• No results found

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In document bestemmingsplan Kernen Egmond (pagina 132-137)

Inhoud van de regels

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

13.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

13.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

b. uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 13.3.3 onder a.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatie in de vorm van sport en spel;

b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens een volkstuin;

c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;

c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 onder b om erf- en terreinafscheidingen toe te staan met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

a. de transparantie van de erf- of terreinafscheiding ten minste 50% bedraagt;

b. geen onevenredige hinder voor omliggende percelen mag ontstaan.

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowpark':

recreatiewoningen;

b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein voor het kamperen in caravans, tenten, stacaravans en chalets met bijbehorende voorzieningen;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatieve appartementen': bedrijfsmatige geëxploiteerde verblijfsrecreatieve appartementen;

d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;

e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uit ten hoogste categorie 1b': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;

g. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins;

h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, een kampwinkel, een wasruimten, sanitaire en overige voorzieningen ten behoeve van kampeerterreinen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Algemeen

a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;

c. de bouwhoogte van steeltoestellen bedraagt ten hoogste 6 m;

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

15.2.2 Kampeerterrein

ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende aanvullende regels:

a. het aantal standplaatsen bedraagt het met de aanduiding 'maximumaantal standplaatsen' aangegeven aantal, met dien verstande dat het aantal standplaatsen voor stacaravans en chalets ten hoogste 163 bedraagt;

b. per standplaats is ten hoogste één stacaravan of chalet of kampeermiddel toegestaan;

c. de bouwhoogte van een stacaravan of een chalet bedraagt ten hoogste 5 m;

d. de oppervlakte van een stacaravan of een chalet bedraagt ten hoogste 70 m²;

e. de inhoud van een stacaravan of een chalet bedraagt ten hoogste 280 m3; f. een stacaravan of een chalet dient voorzien te worden van een kap;

g. de onderlinge afstand van een stacaravan of een chalet tot een andere stacaravan of chalet bedraagt ten minste 5 m;

h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - bedrijfsmatige exploitatie' is in afwijking van het bepaalde onder 15.2.1 onder a per standplaats één berging toegestaan met een oppervlakte van 6 m2 en een bouwhoogte van 3 m;

i. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 10 m.

15.2.3 Bungalowpark

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowpark' gelden de volgende aanvullende regels:

a. recreatiewoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowpark';

b. het aantal recreatiewoningen bedraagt het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;

c. de maximale goothoogte van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 3 m en de maximale bouwhoogte niet meer dan 6 m;

d. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt ten minste 5 m;

e. de recreatiewoning dient voorzien te worden van een kap;

f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' zijn bedrijfsgebouwen en centrale voorzieningen niet toegestaan;

g. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 280 m³.

15.2.4 Recreatiewoningen

ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en 'horeca uit ten hoogste categorie 1b' gelden de volgende aanvullende regels:

a. horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b. de goot- en bouwhoogte van horecavoorzieningen bedragen ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;

c. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;

d. de maximale goothoogte van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 3 m en de maximale bouwhoogte niet meer dan 6 m;

e. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt ten minste 5 m;

f. de recreatiewoning dient voorzien te worden van een kap;

g. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 280 m³.

15.2.5 Bedrijfswoning

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende aanvullende regels:

a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte.

15.2.6 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;

b. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, en overkappingen mag ten hoogste 50 m² bedragen; in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte;

c. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:

1. tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;

2. tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen;

3. tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;

4. tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;

5. vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;

in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte;

d. de oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen; in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte;

e. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;

f. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;

g. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;

h. bij vrijstaande hoofdgebouwen mag de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;

i. bij niet-vrijstaande hoofdgebouwen mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m bedragen;

j. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;

k. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten zoals bepaald in sub g, h en i worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

15.2.7 Verblijfsrecreatieve appartementen

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie appartementen' bedraagt de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;

b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:

1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;

2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;

3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;

4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70%

van het dakvlak bedraagt;

c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag aan de achterzijde bij niet-vrijstaande woningen worden overschreven door dakopbouwen, indien:

1. de afstand tot de dakvoet en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;

2. de bouwhoogte van de dakopbouw, gemeten vanaf de voet van de dakopbouw, ten hoogste 1,5 m bedraagt;

3. de breedte van de dakopbouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

15.3 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder g of van het bepaalde in lid 15.2.4 onder e om een kleinere afstand toe te staan, indien is aangetoond dat de branddoorslag en brandoverslag tussen twee recreatiewoningen ten minste 60 minuten bedraagt.

b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder e om een kleinere afstand toe te staan, indien is aangetoond dat de branddoorslag en brandoverslag tussen een stacaravan of chalet en een andere stacaravan of chalet ten minste 60 minuten bedraagt.

c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder b om erf- en terreinafscheidingen toe te staan met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

1. de transparantie van de erf- of terreinafscheiding ten minste 50% bedraagt;

2. geen onevenredige hinder voor omliggende percelen mag ontstaan;

3. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de afstand van de erf- of terreinafscheiding tot het openbaar toegankelijk gebied ten minste 1,5 m bedraagt;

4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein' de erf- en terreinafscheiding op een afstand van minste 1,5 uit de voorgevel van een recreatiewoning of het verlengde hiervan is gelegen.

15.4 Specifieke gebruiksregels

In document bestemmingsplan Kernen Egmond (pagina 132-137)