• No results found

In de zomer van 2011 weet Dautzenberg de schijnwerpers weer op zich gericht als hij lid wordt van pedofielenvereniging Martijn. Hij doet dit uit protest tegen het

dreigende verbod op de vereniging en de heksenjacht op niet veroordeelde pedofielen in het algemeen.

                                                                                                               

132 Muus, Dries (2011). ‘Meesterleugenaar’, HP/De Tijd, 13/04.

133 De Vries, Joost (2011). ‘Slaaf van de realiteit’, De Groene Amsterdammer, 12/05.

[D]e vereniging streeft transparantie na. Dat vind ik buitengewoon moedig gezien het onderwerp en het huidige klimaat. Van zo’n organisatie wil ik best lid worden, ook al ben ik geen pedofiel en een felle tegenstander van kindermisbruik en –porno. De vrijheid van meningsuiting is mij heilig. Daar ga ik als schrijver graag voor door het vuur. […] Tegen de mensen (in het speciaal de schrijvers/dichters) die mij

beschuldigden van opportunisme en het zoeken van publiciteit, wil ik zeggen: Ja, ik zoek publiciteit wanneer ik een opvatting heb die ik wil laten horen. Dat de pers hierop inspringt, geeft volgens mij aan dat ik de vinger op de zere plek leg.135

Dautzenberg is volop in het nieuws, ontvangt talloze doodsbedreigingen, verliest zijn aanstellingen bij de universiteit van Tilburg en de VPRO en ziet zakelijke contracten van zijn bedrijf sneuvelen. Ook wordt zijn initiatief door collega-schrijvers uitgelegd als publiciteitshonger. Begin 2012 zegt hij zijn lidmaatschap van de vereniging op vanwege bedreigingen aan het adres van zijn familie. Tussen de bedrijven door eist oud-voetballer Ronald de Boer ook nog eens dat het boekje Rock & Roll. Economie

voor en door leken verklaard – een bundel met fictieve interviews van Dautzenberg

waarin ook De Boer voorkomt – uit de handel wordt genomen. Als op 9 augustus 2012 zijn nieuwe roman Extra tijd verschijnt, staat het publieke optreden van Dautzenberg bij veel mensen dan ook nog vers in het geheugen.

Inhoudelijke bespreking

Extra tijd wordt op de omslag van het boek aangekondigd als ‘zowel een ontroerende

voetbalroman als een psychologisch portret van een arbeidersfamilie in nood’, maar al voor de verschijning wordt duidelijk dat het gaat om een ‘geromantiseerd verhaal van de laatste weken van [Dautzenbergs] vader’.136 Allicht heeft de schrijver zijn uitgever dit keer wel weten te bewegen expliciete autobiografische verwijzingen op de boekomslag achterwege te laten. Extra tijd handelt over een protagonist genaamd Marcel Meulenberg die een terminaal zieke vader heeft die euthanasie zal plegen. Hierdoor besluit de hoofdpersoon bij zijn ouders te gaan wonen in de weken die hieraan voorafgaan. Daarmee borduurt Dautzenberg in zijn nieuwe roman voort op de verhaallijn uit Samaritaan – die daar grotendeels buiten het zicht van de lezer werd gehouden – en is een autobiografische lezing voor lezers die bekend zijn met het oeuvre van Dautzenberg voor de hand liggend. Het autobiografische karakter van

Samaritaan contamineert als het ware de leeswijze van Extra tijd. De lezer herkent

onmiskenbaar enkele beschreven situaties en karakters. Doordat de schrijver later in

                                                                                                               

135 Dautzenberg, A.H.J (2011). ‘Martijn, de gevolgen’, www.ahjdautzenberg.nl (geraadpleegd op: 15/09/2014).

interviews onderschrijft dat zijn nieuwe roman voor ‘tachtig procent autobiografisch [is] en de rest is noodzakelijke literaire opsmuk’137, zet die contaminerende beweging zich ook in omgekeerde richting in beweging, waardoor lezers de leemte in

Samaritaan zouden kunnen opvullen met de wederwaardigheden van de protagonist

van Extra tijd.138

De doodstrijd van vader Gustaaf Meulenberg wordt in Extra tijd gekoppeld aan de strijd die zijn favoriete voetbalclub Roda JC voert tegen degradatie uit de Eredivisie. Zolang Roda zich niet verzekerd weet van lijfsbehoud, zal zijn vader niet sterven, zo is de gedachte van Marcel. Volgens hem hangen de twee zodanig met elkaar samen dat zijn vader de geplande afscheidsreis naar Vlieland niet zal halen indien zijn club vroegtijdig degradeert. De roman bestaat uit zeven delen waarvan de eerste zes zijn gekoppeld aan de wedstrijden die Roda JC nog resteren. Flarden van de radioverslaggeving van deze wedstrijden zijn in de roman verwerkt. In het zesde deel weet de club zich definitief te handhaven, waarna de vader in het zevende en laatste deel met een gerust gemoed euthanasie kan laten plegen.

Extra tijd begint als derdepersoonsvertelling met Marcel als focalisator. Marcel

besluit bij zijn ouders in te trekken om te helpen met de verzorging van zijn vader en de voorbereidende werkzaamheden in aanloop naar de euthanasie. Vader en zoon blijken weinig met elkaar gemeen te hebben, de vader was al op jonge leeftijd gedwongen aan de slag te gaan als fabrieksarbeider, terwijl de zoon als enige familielid universitair geschoold is en gedichten schrijft. De gedeelde liefde voor voetbal en westernfilms nivelleert de verschillen tussen vader en zoon enigszins.

Met enige regelmaat krijgt Marcel bezoek van een voor de rest van de personages onzichtbare zwarte cowboy. In deze surreële droomvoorstellingen heeft de cowboy het voorzien op Marcels vader, als ware hij Magere Hein – de dood komt naderbij. Aan het einde van het derde deel, vlak voordat de familie voor een laatste keer naar Vlieland zal afreizen, verschijnt de cowboy weer aan Marcel:

‘Van mijn vader blijf je af!’ Marcel richt zijn pistool op de man. ‘Staan blijven’. Een bulderende lacht klinkt door de zanderige straat. Achter de ramen duiken verschillende koppen op.

‘Je kunt wel voor stoere knul spelen, maar je blijft een lafaard.’ ‘Je zult zo wel merken wie hier de lafaard is!’

‘De derde persoon, meer hoef ik niet te zeggen.’ ‘Wat bedoel je?’

                                                                                                               

137 Six, Roderik (2012). ‘Ik heb doodsbedreigingen gekregen’, Knack, 10/10.

‘Der dritten Person!’

‘Volgens mij ben je niet goed wijs. Ga maar snel weg.’

‘Ik ben benieuwd hoe je Vlieland gaat verslaan. Met de derde persoon zul je het niet redden - jíj niet. Daar wordt die vakantie veel te emotioneel voor. Je bent daar niet tegen opgewassen, jongen!’ 139

Twee pagina’s later begint het vierde deel. De derde persoon blijkt inderdaad te zijn ingewisseld voor een (nog) onpersoonlijker perspectief. Deel vier en vijf, getiteld De Zandruiter part 1 en 2, blijken de vorm te hebben van een filmscenario en bestaan slechts uit korte scènebeschrijvingen en regieaanwijzingen. Marcel ziet het uitje naar Vlieland blijkbaar als een film waaraan hij zelf nauwelijks deelneemt.

[13. EXT.] De waslijn

De zoon gluurt door het slaapkamerraam van de ouders.

De camera kijkt over zijn schouder mee. De vader buigt over de emmer. De vrouw ondersteunt hem.

De zoon draait zijn hoofd naar de duinen. De camera kijkt mee.

[…]140

Ook in deze delen is de zwarte cowboy alom tegenwoordig. Tegen het slot van De Zandruiter part 2 keert deze zich weer tegen Marcel: ‘Jij, met je literaire trucjes. Op dit moment maak je het wel erg bont, vind je niet? […] Toon eens wie je écht bent. […] Ik ben je afstandelijke houding spuugzat […]’141 In het nawoord voorziet de schrijver nog in ‘enkele suggesties voor de cinematografische uitwerking van De

Zandruiter’ voor wat betreft fotografiestijl en soundtrack.

Het zesde deel begint vervolgens weer met een personaal vertelperspectief, maar verandert na een nieuwe confrontatie van Marcel met de zwarte cowboy – die dan een manifestatie van zijn vader blijkt – in een ik-vertelling. Zo lijkt Marcel de snel naderende dood van zijn vader toch nog op een persoonlijke manier te gaan benaderen. Tot dat moment blijft Marcel zich op luchtige wijze kwijten van zijn huishoudelijke taken, maar houdt hij zijn verdriet op afstand. Enkele minuten voordat zijn vader zijn dodelijke injectie krijgt toegediend raakt Marcel de greep op

                                                                                                               

139 Dautzenberg, A.H.J (2012). Extra tijd. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact. 113

140 Ibid., 123.

de situatie toch nog kwijt. ‘Mijn vader gaat dood! Godverdomme. Wat moet ik doen?’142 De dood van de vader wordt vervolgens weergegeven in de vorm van een voetbalverslag:

[D]e laatste minuut van de extra tijd tikt langzaam weg in huize Meulenberg. Nog enkele seconden en dan is het over en uit… Het wordt spannend nu. […] De arts sluit een ampul aan op het infuus en drukt die langzaam leeg. […] De arts verwisselt de ampul en drukt ook de tweede langzaam leeg… Gustaaf is overleden…143

De roman wordt afgesloten met een laatste filmscène. Vorm en inhoud lijken – net als in Samaritaan – ook in Extra tijd in dienst van elkaar te staan. In een extra katern aan de binnenkant van het achterplat vindt de lezer een bundeltje met

gedichten van Marcel Meulenberg die hij schreef tijdens de doodstrijd van zijn vader.

Dautzenberg en Extra tijd in de media

Op 9 september 2012 is Dautzenberg te gast in VPRO Boeken. Extra tijd wordt door presentator Wim Brands direct aangekondigd als een autobiografisch boek. Al vroeg in het gesprek wordt weer verwezen naar Dautzenbergs reputatie. Brands nodigde de schrijver telefonisch uit om over Extra tijd te komen vertellen met de vraag ‘hoe dicht op de huid is dit geschreven?’, omdat het ‘heel erg voor de hand [ligt] om dat te vragen, en toen zei je “ik zal wel iets voor je meenemen”’. En inderdaad, in de uitzending laat de schrijver de kaart zien die de zieke Gustaaf Meulenberg in Extra

tijd krijgt van de spelers en trainers van Roda JC. Later in het gesprek wordt onder

andere weer verwezen naar de verzonnen interviewreeks.

‘En nu opeens kom je met dit boek – en ik zeg niet dat dat tegenstrijdig is aan elkaar – wat op een heel niet-ironische manier een ontzettend ontroerend portret is van je vader.’ Brands wil het niet expliciet benoemen, maar is desondanks een contrast tussen Dautzenbergs laatste roman en zijn eerdere werk – nochtans ook deels autobiografisch – op het spoor. Op het moment dat de authenticiteit van Extra

tijd is bewezen met een relikwie uit de roman, en is vastgesteld dat er geen

mystificerend spel wordt gespeeld met feit en fictie, kan Dautzenbergs eigen jeugd in Limburg, de verhoudingen in het gezin en het Limburgs minderwaardigheidscomplex – tevens thema’s uit het boek – uitgebreid besproken worden. Daarna spreekt Brands opnieuw zijn verbazing uit over de toon van Dautzenbergs nieuwste roman:

                                                                                                               

142 Ibid., 227.

W.B.: Wanneer bedacht je, ‘ik ga dat boek zo maken, ik ga gewoon Extra tijd

schrijven een roman over mijn vader die dood gaat, ik ga hem zo sec mogelijk portretteren in zijn relatie tot die club en volstrekt niet ironisch’, wat je bij jou toch heel snel zou verwachten, ik kan er ook niets aan doen?

A.D.: Het paste hier niet bij, die ironie. Ik merkte toen ik ging schrijven – ik was even

aan het zoeken naar een juist vertelperspectief, naar die toon. Dus ik heb voor een alter ego gekozen, verschillende vertelperspectieven in het boek ook. Want het deed ook pijn om het weer te herbeleven en het op papier te zetten. Dus ik had ook wat afstand nodig bij tijden. Daarom ga ik bij die vertelperspectieven op een bepaald moment van derde persoon naar een filmscenario en uiteindelijk moet ik met de billen bloot, toch naar die eerste persoon toe […], bij die ik komen en die afstand loslaten. […] Toen ik bij die ik-persoon kwam was het een opluchting, het was mijn verhaal. […] Het klopt, de cirkel is rond. 144

Brands geeft er blijk van dat hij bij zijn lectuur van Extra tijd op zijn hoede is

geweest. Hij verwachtte misleiding en ironie, maar dat bleek verrassend genoeg niet aan de orde. Dautzenberg doet het schrijfproces van Extra tijd voorkomen als een klassiek autobiografisch procedé van rouwverwerking – schrijven op therapeutische basis: ‘[h]et bleef mij bezighouden, dus ik denk ja ik moet er toch wat over schrijven, want ik kom niet verder of zo en dit moet eruit.’ In tegenstelling tot bij Samaritaan – waar het volgens Dautzenberg voor de lezer niet uit zou moeten maken of de roman waargebeurd was – het was immers gewoon ‘een goed verhaal’ – lijkt hij er in het geval van Extra tijd veel meer belang aan te hechten de authenticiteit van zijn roman te benadrukken.

Toch wil Dautzenberg niet zomaar vergeleken worden met genregenoten. ‘Ik wilde geen documentaire schrijven zoals A.F. Th. van der Heijden heeft gedaan met

Tonio, en omgekeerd wilde ik ook de barok van Erwin Mortier ten stelligste

vermijden […].’145 De auteur laat het in een interview met Knack dan ook niet na om te verwijzen naar de ingenieuze vorm van zijn roman om daarmee de ‘literariteit’ van

Extra tijd extra in de verf te zetten:

Tijdens het schrijfproces wilde ik de afstand vergroten - ook voor de lezer, die mocht niet té dichtbij komen - en die weidse landschappen waarin nietige figuren

ronddolen, creëren een groot ruimtegevoel dat op zijn beurt aansluit bij die

westernfilms waarin de vlakte vaak een personage op zich is. Na het scenario, en dat is het derde deel, bereikte ik uiteindelijk de ik-vorm en dat gaf een gevoel van

                                                                                                               

144 Brands, Wim (2012). VPRO Boeken, 09/09. Te bekijken op: http://www.vpro.nl/speel.program.15112916.html

thuiskomen. Tegenover die kaalslag van de taal borrelde dan van de weeromstuit het tegendeel op: het hoofdpersonage schrijft tijdens die doodsstrijd van zijn vader ook stiekem gedichten. Die heb ik als een aparte katern toegevoegd. Critici zullen beweren dat ik weer de eclectische, postmoderne toer opga door zoveel genres te mengen, maar het was een bittere noodzaak.146

Net als in de interviews na de verschijning van Samaritaan lijkt Dautzenberg ook nu te willen benadrukken dat zijn roman meer is dan slechts een rechttoe-rechtaan autobiografisch verslag.

De receptie van Extra tijd

De literaire kritiek in Nederland en Vlaanderen bespreekt ook Extra tijd in ruime mate. Vanzelfsprekend wordt er in die recensies weer verwezen naar Dautzenbergs status van ‘nieuwste enfant terrible uit de Nederlandse literatuur’.147

Zelden heeft een beginnende Nederlandse schrijver in zo'n korte tijd zo veel media-aandacht weten te genereren. En de vraag dringt zich dan ook op of al deze

acties niet doodgewoon briljante marketing zijn. […] [T]enslotte is Dautzenberg jarenlang actief geweest als economisch consultant, hoewel zijn bedrijf na zijn inspanningen voor Martijn nauwelijks klanten meer heeft. Maar ja, dat maakt de noodzaak om veel boeken te verkopen natuurlijk alleen maar groter.148

Ook Mark Cloostermans werd blijkens zijn bespreking in De Standaard ‘doodmoe’ van Dautzenbergs ‘mediastrapatsen’ die zijn ‘meer dan interessante’ boeken volgens hem overschaduwden en lijkt het een verademing te vinden dat de overlapping van feit en fictie dit keer tussen de kaften van het boek blijft.149 Het is een gevoel van opluchting dat in veel besprekingen weerklinkt, de authenticiteit van Extra tijd wordt dan ook nauwelijks in twijfel getrokken. Ewoud Kieft is in zijn bespreking voor NRC

Handelsblad zeer enthousiast, al schrijft hij dat hij aanvankelijk nog wel op zijn

hoede was voor Dautzenbergs valkuilen. Hij heeft zich daarbij verbaasd over de eerste helft van het boek:

Daar staan opmerkelijk veel zinnen die eerder aan psychologische zelfhulpboeken doen denken dan aan het subversieve spel van verwarring waar Dautzenberg zich hiervoor zo graag aan overgaf. […] En Marcels relaas over zijn treinreis naar

                                                                                                               

146 Ibid.

147 FH (2012). ‘Een curieuze contaminatie’, De Morgen, 01/09.

148 Kieft, Ewoud (2012). ‘Dautzenberg pakt uit’, NRC Handelsblad, 10/08.

Limburg lijkt haast wel op het gemopper van ouden van dagen […]. Worden we hier weer op een dwaalspoor gebracht? Of is dit simpelweg de schrijver zonder

masker aan het woord, die een persoonlijk verhaal vertelt dat hij niet mooier wilde maken dan het is?150

Kieft concludeert het laatste:

Als schrijver laat Dautzenberg in Extra tijd […] zijn ware gezicht zien, niet alleen door een uiterst persoonlijk verhaal over zijn familie zo expliciet te vertellen, maar ook door te tonen hoe nauw verweven ‘literaire trucjes’ en het echte leven eigenlijk zijn. Want de Dautzenberg zonder mystificaties is nog steeds een schrijver […] die literatuur dicht bij de werkelijkheid wil brengen. En zo kun je al zijn werk van de afgelopen anderhalf jaar ook bekijken: eigenlijk liet de schrijver voortdurend zijn ware gezicht zien.151

Over Dautzenbergs authenticiteit blijkt na de verschijning van Extra tijd nog weinig twijfel te bestaan en zijn eerdere werk en publieke optreden wordt door Kieft

gezuiverd van de blaam van sensatiezucht. ‘Dit is een schrijver pur sang, die telkens weer nieuwe manieren vindt om werkelijkheid en literaire verbeelding te vermengen. Niet alleen maar om in de aandacht van de media te komen, maar bovenal omdat dit nu eenmaal is wat een schrijver doet.’152

Ook andere recensenten zijn positief, Simone van Saarloos noemt de roman in de Volkskrant ‘volkomen origineel’ en is van mening dat ‘Dautzenberg een literaire prestatie [levert] waartegen de reuring omtrent zijn anonieme nierdonatie en

Martijn-lidmaatschap bleek afsteekt’.153 Joost de Vries rept in De Groene

Amsterdammer over Dautzenbergs ‘meest integere’154 roman, terwijlJaap Goedegebuure zich in Financieel Dagblad – net als in zijn bespreking van Samaritaan – afzijdig houdt van enig buitentekstueel commentaar, het woord autobiografisch valt nergens in zijn tekst te lezen. De ervaren criticus en literatuurprofessor huldigt blijkbaar een autonome literatuuropvatting.

Het Vlaamse dagblad De Morgen is het minst positief. ‘Spijtig genoeg wil Dautzenberg blijkbaar bewijzen dat hij niet alleen op de korte afstand maar ook in het werk van lange adem uitblinkt. Vandaar dat hij inhoudelijk en stilistisch zoveel mogelijk vuurwerk tracht te bieden.’ De krant ergert zich eraan dat in Extra tijd ‘te

                                                                                                               

150 Kieft 2012.

151 Ibid.

152 Ibid.

153 Van Saarloos, Simone (2012). ‘Koiboi-film’, de Volkskrant, 25/08.

pas en te onpas storende schrijfkemels [staan]’ en is van mening dat de roman slechts ‘af en toe functioneert […]. En nee, dat is niet genoeg.’155