• No results found

Onderzoek Commissie Governancecode woningcorporaties

Het onderzoek uitgevoerd door de Monitoringcommissie Governancecode Woningcorporaties (MGW) kende twee doelen:

 Op welke wijze en in welke mate worden de bepalingen uit de Governancecode Woningcorporaties nageleefd;

 In hoeverre wordt de Governancecode Woningcorporaties werkbaar geacht?

De MGW kent als taakopdracht bevordering van de actualiteit en bruikbaarheid van de Governancecode Woningcorporaties.

Alle woningcorporaties zijn voor deze enquête benaderd en voorzitters van besturen, Raden van Toezicht en huurdersvertegenwoordigingen zijn aangeschreven. De gevonden resultaten dienen als nulmetingen in geval het onderzoek wordt herhaald. Door de goede verdeling van respons kan er met een grote mate van zekerheid uitspraak worden gedaan over alle corporaties. In de hiernavolgende analyse ligt de nadruk op de ervaring van huurdersorganisaties. Echter wordt ook kort aandacht besteed aan de besturen en Raden van Commissarissen, omdat er in het rapport van de MGW ook aandacht is besteed aan deze organen vooral op het gebied van besluitvorming.

5.1.1 BESTUREN

Voor alle besturen geldt dat zij bekend zijn met de Governancecode. Ook vindt het overgrote deel van de besturen (76%) dat zij de Governancecode naleven208. 98% van de besturen is van mening dat grote besluiten altijd tijdig worden voorgelegd aan de Raad van Commissarissen209.

208Rapport Monitoringscommissie governancecode woningcorporaties, p. 20

De kern van het werk van het bestuur (volgens de besturen zelf) bestaat volgens de meeste besturen uit het realiseren van volkshuisvestelijke doelen – 95% van de besturen is het met deze stelling eens. De besturen zijn het minder met elkaar eens wanneer wordt gevraagd of de kern van het bestuur het realiseren van financiële en bedrijfseconomische doelen is – 44% van de ondervraagde besturen is het hiermee oneens, 31% is hierover neutraal en 24% is het eens met deze stelling. Of het bestuur dan gericht moet zijn op maatschappelijke prestaties van de woningcorporatie wordt neutraal gereageerd, de besturen verschillen hierover behoorlijk van mening210.

5.1.2 RADEN VAN TOEZICHT

Uit het onderzoek blijkt dat er een verschil bestaat tussen de antwoorden van voorzitters van de Raden van commissarissen van grotere en kleinere corporaties. Wel 93% van de Raden van Toezicht geeft aan volledig bekend te zijn met de Governancecode en 78% is van mening dat hun woningcorporatie volledig voldoet aan de Governancecode211. Volgens 93% van de RvT’s worden majeure besluiten altijd tijdig door het bestuur aan hen voorgelegd212.

Uit het onderzoek blijkt dat de RvT zich mogelijk afhankelijk opstelt van het bestuur. Informatie wordt vrijwel altijd actief verworven bij het bestuur, maar niet bij overige functionarissen binnen de corporatie. Gecombineerd met het ontbreken van een vastgesteld toetsingskader waarin indicatoren voor het houden van toezicht zijn opgenomen, is dit een bedreiging voor goed intern toezicht.

De aanwezigheid van een auditcommissie draagt bij aan de hoeveelheid informatie die een RvT krijgt. De auditcommissie zorgt voor financiële informatie, informeert tijdig, beschrijft de werking van interne

risicobeheersing en risicocontrolesystemen en verschaft informatie aan de externe toezichthouder. Het jaarlijks overleg van de auditcommissie en toetsing van het risicoprofiel van samenwerkingspartners blijft vaak

onzichtbaar213.

Zelfevaluatie door RvT’s gebeurt wel, maar grotendeels zonder aanwezigheid van het bestuur en meestal ook zonder gevolgen voor de samenstelling van de RvT. Dit kan betekenen dat RvT’s erg goed functioneren, maar het kan ook een teken zijn dat er weinig initiatief tot vernieuwing en ‘opschoning’ van de RvT is.

Volgens 71% van de RvT’s behoort het realiseren van volkshuisvestelijke prestaties tot de kern van het werk van de RvT. Daarnaast behoort volgens 45% van de RvT’s ook het realiseren van financiële en bedrijfseconomische doelen tot de kern van het werk. Over de maatschappelijke prestatie als kern van het werk zijn de Raden van Toezicht verdeeld, hoewel gemiddeld 45% van de RvT’s dit wel als een kerntaak ziet.

5.1.3 RELATIE TUSSEN INTERN TOEZICHT EN BESTUUR

In het onderzoek van de MCW kwam ook de relatie tussen het intern toezicht en het bestuur aan de orde. Volgens zowel besturen als RvT’s is de informatievoorziening richting de RvT’s goed. Maar liefst 81% van de RvT’s geeft aan dat zij voldoende op de hoogte zijn van beleid en wet- en regelgeving. Toch geeft 71% van de besturen aan dat dit nog wel beter kan.

Volgens zowel de besturen als de RvT’s zitten de RvT’s niet op de stoel van het bestuur, maar dit blijkt per woningcorporatie flink verdeeld te zijn en verbeteringen zijn dan ook mogelijk. Bijvoorbeeld waar het gaat om de

210Rapport Monitoringscommissie governancecode woningcorporaties, p. 63

211Rapport Monitoringscommissie governancecode woningcorporaties, p. 20

212Rapport Monitoringscommissie governancecode woningcorporaties, p. 21

vrijheid van het bestuur om dwingende aanwijzingen en adviezen van de RvT niet op te volgen, om de directe bemoeienis van de RvT met managementvraagstukken van de interne organisatie en de toetsende rol van de RvT bij het sluiten van contracten met derden. Een verklaring voor dit laatste punt zou kunnen zijn dat de RvT’s aangeven dat zij hierover nog wel eens informatie van het bestuur missen, mogelijk achten zij het dan noodzakelijk een toetsende rol aan te nemen.

Zowel de besturen als Raden van Toezicht zijn het gemiddeld genomen eens over de vraag of het intern toezicht opgewassen is tegen het bestuur. Het is vaak wel zo dat het bestuur de RvT twee stappen voor is: het bestuur heeft mogelijk meer kennis dan het toezichthoudend orgaan. Wel stellen de RvT’s voldoende kritische vragen aan het bestuur, soms (volgens de besturen) zelfs iets te vroeg.

5.1.4 CONTACT MET BELANGHEBBENDEN VOLGENS BESTUREN EN RAAD VAN TOEZICHT

Volgens een ruime meerderheid van de besturen en RvT’s bewaakt de RvT dat het bestuur regelmatig in gesprek is met de belangrijke belanghebbenden over de prestaties en het beleid van de corporatie. Volgens een grote meerderheid van de besturen en RvT’s zijn de primair belanghebbenden als zodanig benoemd.

De besturen noemden in meer dan 50% van de gevallen als belangrijkste gesprekspartners voor de

woningcorporatie de gemeente, huurders/bewoners, zorginstellingen, andere woningcorporaties, het CFV, politie en justitie en het WSW. De Raden van Toezicht noemden in meer dan 50% van de gevallen de

huurders/bewoners, de gemeenten, zorginstellingen, andere woningcorporaties, het CFV, het ministerie en welzijnsinstellingen als belangrijke gesprekspartners. Opvallend is dat de RvT vaker de huurders / bewoners als belangrijke gesprekspartner noemde dan de besturen: 97% om 78%. Volgens een ruime meerderheid van de huurdersvertegenwoordigingen is het bestuur ook in gesprek met de juiste belanghebbenden.

Respectievelijk 87% en 86% van de besturen en RvT’s vinden dat de huurders voldoende invloed hebben bij de corporatie. Van de huurdersverenigingen zelf vindt 56% dat ze voldoende invloed hebben binnen de corporatie, 24% vindt dat ze onvoldoende invloed hebben. Er lijkt een vraag te zijn naar een extra hoofdstuk in de

Governancecode over de positie van huurders. Van de besturen vindt 19% dat dit extra hoofdstuk er moet komen, onder de RvT’s heeft 29% die mening. Onder de huurdersvertegenwoordigingen ligt dit percentage op 67%214.

5.1.5 HUURDERSVERTEGENWOORDIGINGEN

Leden van de huurdersvertegenwoordigingen zijn gemiddeld ouder dan de leden van besturen en RvT’s. De grootste groep (24%) is tussen de 60 en 64 jaar oud. Daarnaast is 37% ouder dan 65 jaar. Net zoals bij de besturen en RvC’s zijn ook de leden van de huurdersvertegenwoordigingen voornamelijk van Nederlandse afkomst (94% tegen 99% bij besturen en RvC’s). Tevens zijn vrouwen binnen de huurdersvertegenwoordigingen iets meer vertegenwoordigd dan binnen de besturen en RvC’s, de man-vrouw verdeling bij de

huurdersvertegenwoordigingen is 68%-32%.

Hoewel de meeste gevonden resultaten niet significant zijn, is het wel van belang om een aantal opvallende elementen te noemen. Zo blijkt dat de meeste huurdersvertegenwoordigingen niet volledig bekend zijn met de Governancecode Woningcorporaties, maar denken de meeste huurdersvertegenwoordigingen wel dat de eigen corporatie voldoet aan deze governancecode. Zij scoren hier maar een paar punten lager (ze zijn het iets vaker oneens met de stelling) dan de besturen en de RvC’s.

In het onderzoek waren een aantal stellingen gericht op de beoordeling van het bestuur door de huurdersvertegenwoordigingen. Het ging dan om:

 de transparantie van de algemene besluitvorming;

 eenduidigheid in handelen bij incidenten of ingrijpende gebeurtenissen;

 transparantie in informatievoorziening;

 met één gezicht naar buiten treden;

 het op voldoende wijze behartigen van de maatschappelijke doelstellingen van de corporatie;

 voldoende publieke verantwoording afleggen over de resultaten van het gevoerde beleid;

 voldoende zorg voor de belangen van de huurders.

De huurdersvertegenwoordigingen beoordelen de besturen voor elke vraag in minimaal 58% van de gevallen positief. De huurdersvertegenwoordigingen zijn het meeste eens met het als één gezicht naar buiten treden van het bestuur en daarnaast het behartigen van de maatschappelijke doelstellingen van de corporatie. Het minst eens zijn de huurdersvertegenwoordigingen het met de transparantie in de informatievoorziening en de algemene besluitvorming, evenals het eenduidig handelen van het bestuur bij incidenten of ingrijpende gebeurtenissen.

Huurdersverenigingen zien het bestuur meestal vaker dan één keer per jaar. Slechts 1% van de totale respons geeft aan het bestuur nooit te ontmoeten; ruim een kwart van de huurdersverenigingen ziet het bestuur meer dan 10 keer per jaar. De huurdersverenigingen zoeken ook zelf regelmatig contact met het bestuur, dit kan uitlopen tot meer dan 10 keer per jaar contact zoeken. Bijna de helft van de huurdersverenigingen (46%) zoekt twee tot vijf keer per jaar contact met het bestuur van de woningcorporatie. Over het algemeen beoordelen de huurdersverenigingen het contact met het bestuur als goed (71% van de huurdersverenigingen). Het grootste deel van de huurdersverenigingen vindt ook dat zij tijdig worden geïnformeerd over belangrijke besluiten (57% van de huurdersverenigingen), maar belangrijk is dat ook 19% aangeeft niet tijdig te worden geïnformeerd en 20% staat hier neutraal in. Ook de kwaliteit van de informatie over belangrijke besluiten lijkt te wensen over te laten: 17% van de huurdersorganisaties vindt dat de kwaliteit beter kan en 18% beoordeelt de kwaliteit van de

informatievoorziening neutraal. Daar staat tegenover dat ruim de helft van de huurdersorganisaties wel goed wordt geïnformeerd (61%).