspecie te aanvaarden afkomstig uit de waterloop, voor zover deze producten niet schadelijk zijn voor het milieu;
o Werktuigen en materialen nodig voor het uitvoeren van werken aan de waterloop te laten plaatsen.
▪ Provinciaal reglement 27-05-1955 art. 15 dat stelt dat het verboden is beplantingen, bouwwerken of herstellingen aan geklasseerde waterlopen binnen een strook van 3m vanaf hun uiterste boord uit te voeren zonder voorafgaande toelaten van het gemeentebestuur;
Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28-12-1967 art. 12 en 14 die stellen dat buitengewone werken van verbetering of wijziging aan geklasseerde waterlopen maar mogen uitgevoerd worden na machtiging van de Deputatie.
4.3.3. BEOORDELING VAN DE EFFECTEN OP HET WATERSYSTEEM
4.3.3.1. Wijziging van het overstromingsregime
Voorliggend RUP beperkt het bouwen van nieuwe constructies en het aanleggen van verhardingen binnen het plangebied. Hierdoor zal minder ‘overstroombare ruimte’ ingenomen kunnen worden wat een gunstig effect heeft op het waterbergend vermogen van het gebied.
De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater dient te worden nageleefd. Rekening houdende met deze stedenbouwkundige verordening die ook van toepassing zijn op de werken die in
verdere uitvoering van het ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen uitgevoerd worden, zal de mogelijke impact op de waterhuishouding beperkt blijven.
4.3.3.2. Wijziging van de infiltratie- en afstromingshoeveelheid
Het plangebied ligt niet binnen een beschermingszone in het kader van een grondwaterwinning.
De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont dat het plangebied grotendeels infiltratiegevoelig is wat inhoudt dat het gebied theoretisch geschikt is voor infiltratie van hemelwater in de bodem.
Voorliggend RUP beperkt bijkomende bebouwing en verharding ten opzichte van de vroegere planologische bestemming waardoor de infiltratiehoeveelheid kan toenemen en de afstromingshoeveelheid beperkt wordt. Om mogelijke effecten op het watersysteem te verhelpen, dienen een aantal maatregelen genomen te worden:
▪ Stedenbouwkundige aanvragen na inwerkingtreding van voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan dienen minstens te voldoen aan de vigerende gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
▪ vanuit de dienst Integraal Waterbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen wordt aangedrongen om bij realisatie van verharde oppervlaktes van meer dan 1000m², bovenop de geldende verordening meer gebiedsgerichte maatregelen te nemen om het effect van verhardingen te milderen om zo de (versnelde) afvoer naar de waterlopen te vermijden of te beperken. Deze maatregelen houden rekening met de terreinkenmerken (bodemtextuur en grondwaterstand), de overstromingsgevoeligheid van het stroomgebied en de omvang van de verharding. Zo worden opgesomd in het provinciaal beleidskader (zie http://www.oost-
vlaanderen.be/public/wonen_milieu/water/beleidskader/) ;
4.3.3.3. Wijziging van het erosiegedrag
Het plangebied is grotendeels erosiegevoelig, voornamelijk in het noorden van het plangebied. Volgens de potentiële bodemerosiekaart per perceel 2017 is de totale erosie echter laag (geel) tot zeer laag (groen). Gelet op de bestemming worden geen grote ingrepen op het reliëf voorzien. Indien dit nodig blijkt, kunnen erosiebestrijdende maatregelen genomen worden.
Afbeelding [ 10 ] Potentiële bodemerosiekaart per perceel 2017 (bron: DOV Bodemverkenner)
4.3.3.4. Wijziging van de grondwaterstroming
Met grondwaterstroming wordt de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming van kwel bedoeld. Voor de watertoets is de ondiepe grondwaterstroming van belang. Deze stroming kan immers beïnvloed of verstoord worden door ondergrondse constructies.
Het plangebied is gelegen in een zone die matig tot zeer gevoelig is voor grondwaterstroming. Gelet op de geplande invulling van het gebied, kan worden aangenomen de kritische grenswaarden (diepte en lengte van constructies) niet overschreden zullen worden zodat geen nadelige effecten zullen ontstaan.
4.3.3.5. Wijziging van het oppervlakte- en grondwater
De discipline grond- en oppervlaktewater valt uiteen in twee sub-disciplines, namelijk de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
4.3.3.5.1. Wijziging van de grond- en oppervlaktewaterhuishouding Volgens de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA) maakt het plangebied deel uit van het Denderbekken.
Er kan gesteld worden dat de uitvoering van het ruimtelijk uitvoeringsplan zal resulteren in een afname van de potentiële bebouwing en verhardingen. Er kan er gesteld worden dat er geen sprake zal zijn van een negatief effect op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding.
4.3.3.5.2. Wijziging van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied. Er kan verwacht worden dat de bestemming van het ruimtelijk uitvoeringsplan geen activiteiten zullen voortbrengen die een significante invloed hebben op de kwaliteit van het watersysteem.
Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) is het plangebied niet aangesloten op een riolering.
4.3.4. CONCLUSIE
Er kan gesteld worden dat voorliggend plan geen significante nadelige effecten zal hebben op het watersysteem.
effectief overstromingsgevoelig OVERSTROMINGSGEVOELIGHEID
niet overstromingsgevoelig
mogelijk overstromingsgevoelig gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
WATERLOPEN
O5028 Zwartengracht O5028a
geklasseerde waterloop
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
OVERSTROMINGSGEVOELIGE GEBIEDEN 2014
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
O5028a
O5028 O5028a
infiltratiegevoelig INFILTRATIEGEVOELIGHEID
niet infiltratiegevoelig gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
WATERLOPEN
O5028 Zwartengracht O5028a
geklasseerde waterloop
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
INFILTRATIEGEVOELIGE GEBIEDEN
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
O5028a
O5028 O5028a
matig gevoelig voor grondwaterstroming GRONDWATERSTROMINGSGEVOELIGHEID
zeer gevoelig voor grondwaterstroming gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
WATERLOPEN
O5028 Zwartengracht O5028a
geklasseerde waterloop
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
GRONDWATERSTROMINGSGEVOELIGE GEBIEDEN
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B 9520 SINT-LIEVENS-HOUTEM
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
O5028a
O5028 O5028a
niet erosiegevoelig
erosiegevoelig EROSIEGEVOELIGHEID
gemeentegrens
bestaande bebouwing
kadastrale percelen grens plangebied REFERENTIE
WATERLOPEN
O5028 Zwartengracht O5028a
geklasseerde waterloop
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Bron: GDI - Vlaanderen
Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
EROSIEGEVOELIGE GEBIEDEN
schaal 1 : 5000 LEGENDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
m
0 50 100
RUP KEIBERG
O5028a
O5028 O5028a
[ 5 ] GEWENSTE ONTWIKKELING ZONE KEIBERG
▪ KAARTCONCEPTGRAFISCHPLAN
Zoals het GRS aangeeft, is een herbestemming van het noordelijke deel van de ambachtelijke zone Keiberg naar agrarisch gebied aangewezen. De bufferzone ten westen van de ambachtelijke zone in de richting van de woningen langsheen Keiberg, verliest door deze herbestemming zijn functie. Er wordt daarom geopteerd om ook deze zone te herbestemmen naar agrarisch gebied.
Opdat één planologisch geheel gevormd wordt met het oostelijk gelegen agrarische gebied, wordt het gebied herbestemd naar landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Op deze manier gelden dezelfde voorschriften voor het hele aaneengesloten koutergebied. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor het zuidoostelijke deel van het plangebied dat grenst aan het Habitatrichtlijngebied
“Bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek” BE2300044. Dit deel is volgens de natura 2000 habitatkaart gekend als een Europees beschermd bostype (91E0 Beekbegleidend vogelkers – essenbos en essen-iepenbos). Het betrokken perceel ligt bovendien in zoekzone wat betekent dat het voorlopig voorbehouden is voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken speciale beschermingszone. Het betrokken perceel ligt bovendien in zoekzone wat betekent dat het voorlopig voorbehouden is voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken speciale beschermingszone. In de nota is sprake dat het habitatrichtlijngebied herbestemd wordt naar agrarisch gebied. Gezien de actuele biologische waarde (zowel volgens de biologische waarderingskaart en natura 2000 habitatkaart) moet dit perceel als natuurgebied bestemd worden. Hierdoor wordt uitvoering gegeven aan de bestaande situatie en natuurdoelen.
Perceel Lede 1ste afdeling, sectie C nummer 687 grenst aan het plangebied en sluit aan bij perceel 686 B. Dit perceel kent dezelfde kartering volgens de natura 2000 habitatkaart. Tijdens het verdere verloop van het planningsproces zal verder onderzocht worden hoe het landschappelijk waardevol agrarisch gebied en natuurgebied het best geïntegreerd worden.
In het noorden wordt het deel van de Solegemweg dat in ambachtelijke zone was gesitueerd in een geëigende bestemming gelegd.
Het betreft hier een concept grafisch plan. Op basis van voortschrijdende inzichten kan het grafisch plan nog beperkt gewijzigd worden. De uitgangsprincipes waarop het plan gesteund is, blijven uiteraard behouden.
KEIBERG
SOLEGEMWEG
KEIBERGKERKWEG
KEIBERG
landschappelijk waardevol agrarisch gebied BESTEMMINGEN
gemeentegrens bestaande bebouwing grens plangebied REFERENTIE
zone voor openbare wegenis kadastrale percelen
waterloop (indicatief, in overdruk) natuurgebied
LEGENDE
D:\GISBESTANDEN\LOGOS\SOLVA_logo.jpg
Gemeentebestuur Lede Markt 1
9340 LEDE
SOLVA Gentsesteenweg 1B
PROVINCIE OOST- VLAANDEREN GEMEENTE LEDE
OPDRACHTHOUDER OPDRACHTGEVER
D:\GISBESTANDEN\LOGOS\LEDE_logo.jpg
Bron onderlegger: GRB, AGIV (december 2016) Opmerking: de afmetingen in dit plan zijn slechts een benadering. Dit plan is geen topografische opmeting.
Opmerking: de projectie van het GRB op het gewestplan is slechts een eigen interpretatie en heeft enkel een informatieve waarde
CONCEPT GRAFISCH PLAN
schaal 1 : 3000
RUP KEIBERG
m
0 30 60
[ 6 ] ONDERZOEK TOT
MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
6.1. ONDERZOEK TOT SCREENINGSPLICHT
Bij dit onderzoek tot screeningsplicht wordt nagegaan of het plan al dan niet van rechtswege onderworpen is aan de plan-MER-plicht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee groepen van plannen en programma’s:
Groep A
Plannen en programma’s, of de wijzigingen ervan, die tegelijkertijd:
▪ Betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (een RUP voldoet per definitie aan deze voorwaarde);
▪ een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor één of meerdere projecten die worden opgesomd in bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004;
▪ een kader vormen voor projecten die niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden.
Het RUP heeft betrekking op landbouw en biedt mogelijks het kader voor de inrichting van functies of activiteiten die het kader vormen voor vergunningen aangaande projecten opgesomd in bijlage I, II of III, meer bepaald rubriek 1
‘landbouw, bosbouw en aquacultuur’ van bijlage III kan mogelijks van toepassing zijn. Het RUP regelt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Het betreft een terrein van ± 5,5 ha dat momenteel is aangeduid als ambachtelijke zone en een bijhorende bufferzone van ± 2,6 ha. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 0,27% van de oppervlakte van de gemeente Lede. Gezien de doelstelling van het RUP, zijnde de herbestemming naar hoofdzakelijk agrarisch
gebied – wat de bestendiging van de huidige functie inhoudt – kan gesteld wordt dat dit gaat om een gebied dat functioneert op lokaal niveau.
Groep B
Plannen en programma’s, of de wijzigingen ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is. Een passende beoordeling moet worden opgemaakt wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan:
▪ Het voorgenomen plan heeft niet te maken met het beheer van een speciale beschermingszone (SBZ);
▪ op basis van de voortoets kan een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of soorten uit de SBZ niet worden uitgesloten;
▪ het gaat niet om een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging.
Het RUP ligt in de invloedssfeer van een speciale beschermingszone, namelijk het Habitatrichtlijngebied BE2300044: Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek. Het plan is niet rechtstreeks verbonden aan of nodig voor het beheer van de Speciale Beschermingszone. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat het plan een betekenisvolle aantasting van de Speciale Beschermingszone inhoudt gezien de beperkte oppervlakte van het plangebied in de Speciale Beschermingszone. In het zuidoosten overlapt het plangebied met deze beschermingszone immers slechts over een oppervlakte van ± 2000 m². De oppervlakte van de deelzone van dit habitatrichtlijngebied bedraagt ± 9.770.000 m². Het RUP herbestemt bijgevolg 0,02% van het Habitatrichtlijngebied. Het plangebied is bovendien gelegen aan de rand van het Habitatrichtlijngebied.
Daarnaast gaat het hier om een herbestemming van een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid en KMO (harde bestemming) naar een zone voor agrarisch gebied natuur (openruimtebestemming). De potentiële impact op de habitats qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit is bijgevolg zeer beperkt gunstig. Ook de potentiële impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en populaties is positief, net als de potentiële impact op de vitale factoren en het functioneren van de Speciale Beschermingszone als
ecosysteem. Ook op vlak van abiotische relaties tussen het plan en de structuur en functie van de Speciale Beschermingszone is de potentiële impact positief. Een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of soorten uit de Speciale Beschermingszone kan bijgevolg uitgesloten worden. Bovendien gaat het om een klein gebied op lokaal niveau zoals eerder gemotiveerd.
Bijgevolg wordt geoordeeld dat er overeenkomstig het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu geen passende beoordeling vereist is.
6.1.1. CONCLUSIE
Het onderzoek tot screeningsplicht heeft uitgewezen dat voor dit RUP geen plan- MER van rechtswege noodzakelijk is. Het RUP vormt weliswaar mogelijk het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004, maar het RUP regelt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is bijgevolg screeningsgerechtigd.
6.2. VOORGENOMEN WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET GELDEND PLAN
6.2.1. NULSCENARIO
Het nulscenario houdt in dat de zone voor ambachtelijke bedrijvigheid, kleine en middelgrote ondernemingen behouden blijft op de huidige locatie. Omwille van (i) de landschappelijke impact op het overwegend onbebouwde landschap ten oosten van het plangebied en (ii) de minder goede ontsluitingsmogelijkheden van het plangebied via lokale woonstraten, wordt het nulscenario niet verder weerhouden.
6.2.2. PLANONDERDELEN
Een planonderdeel is een gedeelte van het grafisch plan van het RUP waarvoor het volgende geldt:
▪ Het verschil tussen de mogelijkheden van het geldende verordenende plan en de mogelijkheden van het voorgenomen plan is voor heel het planonderdeel gelijk;
▪ de verhouding tussen de bestaande toestand en de mogelijkheden uit het voorgenomen RUP is voor heel het planonderdeel gelijk.
In voorliggend RUP kunnen drie planonderdelen onderscheiden worden, namelijk:
▪ Planonderdeel A: de herbestemming van een zone aangeduid op het gewestplan als ambachtelijke zone naar een zone voor landbouw aangeduid op het grafisch plan als deelzone A;
▪ Planonderdeel B: de herbestemming van een zone aangeduid op het gewestplan als bufferzone naar een zone landbouw aangeduid op het grafisch plan als deelzone B;
▪ Planonderdeel C: de herbestemming van een zone aangeduid op het gewestplan als ambachtelijke zone naar een zone voor wegenis op het grafisch plan aangeduid als deelzone C.
▪ Planonderdeel D: de herbestemming van een zone aangeduid op het gewestplan als ambachtelijke zone naar een zone voor natuur aangeduid op het grafisch plan als deelzone D.
Enkel daar waar nuttig wordt het onderscheid tussen de verschillende planonderdelen gemaakt.
6.3. INSCHATTING VAN DE GRADATIE VAN DE IMPACT PER PLANONDERDEEL
Om te bepalen of enerzijds de procedure ‘onderzoek tot onderzoek tot milieueffectrapportage’ kan worden doorlopen of anderzijds de opmaak van een plan-MER moet worden opgestart, wordt elk planonderdeel aan de hand van de onderstaande drie indicatoren getoetst naar zijn impact ten aanzien van het huidige geldende plan, met name:
▪ Activiteiten: de mate waarin het voorgenomen plan andere activiteiten stedenbouwkundig vergunbaar maakt binnen het planonderdeel;