• No results found

Onderliggende aannamen voor verandermechanismen

In document Kies voor Verandering (pagina 37-45)

Deel 1 Evaluatie van de theoretische onderbouwing van Kies voor Verandering

7 Onderliggende aannamen voor verandermechanismen

7.1 Inleiding

In dit deel worden de onderliggende assumpties, de veronderstellingen van de ontwikkelaars beschreven. Met andere woorden: waarom wordt verwacht dat de training Kies voor Verandering leidt tot een toenemende motivatie om te stoppen met criminaliteit en tot een plan om dat te doen?

Het betreft hier geen beoordeling door de onderzoekers of een wetenschappelijke onderbouwing, maar de aannames die de ontwikkelaars hebben gehad. De vraag in hoeverre de aannames van de ontwikkelaars onderbouwd worden door wetenschappelijk onderzoek, wordt in het volgende hoofdstuk beantwoord.

7.2 Motivatie om te stoppen met criminaliteit

Motivatie om te stoppen met criminaliteit wordt bevorderd door drie processen: het vergroten van 1) cognitieve transformatie, 2) persoonlijke effectiviteit en 3) (waargenomen) sociale steun. De veronderstelde mechanismen die leiden tot motivatie om te stoppen met

criminaliteit zijn:

1. Een proces van cognitieve transformatie leidt tot meer motivatie om te stoppen met criminaliteit.

2. Een hogere mate van persoonlijke effectiviteit leidt tot meer motivatie om te stoppen met criminaliteit.

3. Het creëren van een netwerk van sociale steun leidt tot meer mogelijkheden om hulp te vragen bij het uitvoeren van het terugkeeractiviteitenplan en leidt tot meer motivatie om te stoppen met criminaliteit.

Deze mechanismen worden hieronder verder toegelicht. 7.3 Cognitieve transformatie

De eerste factor die een centrale rol speelt in een toenemende motivatie om te stoppen met criminaliteit is volgens de ontwikkelaars een zogenaamde cognitieve transformatie. Cognitieve transformatie omvat volgens de ontwikkelaars (Nelissen & Schreurs, 2008, p. 6-7):

1. een veranderend zelfbeeld waarbij men zichzelf leert zien als niet-crimineel; 2. een veranderende kijk op het verleden;

3. een veranderend tijdsbesef;

4. een toenemend belang van zingeving op het interpersoonlijk en maatschappelijk gebied; 5. een visie op het stoppen met criminaliteit als een logische en noodzakelijke gebeurtenis; 6. de ontdekking van een authentieke identiteit (de 'ware ik') die gescheiden is van dat deel van

de persoonlijkheid dat verantwoordelijk is voor het criminele verleden.

Een proces van cognitieve transformatie wordt naar verwachting bereikt door het stimuleren van zelfreflectie. Een hogere mate van zelfreflectie leidt naar verwachting tot een grotere motivatie om te stoppen met criminaliteit, doordat het plegen van delicten een negatieve emotionele lading krijgt, wat ambivalentie (de twijfel om door te gaan met criminaliteit) doet toenemen. Deze zelfreflectie wordt gestimuleerd door

1. Gedetineerden na te laten denken over positieve en negatieve consequenties van criminaliteit voor henzelf en voor anderen.

2. Gedetineerden belangrijke waarden te laten bepalen die het gevoel van zingeving in hun leven vergroten. Dit kan de delinquent die aan het twijfelen is doen besluiten om het roer om te gooien.

3. Het stellen van positieve doelen en dit vastleggen in een terugkeeractiviteitenplan. Dit leidt tot zelfreflectie en een grotere bereidheid te stoppen met criminaliteit.

Deze relaties zijn weergegeven in Figuur 4. Figuur 4

Antecedenten en consequenties van de cognitieve transformatie.

De veronderstelde mechanismen van kernelement 1, cognitieve transformatie, zijn:

1. Zelfreflectie, het overdenken van waarden en het formuleren van positieve doelen leiden tot cognitieve transformatie.

2. Cognitieve transformatie leidt tot meer ervaren zingeving in het leven en tot een negatieve attitude ten opzichte van criminaliteit. Dit leidt tot meer motivatie om te stoppen met criminaliteit.8

Een afweging van voor- en nadelen van criminaliteit, het bepalen van belangrijke waarden en het stellen van doelen leidt naar verwachting tot een grotere motivatie om te stoppen met criminaliteit (Nelissen & Schreurs, 2008, p. 7). Echter, dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Zo wijzen Nelissen en Schreurs (2008) op de mogelijkheid dat gedetineerden niet bereid zijn te stoppen aan het begin van de eerste bijeenkomst (p. 17). Dit suggereert de aanwezigheid van een modererende factor die maakt dat sommige gedetineerden meer en anderen minder gevoelig zijn voor deze

zelfreflectie. Ervaren twijfel of ambivalentie is een mogelijke belangrijke moderator, zo komt naar voren uit verschillende documenten (Nelissen & Schreurs 2008, p. 7; Nelissen et al., 2014, p. 15). Dat wil zeggen, gedetineerden die al overwogen hebben om te stoppen met criminaliteit maar nog twijfelen zijn naar verwachting meer gevoelig voor zelfreflectie dan gedetineerden die dit nog niet overwogen hebben.

8 Dat motivatie vervolgens naar verwachting leidt tot gedrag komt later aan de orde, hier wordt de werking van cognitieve transformatie weergegeven.

7.4 Persoonlijke effectiviteit

Het tweede kernelement is persoonlijke effectiviteit. De ontwikkelaars van Kies voor Verandering zien, op basis van de sociale cognitieve theorie van Bandura, persoonlijke effectiviteit als een van de belangrijke factoren die van invloed zijn op de motivatie om te stoppen met criminaliteit (Nelissen & Schreurs, 2008; Nelissen et al., 2014). Persoonlijke effectiviteit (self-efficacy) is de waargenomen eigen capaciteit om controle te hebben over de eigen gedachten (cognitie), motivatie en gedrag. Een hogere mate van persoonlijke effectiviteit leidt naar verwachting tot meer positief en minder negatief affect (emoties) en is daarmee positief gerelateerd aan motivatie om te stoppen met criminaliteit. Gedetineerden zullen beter in staat zijn de mogelijkheden die leiden tot een verandering van crimineel naar niet-crimineel gedrag te identificeren en uitkomsten van het eigen gedrag als positief evalueren. Daarbij zullen gedetineerden een groter vermogen ervaren de gewenste doelen te kunnen bereiken (Nelissen et al., 2014, p. 21).

Persoonlijke effectiviteit wordt in de training Kies voor Verandering op de volgende vijf

verschillende manieren vergroot. Naar verwachting van de ontwikkelaars leiden deze allemaal tot meer persoonlijke effectiviteit.

1. Het vergroten van de vaardigheid om lange termijn doelen te stellen. De ontwikkelaars wijzen op het belang van het vaststellen van doelen voor na de detentieperiode zijn en hoe deze kunnen worden vervuld. Het wordt door de ontwikkelaar als cruciaal geacht voor de

motivatieontwikkeling dat gedetineerden hun eigen redenen ontdekken om het anders te gaan doen en hoe dit te doen (kennis, vaardigheden) (Nelissen & Schreurs, 2008, p. 7). Het

vergroten van de vaardigheid om lange termijn doelen te stellen die aan de behoeften van de delinquent voldoen en de vaardigheid om deze te bereiken zal leiden tot de aanwezigheid van positieve uitkomstverwachtingen (outcome expectancies) en het vermogen (appraisal of opportunities) en zelfvertrouwen om deze acties uit te voeren (efficacy expectancies). Kort gezegd leidt het vergroten van vaardigheden om lange termijn doelen te stellen tot meer hoop, vermogen en vertrouwen, wat leidt tot een toename van persoonlijke effectiviteit.

2. Deelnemers leren om persoonlijke levensdoelen concreet te formuleren.

3. Het stimuleren van zelfwerkzaamheid op relevante leefgebieden (gezondheid, sport, huishouding) stimuleren.

4. Deelnemers leren om te gaan met tegenslagen. Naar verwachting helpt het anticiperen van en leren omgaan met tegenslagen om een grotere mate van persoonlijke effectiviteit te

ontwikkelen waarmee de noodzakelijke stappen gezet worden om de doelen te realiseren. Een hogere mate van persoonlijke effectiviteit gaat naar verwachting samen met een hogere mate van persoonlijke controle wat zal resulteren in meer positieve affect. Daarbij is het te

verwachten dat het leren omgaan met tegenslagen en teleurstellingen ook de mate van negatief affect reduceert die volgens de ontwikkelaars kenmerkend is voor de context van detentie en voor het omgaan met negatief affect bij tegenslagen na detentie (Nelissen et al., 2014, p. 20-21).

5. Deelnemers leren om tijdig actief te worden en niet af te wachten. Dit is weergegeven in Figuur 5.

Antecedenten en consequenties van een toename van persoonlijke effectiviteit (self-efficacy)

De veronderstelde mechanismen van kernelement 2, persoonlijke effectiviteit, zijn:

1. Meer vaardigheden om lange termijndoelen te bereiken leidt tot hoop, vermogen en vertrouwen, wat leidt tot meer persoonlijke effectiviteit.

2. Het opstellen van concrete doelen en afspraken met zichzelf leidt tot meer toewijding (commitment) aan het gedrag alsmede meer persoonlijke effectiviteit.

3. Meer zelfwerkzaamheid op relevante leefgebieden leidt tot meer persoonlijke effectiviteit.

4. Het voorbereiden op tegenslagen leidt tot meer persoonlijke effectiviteit.

5. Het leren niet af te wachten maar actief worden leidt tot een positievere inschatting van mogelijkheden tot verandering (appraisal of opportunties), wat samenhangt met meer persoonlijke effectiviteit.

6. Meer persoonlijke effectiviteit leidt tot meer positief en minder negatief affect (emoties) en is daarmee positief gerelateerd aan motivatie om te stoppen met criminaliteit.

7.5 (Waargenomen) Sociale steun

Het derde kernelement is (waargenomen) sociale steun. De ontwikkelaars merken op dat bij het ontplooien van zelfwerkzaamheid sociale steun van belangrijke anderen aanwezig moet zijn. Deze belangrijke anderen zijn de professionals die de gedetineerden begeleiden, met name de mentor, maar ook de partner, familie en vrienden (Nelissen & Schreurs, 2008; Nelissen et al., 2014, p. 17; Mol et al., 2013).

De mentor is de functionaris met wie gedetineerden tijdens hun verblijf het meeste contact hebben. De mentor wordt geacht empathisch te zijn, feedback te geven, gedetineerden te motiveren en

vaardigheden bij te brengen, die hieronder worden besproken (Nelissen & Schreurs, 2008, p. 5). Om gedetineerden te motiveren om te stoppen met criminaliteit bereiden gedetineerden zich tijdens de trainingen concreet voor. De mentor helpt de gedetineerden om hiermee vooruitgang te boeken, ook in de detentieperiode na de training. Het vergroten van de (waargenomen) sociale steun wordt in de training op de volgende drie wijzen bereikt.

1. Stimuleer het leggen van contacten.

Gedetineerden worden gestimuleerd om na te gaan welke contacten binnen en buiten de gevangenis hen kunnen helpen hun doelen te bereiken. Dit wordt gedaan in de derde bijeenkomst waarin ook wordt besproken hoe gedetineerden mogelijke conflicten uit het verleden zouden kunnen herstellen. Ook in de zesde bijeenkomst werken gedetineerden hieraan tijdens het opstellen van het terugkeeractiviteitenplan. De verwachting is dat als gedetineerden zich realiseren dat er mensen in de sociale omgeving zijn die hen kunnen helpen dat dan de motivatie toeneemt om te stoppen met criminaliteit via minder negatief affect en groter positief affect.

2. Geef inzicht in noodzaak van professionele hulp.

Gedetineerden krijgen inzicht in de noodzaak van professionele hulp op leefgebieden als middelengebruik en psycho-emotioneel welzijn. Dit gebeurt in de zesde bijeenkomst bij het opstellen van het terugkeeractiviteitenplan. Als gedetineerden actief om sociale steun vragen dan neemt de eerder besproken persoonlijke effectiviteit toe, wat leidt tot een grotere motivatie te stoppen met criminaliteit (Nelissen & Schreurs, 2008, p. 8).

3. Bereid een nazorgcontext voor.

In de training wordt een nazorgcontext voorbereid door gedetineerden belangrijke anderen en naasten te laten kiezen die hen kunnen helpen bij mogelijke tegenslagen of teleurstellingen. In de vijfde bijeenkomst worden hindernissen besproken die buiten de delinquent liggen, of op persoonlijk gebied, en wordt besproken hoe deze hindernissen genomen kunnen worden. Ook wordt hier op ingegaan tijdens het opstellen van het terugkeeractiviteitenplan. Het sociale netwerk wordt tijdens Kies voor Verandering ten dele daadwerkelijk gecreëerd omdat de mentoren geacht worden de gedetineerden te steunen. De contacten voor na de training worden besproken maar niet daadwerkelijk gecreëerd. Het gaat daar dus met name om de vaardigheden om deze contacten tot stand te brengen. Als een nazorgcontext wordt gecreëerd dan wordt de waargenomen sociale steun vergroot, wat naar verwachting leidt tot een grotere persoonlijke effectiviteit en een grotere motivatie om te stoppen met criminaliteit.

Dit proces is weergegeven in Figuur 6. Figuur 6

De veronderstelde mechanismen van kernelement 3, sociale steun, zijn:

1. Inzicht in het feit dat er sociale steun is binnen en buiten de gevangenis, leidt tot een toename van waargenomen sociale steun, wat samenhangt met minder negatief affect en meer positief affect, en daardoor een hogere motivatie om te stoppen met criminaliteit.

2. Inzicht in het feit dat het noodzakelijk is om (professionele) hulp te vragen leidt eveneens tot een toename van de waargenomen sociale steun, wat samenhangt met minder negatief affect en meer positief affect, en daardoor een hogere motivatie om te stoppen met criminaliteit.

3. Vaardigheden om hulp te vragen en daadwerkelijke hulp leidt tot het creëren van een nazorgcontext, wat leidt tot een toename van de waargenomen sociale steun, wat samenhangt met minder negatief affect en meer positief affect, en daardoor een hogere motivatie om te stoppen met criminaliteit.

7.6 Het gehele verandermodel

Hiervoor is de beoogde werking van de drie kernelementen beschreven. Het gehele verandermodel wordt in Figuur 8 weergegeven.

De drie kerncomponenten -cognitieve transformatie, waargenomen sociale steun en persoonlijke effectiviteit- leiden tot meer motivatie om te stoppen met criminaliteit. Hoe deze drie

kerncomponenten bereikt worden is links in de figuur zichtbaar en is verwerkt in de training (zoals beschreven in Overzicht 2).

Tevens worden daadwerkelijk voorbereidingen getroffen om te stoppen met criminaliteit, wat wordt beschreven in het terugkeeractiviteitenplan. Het uitvoeren van dit terugkeeractiviteitenplan en het daadwerkelijk stoppen met criminaliteit, begint na afloop van de training. De ontwikkelaars geven aan dat dit wordt gedaan volgens het principe van rehabilitation by doing. Hiermee wordt bedoeld dat het persoonlijke terugkeeractiviteitenplan door de justitiabelen uitgevoerd wordt, wat samengaat met het ervaren van positieve emoties bij het succesvol streven naar verandering (Nelissen et al., 2014, p. 7). De cognitieve vaardigheden die tijdens de training geleerd zijn (i.e., persoonlijke lange termijn doelen stellen, het leggen van sociale contacten, leren omgaan met tegenslagen) worden dan in de praktijk beoefend. De wijze waarop dit gebeurt is niet verder uitgewerkt.

Figuur 7

Het complete verandermodel van de training Kies voor Verandering.

7.7 Het meten van de beoogde kernelementen

Onderzoeksvraag 1c luidde: Wat zijn de beoogde uitkomsten van Kies voor Verandering? Hoe kunnen deze gemeten worden? Om vragenlijsten te kiezen is een internationale

literatuurverkenning gedaan. Hieruit is naar voren gekomen dat (delen uit) de volgende vragenlijsten geschikt zijn om de beoogde uitkomsten te meten.

1) Cognitieve transformatie: Dit wordt niet direct gemeten omdat het een veranderproces op zichzelf betreft. Voor het vaststellen van de mate waarin cognitieve transformatie zich voordoet is daarom sprake van een indirecte meting, namelijk door de aspecten die erdoor zouden moeten veranderen te meten:

a) zingeving: de Purpose of Life, PIL-S (Steger, Frazier, Oishi & Kaler, 2006). b) criminele attitude: de Antisociale Intentie schaal (AI) van de Measures of Criminal

Attitudes and Associates (MCAA) (Mills, Kroner & Hemmati, 2004).

2) Persoonlijke effectiviteit: de Dutch General Self-Efficacy Scale (GSE-Dutch) (Scholz, Dona, Sud & Schwarzer, 2002 ; Schwarzer, 1999 ; Schwarzer & Born, 1997).

3) Positief en negatief affect: de PANAS (Leue & Beauducel, 2011).

4) Sociale steun: de Nederlandse versie van de Multidimensional Scale of Perceived Social Support (MSPSS) (Pedersen, Spinder, Erdman & Denollet, 2009).

5) Motivatie voor verandering: de University of Rhode Island Change Assessment (Yong, Williams, Provan, Clarke & Sinclair, 2015).

Daarnaast wordt criminele effectiviteit gemeten, niet omdat dit een kernmechanisme is maar omdat uit de toets van de interventietheorie naar voren kwam dat het een risico zou zijn dat een toename van persoonlijke effectiviteit ook zou kunnen leiden tot meer criminele effectiviteit. De schaal hiervoor is geconstrueerd op basis van de GSE-Dutch die ook gebruikt wordt voor het meten van persoonlijke effectiviteit.

In bijlage 2 is een kort verslag opgenomen van de wijze waarop de keuze voor deze vragenlijsten tot stand is gekomen.

In document Kies voor Verandering (pagina 37-45)