• No results found

M.v.N.: Nou goed, je hebt het allemaal kleurrijk beschreven, niet alles zal waar zijn,

maar meer dan genoeg. [Het] geeft een beeld van het leven dat jij hebt gehad. Ja eigenlijk, voor galg en rad heet dat in Nederlands.

Dan komt het moment dat Akyol vindt dat er genoeg nadruk op zijn eigen

achtergrond is gelegd. De schrijver begint te vertellen over de hoofdvraag die hij met zijn roman heeft willen opwerpen: heeft iemand wiens wieg in een armoedig buurt staat en die opgroeit in een crimineel milieu eigenlijk wel keuzes in het leven? ‘Ik

                                                                                                               

89 Onbekende auteur 2012.

 

90 De Veen, Thomas (2013). ‘Een boek schrijf je niet alleen’, NRC.NEXT, 28/10.

91 Van Nieuwkerk, Matthijs (2012). De Wereld Draait Door, 29/10. Te bekijken op: http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/188512

denk zelf dat je echt in een spiraal komt van inderdaad criminaliteit.’ Het zal het enige moment zijn waarop er concreet over de inhoud en thematiek van het boek gesproken wordt. Van Nieuwkerk negeert dit uitstapje van de schrijver namelijk, en laat een fragment van een nieuwsitem over de zaak-Moro starten, waarna het gesprek verder gaat met het romantische verhaal van Akyols redding door de

wereldliteratuur.

O.A.: Tot die tijd had ik eigenlijk nog nooit gelezen, ik had [me] nog nooit echt in

literatuur verdiept of wat dan ook. Ik wist ook niet wat ik moest lenen. Toen liep [de cipier] met mij naar een kast en hij zei: ‘dit is echt populaire literatuur in de

bibliotheek’. […] Dat was Baantjer. […] Ik las die hele reeks in één keer uit. […] Ik keek die man aan van ‘wat moet ik nu dan?’, en toen liep hij weer naar een andere kast en zegt ja: ‘ik kan je deze kast ook laten zien, maar deze boeken zijn niet echt populair.’ […] En dat was dus echt de zware literatuur, dat was Kafka, dat was Dostojewski, Céline later ook, en toen dacht ik: ‘dan begin ik daar maar aan’.

M.v.N.: En toen, was er een vonk?

O.A.: Het klinkt een beetje pathetisch, maar ik zag echt het licht daar.

Het was uiteindelijk met name Céline die Akyol ertoe inspireerde zijn eigen verhaal op te tekenen: ‘[…] daarvoor had ik [het] beeld [dat] literatuur heel wollig [moet] zijn, met heel veel bijzinnen en alles. En Céline is echt een stilist, heel direct, heel brutaal, schelden […].’

Daarna komt het gesprek op het autodidactische aspect van Akyols schrijverschap. Hij toont tv-kijkend Nederland op vraag van Van Nieuwkerk de schoolschriftjes waarin hij – om zijn woordenschat wat op te vijzelen – moeilijke woorden opschreef, waarna hij de betekenissen opzocht in een woordenboek en ook noteerde. Aan het einde van het gesprek benadrukt hij dit autodidactische aspect nog een keer:

Ik heb er zeven jaar hard voor gewerkt, dus ik hoop ook dat mensen los van het verhaal achter mij, de achtergrond, dat ze ook echt zien dat ik mijn best heb gedaan […]. Dat ik mezelf heb geschoold in alles.

Akyol vermeldt daarbij niet dat die scholing tamelijk geïnstitutionaliseerd tot stand kwam: hij studeerde immers Journalistiek en Nederlands en werd door het literaire agentschap van Sebes en Van Gelderen verder tot romanschrijver gekneed. Het is sowieso saillant te noemen dat Akyol de nadruk zo op zijn eigen opklimmen legt, omdat op het achterplat van het boek te lezen valt dat Eus ‘geen successtory [is] van

een arme sloeber die zich opwerkt […], of het sentimentele relaas van een crimineel die weer op het rechte pad komt’. Met dit optreden – zo blijkt later in andere media – zal hij ervoor zorgen dat hij zelf in zekere zin juist wél op die manier geframed zal worden.

Het levensverhaal van Akyol was al bijna te mediageniek om waar te zijn, maar als hij later in het gesprek ook nog even de vloer aanveegt met de schrijverselite (‘Ik haat schrijvers’) en Kader Abdolah in het bijzonder (‘Die mag ik helemaal niet […]. Ik vind hem een symbool van de migrantenliteratuur in Nederland […] met een berg, een pratend schaap en een vijgenboom’), is er definitief een nieuwe

mediapersoonlijkheid geboren, die ook de gevestigde literaire orde niet over het hoofd zal kunnen zien. ‘Je komt wel met een knal de literatuur binnen zeg hé’, zijn de veelzeggende woorden van de zichtbaar tevreden presentator Matthijs van

Nieuwkerk.

Aan het slot van het interview – nadat hij heeft gezegd dat ‘het niet heel erg veel over het boek ging’ – merkt Akyol nog eens op dat hij denkt dat zijn boek volgens hem is geschreven ‘in de lijn van Céline en zo, waar ik heel erg door beïnvloed ben’. Het mag duidelijk zijn: Akyol wil niet zomaar te boek komen te staan als simpele crimineel die ‘doorsnee-autobiografisch proza’ schreef. Hij heeft met Eus een semi-autobiografische roman geschreven, heeft kennisgenomen van de wereldliteratuur en zelfs geprobeerd in de lijn van een grootheid als Céline te schrijven. Bovendien wil hij – getuige zijn afrekening met Kader Abdolah en aanverwanten – ook zeker niet geassocieerd worden met het gedateerde genre van de migrantenliteratuur. Akyol wil meer zijn dan zijn etniciteit en zijn criminele achtergrond. Hij deinst niet terug voor grof en direct proza en is zeker niet bang om een collega-schrijver te schofferen. Opvallend genoeg gaat het een week later bij VPRO Boeken, toch een gespecialiseerd medium, veelal over dezelfde zaken. Wim Brands staat lang stil bij de achtergrond van Akyol: zijn rol in de zigeunerbende wordt behandeld, zijn kennismaking met de wereldliteratuur in de gevangenis, het zelfstandig leren van woordbetekenissen en grammaticaregels, het ontwikkelen van de eigen stijl aan de hand van Céline en de vraag of je een keuze hebt als je in een bepaald milieu geboren wordt. Pas in de laatste minuten gaat het niet expliciet over de schrijver, maar over ‘het probleem van Eus […] die niet geaccepteerd wordt door Turken [en] kampers […], hij heeft

niemand met wie hij kan praten, die hetzelfde is als hij’, en het thema van het boek ‘dat misschien wel het failliet van de onschuld is’. Zodoende krijgt Akyol toch nog de kans zijn in De Wereld Draait Door onderbroken verhaal over het hoofdthema van de roman af te maken.

Enkele maanden na zijn opmerkelijke entree in de letteren, reflecteert Akyol in een interview met Nieuwe Revu uitgebreid op zijn succesverhaal. Zijn aantrekkingskracht op niet-lezers acht Akyol van grote invloed op zijn verkoopsucces. De schrijver denkt dat hij zijn hoge oplagen niet te danken heeft aan reguliere lezers die regelmatig een boek kopen, maar juist aan mensen die normaal gesproken geen boeken lezen. Hij vergelijkt het succes van Eus dan ook met dat van twee sportbiografieën die recent de bestsellerstatus wisten te bereiken:

Een boek zoals dat van Van der Gijp of Van der Meijde wordt gekocht door niet-lezers. Waarom is dat interessant? Het is het verhaal daarachter. Die Van der Meijde […] deed alles wat God verboden heeft én hij voetbalde op hoog niveau. Dat maakt het tot een sexy verhaal. Dat willen mensen. […] Ik denk dat heel veel niet-lezers mijn boek hebben gekocht. Maar ook Turken, die daarvoor nooit naar een boekhandel zijn gegaan om een boek te kopen. In die zin speelt mijn achtergrond ook een rol. 92

De schrijver toont zich meermaals bewust van het feit dat zijn opzienbarende achtergrond voor een groot deel verantwoordelijk is voor het grote commerciële succes van Eus:

Als ik op tv niks had te vertellen en een ordinaire saaie burgerman was, dan had niemand mij uitgenodigd. Door alle shit die ik heb gedaan in het verleden en omdat ik een sexy verhaal te vertellen heb, krijg je de media mee. […] We leven in een tijd dat je het niet met een goed boek alleen redt in het Nederlandse literaire wereldje. Je weet wat er speelt: uitgeverijen hebben het moeilijk, boekhandels hebben het moeilijk. Ze hebben commerciële hits nodig.93

Hoewel Akyol ook opmerkt dat hij de aanval op Kader Abdolah in De Wereld Draait Door niet bewust had gepland – hij had er naar eigen zeggen al eens een column over geschreven die de redactie van het programma voor de uitzending blijkbaar op het spoor is gekomen – wordt wel duidelijk dat de schrijver en de uitgeverij zeer bewust een marketingstrategie hebben uitgestippeld. ‘Ik wist dat ik met een klap moest binnenkomen. Ik ben niet achterlijk.’94

Desondanks geeft de schrijver in de zomer van 2013 in een interview met de

Volkskrant aan dat het belang van commercie en marketing in de hedendaagse

literatuur hem heeft teleurgesteld:

                                                                                                               

92 Boogers, Alex (2013). ‘Turken zijn hypocriet’, Nieuwe Revu, 23/01.

93 Ibid.

[H]et schrijverschap [is] ontzettend commercieel geworden. Ik doe daar van harte aan mee, hoor, ik ben goed verkoopbaar, er zijn weinig schrijvers van

Turkse komaf. Toch is het jammer dat een niet-charismatische schrijver die het in de media en op het podium slecht doet, weinig kans heeft een bestseller te schrijven.95

Het is op zijn minst opvallend te noemen dat een schrijver die zelf aangeeft dat zijn succes voor een zeer groot deel te danken is aan zijn achtergrond en de mediagenieke dimensie daarvan, en bovendien schijnbaar zeer bewust zijn marketingstrategie heeft gepland, tegelijkertijd zijn afkeer van dat commerciële aspect van de contemporaine populaire literaire cultuur uitspreekt.

De receptie van Eus

In de weken na Akyols verschijning in De Wereld Draait Door wordt Eus door een viertal kranten en tijdschriften besproken. In die recensies valt op dat drie van de vier journalisten in hun eerste alinea al verwijzen naar het tv-optreden van Akyol.

Thomas de Veen doet dat in NRC Handelsblad, Karin Overmars in Het Parool en ook in Vrij Nederland refereert Jeroen Vullings uitgebreid aan het veelbesproken

optreden van de schrijver:

Hij deed het goed in DWDD, kreeg de lachers op zijn hand. En na zijn goed voorbereide aanval op collega Kader Abdolah noemden de presentator en de semi-literaire sidekick hem ‘gedurfd’. Het boek lag nog niet in de winkel, vrijwel niemand had het gelezen, maar een ster was geboren.96

Het is alsof de journalisten – door vroeg in hun bespreking te verwijzen naar het tv-optreden – willen aangeven dat de actualiteit hen geen andere keus heeft gelaten dan

Eus te bespreken. Het boek is zo succesvol gebleken dat een (wellicht) nuancerend

oordeel op zijn plaats is. Dat lijkt in ieder geval de kwestie in de bespreking van Jeroen Vullings, al geeft hij tegelijkertijd ook aan dat de literaire kritiek tegenwoordig nagenoeg geen invloed meer heeft op de verkoopcijfers van een boek:

Inmiddels is Eus toe aan de vijfde druk, zingt Akyols faam rond op sociale media en is hij een graag geziene gast op de televisie. De recensies in de kwaliteitspers druppelen inmiddels binnen en die pakken veelal negatief uit. Het is goed dat zulke bezonken oordelen nog geveld worden, maar in termen van effect op 'het maken of breken van een boek' doen ze er nauwelijks toe bij een roman als Eus.97

                                                                                                               

95 Bosgraaf, Mirjam (2012). ‘De vijf op avontuur: interview vijf jonge schrijvers’, de Volkskrant, 31/08.

96 Vullings, Jeroen (2012). ‘Kut is goed’, Vrij Nederland, 24/11.

Vullings brengt het mediagebeuren rond Akyol in verband met de Albert Verweylezing die P.F. Thomése in 2011 uitsprak. In ‘Het raadsel der

verstaanbaarheid. Over de kunst van het authentieke’ zegt Thomése: ‘Inmiddels zit zelfs de lulligste debutant thuis of op de uitgeverij ‘iets grappigs’ uit te broeden om de interesse van tv-redacties en winkeletaleurs te wekken.’98 Vullings is echter van mening dat het nog erger gesteld is met ‘de letteren’ dan Thomése eerder signaleerde. ‘[M]arketing regeert’ tegenwoordig, aldus de journalist van Vrij Nederland:

[I]nmiddels zijn het niet langer een redacteur en uitgever die al dan niet besluiten een literair werk te laten verschijnen. Bij nogal wat prominente uitgeverijen wordt zo'n besluit in groepsverband genomen; zonder een ja van de meneer of mevrouw van marketing gaat het feest niet door. Voer voor hoogleraren Boekwetenschap, zou je zeggen. Want het ene na het andere boek verschijnt dat vooral stoelt op

‘waargebeurd’, waarbij authenticiteit niet als een vormkeuze maar als inhoudelijke meerwaarde wordt gepresenteerd. Talkshowliteratuur, goed voor een ‘lekker item’ in een praatprogramma. Ik begrijp dat weinig schrijvers nee zeggen tegen zulke

publiciteit, waarom zouden ze? Maar het drama is dat veel van zulke boeken niet meer te bieden hebben dan het semi-autobiografische verhaaltje […].

Ook Eus heeft volgens Vullings weinig meer te bieden dan het (achtergrond)verhaal, hij heeft kritiek op de vorm (Eus is ‘een en-toen-en-toen-verhaal’) en – zoals de meeste recensenten – vooral op de stijl van het boek:

Vermoedelijk dacht Akyol dat zijn roman-van-de-straat meer literair gewicht zou krijgen door het gebruik van opvallende woorden. Het wemelt van de archaïsmen (‘schreiend’), van Bargoens (‘peiger’), volkse uitdrukkingen van een paar decennia terug (‘pipo’), academische kennis: ‘Plotsklaps beëindigde ze de relatie. Met een drogreden.’

Toch schuift Vullings de schuld van deze ‘taalratjetoe’ niet volledig in de schoenen van Akyol. Hij is van mening dat de auteur met zijn ‘ongedifferentieerde

levensverhaal te vroeg [is] uitgeleverd aan de talkshows, nog voordat hij aan de strenge hand van zijn redacteur een eigen toon kon ontwikkelen’, en noemt dat ‘extra sneu, omdat hij ondanks bovenstaande kritiek, een verhaal te bieden heeft’. Uitgever Prometheus wordt dus óók schuldig geacht aan het gebrekkige niveau van Eus. Zij hadden meer geduld moeten betrachten, langer moeten schaven aan Akyols roman, in plaats van te mikken op een snelle seller. De invloed van de marketingafdeling op

                                                                                                               

98 Thomése 2012, 32.

het besluit Eus sneller te publiceren dan volgens Vullings verantwoord was, acht hij blijkbaar groot.

Zoals Vullings al opmerkte, is de algehele teneur van de recensies vrij negatief. Uit de overige besprekingen blijkt dat ook de andere recensenten van mening zijn dat de stijl van Eus tekortschiet. Daniëlle Serdijn noemt de roman bijvoorbeeld ‘oubollig en minder origineel dan ons wordt wijsgemaakt’ en is van mening dat het boek ‘armoedig is geschreven’.99 In NRC Handelsblad levert Thomas de Veen – behalve op de ‘eigenaardige cocktail van spierballen- en straattaal […], archaïsche boekentaal en cliché-uitdrukkingen’ – ook kritiek op het gebrek aan diepgang. ‘Verhaal noch stijl nodigen uit iets bij het vertelde te voelen of een nieuw inzicht eruit op te doen.’

Akyol zei bij DWDD dat hij met zijn roman wilde laten zien hoe opgroeien in een slecht milieu een beperking kan zijn, maar van die diepgang is in het boek niets te merken. Eus had een bittere, zelfkritische zedenschets kunnen zijn, maar blijft hangen in schelmenstreken en kroegpraat zonder climaxen.100

Dat Eus ondanks de talrijke gebreken toch een enorm verkoopsucces is gebleken, wordt door de journalisten in verband gebracht met ‘de bourgeoisfascinatie voor aso’s en criminelen. Dat onze honger naar dergelijke verhalen groot is, bewijst het succes van langlopende series als Jersey Shore of Sopranos.’101 Akyol wordt door Thomas de Veen in een traditie geplaatst van schrijvers als Jan Cremer en Maria Mosterd, ‘die het meer van hun charisma en sexy onderwerp moeten hebben dan van literaire kwaliteit.’102 Daniëlle Serdijn op haar beurt, vergelijkt Eus met een drietal boeken uit de (jeugd)literatuur:

Aan flaptekstprominent Robert Vuijsje ontlokte [Eus] de quote dat veel Nederlandse literatuur ‘op elkaar lijkt’, maar dat Özcan Akyol anders is: 'Niet alleen zijn verhaal is origineel, de manier waarop hij dat opschrijft is dat ook.' Welnee. Kruimeltje (1923) en Ciske de Rat (1942) laten zich moeiteloos lezen als de kindvriendelijke pendant van Eus. Grote gemene deler is dat het om creatieve maar weerbarstige jongetjes gaat, die opgroeien in haveloze milieus. De (jeugd)literatuur puilt uit van dit soort gastjes. Lag het er in Oliver Twist (1838) nogal dik bovenop dat het kind door

omstandigheden tot misdaad gedwongen werd, in Eus is het eveneens zonneklaar dat

                                                                                                               

99 Serdijn, Daniëlle (2012). ‘Eus’, de Volkskrant, 10/11.

100 De Veen, Thomas (2012). ‘Moppen en stoere verhalen’, NRC Handelsblad, 09/11.

101 Serdijn, Daniëlle (2012). ‘Eus’, de Volkskrant, 10/11.

als het wiegje van de hoofdrolspeler in een betere buurt had gestaan, het heel anders was afgelopen.103

Karin Overmars ten slotte, vat de algehele teneur van de Nederlandse besprekingen goed samen in haar artikel in Het Parool: ‘[h]et marketingverhaal achter de schrijver blijft goed, maar de roman zelf is vooral plat, grof en geborneerd’.104 Akyol is

blijkbaar trots op die laatste drie adjectieven, of ziet ze als aanbeveling voor zijn roman, aangezien hij ze op zijn website als ondertitel gebruikt.105

Rondom het succes van Eus zijn verschillende, fenomenen zichtbaar die typerend zijn voor de hedendaagse, populaire literaire cultuur. Akyols carrièrepad lijkt

bijvoorbeeld symptomatisch voor de klacht van Joost de Vries ‘dat veel uitgeverijen jonge auteurs 'van de straat plukken', of ze uit kranten of twitterfeeds vissen, en hen begeleiden naar het soort autobiografische roman dat voor hen haalbaar is.’106 In het geval van Akyol kwam er echt nog een extra schakel in het proces voor, het in de Nederlandse literatuur steeds prominenter wordende fenomeen van de literair agent. Het lijkt er sterk op dat uitgeverij Prometheus en de schrijver uitgebreid hebben nagedacht over de vraag hoe de schrijver de schijnwerpers van de media zou kunnen vinden. Door Akyols opzienbarende, her en der allicht iets geromantiseerde

levensverhaal en zijn mediagenieke presentatie, is dat misschien wel makkelijker gegaan dan van tevoren verwacht.

In het populaire De Wereld Draait Door en het meer gespecialiseerde Boeken, hadden de presentatoren vervolgens vooral veel aandacht voor de referentiële

dimensie van het boek en niet voor de literaire, hoe vernieuwend en revolutionair Eus ook mocht zijn volgens sommige blurbs op de boekomslag. De interviews met Akyol krijgen daardoor – zeker wanneer de vraaggesprekken met kranten en tijdschriften ook meegerekend worden – een tamelijk uniform karakter.

De schrijver zelf lijkt met zijn benadrukking van het fictionele aspect van Eus (de roman is semi-autobiografisch in plaats van autobiografisch), verwijzingen naar canonauteurs (Céline vooral) en afwijzing van de commercie in de literatuur op zijn beurt wel aanspraak te willen maken op een meer literaire benadering van zijn werk. Anderzijds ziet hij het kunnen optreden in de ‘mediacratie’ ook als iets dat

onlosmakelijk met het huidige tijdsgewricht verbonden is:

                                                                                                               

103 Serdijn, Daniëlle (2012). ‘Eus’, de Volkskrant, 10/11.

104 Overmars, Karin (2012). ‘Schizofreen kinderboek dat angst aan jaagt’, Het Parool, 07/11.

105 www.ozcanakyol.nl, geraadpleegd op: 8-9-2014.

Oubollige schrijvers menen achterover te kunnen leunen na het inleveren van een manuscript. Tamelijk elitair. We leven in een mediacratie. Wie niet meegaat in deze evolutie zal inderdaad klagen over sexy auteurs die het televisiescherm overwoekeren als een hardnekkige schimmel.107

Daarmee plaatst Akyol zichzelf ook enigszins buiten de gevestigde literaire orde – hijzelf is nieuw en modern, de traditionele schrijver onaangepast. Datzelfde deed hij in feite eerder al, toen hij stevige kritiek uitte op de zogenaamde schrijverselite die met dedain op hem neer zou kijken en hem zijn succes zou misgunnen. Dat Akyol zichzelf voor een deel ook buiten de gevestigde orde plaatst, zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit het achterplat van Eus’ tiende druk. Daarop staan tussen de zeer selectief gekozen citaten uit de recensies van de traditionele kritiek (die waren immers