• No results found

3. C ASUS : T OMMY W IERINGA ALS PUBLIEKE INTELLECTUEEL

3.2 S OCIALE EN CULTURELE CONTEXT

Het tweede niveau van onderzoek richt zich op de sociale en culturele context waarbinnen de publieke intellectueel actief is. De publieke intellectueel mengt zich in een discussie of wil zelf

een discussie teweeg brengen binnen de publieke sfeer en daarmee is hij volgens Said bezig met het bedrijven van politiek (Heynders 2015a 22).

Tommy Wieringa is als publieke intellectueel actief binnen de context van de Europese en Nederlandse maatschappij. Hij houdt zich bezig met veel verschillende zaken die hierin spelen en spreekt zich hierover uit. Zo schrijft hij onder andere columns over de nationale discussie rondom Zwarte Piet (‘Met zulke domme voorstanders, wordt je vanzelf een tegenstander’) (Facebook Tommy Wieringa 19-10-2014), uit hij zijn mening over het referendum over het associatieverdrag met Oekraïïne (‘Dit referendum is een gedrocht’) (2-4-2016) en neemt hij het op voor koeien die zomers in de brandende zon in de wei staan (‘Mocht de zomerweidegang in Nederland ooit wettelijk afgedwongen worden, dan moet de boer ook worden verplicht om een paar schaduwbomen te planten op zijn land’), waarna hij zelf begon met het planten van vijftig bomen (Van Dongen). Dit onderzoek richt zich echter specifiek op Wieringa’s rol als publieke intellectueel binnen de context van het huidige vluchtelingendebat, wat een belangrijk maatschappelijk onderwerp was en is in Nederland en de rest van Europa.

3.2.1 D

EVLUCHTELINGENCRISISENHETDEBAT

In 2015 komen er meer dan een miljoen migranten Europa binnen. In totaal zoeken 1.256.210 asielzoekers in dat jaar bescherming in de Europese Unie, ruim tweemaal het aantal van 2014, toen dit er 562.265 waren (Vluchtelingenwerk Nederland). Veel van deze migranten zijn vluchtelingen uit Syrieï, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die over het water naar Europese landen als Italieï en Griekenland komen. Deze oversteek maken ze in gammele bootjes met daarin veel te veel mensen. Geregeld wordt er bericht over gezonken of omgeslagen boten en

verdronken vluchtelingen. Als de foto van het drie jaar oude jongetje Aylan Kurdi, verdronken en aangespoeld op het strand bij Bodrum, begin september 2015 gepubliceerd wordt, reageert de hele wereld geschokt (Schipper). In totaal komen 3.770 mensen om het leven tijdens hun poging over de zee naar Europa te komen (NOS). De UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de

Verenigde Naties, spreekt in de zomer van 2015 van een maritieme vluchtelingencrisis van historische proporties (2). Van degenen die de gevaarlijke overtocht wel overleven, trekken de meesten door, Europa in, op zoek naar een veilige plek om te leven. Dagelijks zijn de beelden te zien van de grote aantallen mensen, lopend langs snelwegen. Bij veel Europeanen zorgt dit voor onrust en angst. Zij willen deze mensen niet in hun land hebben. Er ontstaat een tweedeling van mensen die voor de opvang van deze vluchtelingen zijn en de mensen die ze terug willen sturen en de grenzen willen sluiten.

Ook in Nederland komen de vluchtelingen in grote getale aan. Er worden in 2015 bijna 59.000 asielaanvragen gedaan, terwijl dit aantal in de periode tussen 2008 en 2012 schommelde rond de 15.000 per jaar (Vluchtelingenwerk Nederland). En ook in ons land wordt het debat over

wel of niet opvangen het belangrijkste maatschappelijke onderwerp. In de Tweede Kamer lijkt het ‘Wilders tegen de rest’ en lopen de gemoederen soms hoog op (Van Doorn). Ook onder burgers lijken het vooral de aanhangers van de PVV, de partij van Geert Wilders, te zijn die zich stellig uiten tegen de opvang van vluchtelingen. In plaatsen waar asielzoekerscentra gebouwd zouden worden, komen de inwoners hiertegen in actie en dit verloopt vaak onrustig. In Enschede moeten ME’ers, een videobus en politie te voet, te paard en op de fiets ingezet worden om een protestbijeenkomst zo rustig mogelijk te laten verlopen. Van de betogers, die vooral leuzen riepen als ‘Azc weg ermee!’, ‘Nee tegen azc’ en ‘Geen azc in Enchede’, wordt een aantal

gearresteerd, onder andere voor mishandeling, bedreiging en het brengen van de Hitlergroet (Toonen). Ook in de gemeente Geldermalsen gaat het er heftig aan toe tijdens de demonstratie. Terwijl in de raadszaal een vergadering gaande is over de komst van een azc, hebben buiten honderden actievoerders zich verzameld. De ME moet hard haar best doen om deze groep op afstand te houden, terwijl zij door het hek heen komen en met vuurwerk, stenen en flessen richting de agenten en het gemeentehuis gooien. Zelfs enkele waarschuwingsschoten helpen niet de demonstranten tegen te houden. De raadzaal moet worden ontruimd en de aanwezigen worden onder begeleiding van de politie naar een veilig onderkomen gebracht (Trouw). Ook in Heesch wordt het gemeentehuis bekogeld en moet de ME in actie komen om een einde te maken aan het protest. Een bijeenkomst in Steenbergen verloopt erg onrustig. De sprekers die tegen de komst van een azc zijn en hun angst voor overlast en onveiligheid door de ‘gelukszoekers’ uiten, kunnen rekenen op een luid applaus van het publiek. De enkeling die zich positief durft uit te laten over de opvang, wordt zonder enige vorm van respect uitgejoeld en uitgefloten (Van der Hee en Schreuder).

3.2.2

GEBRUIKVANENKRITIEKOP HETNARRATIEVEFRAME

Wieringa is als publieke intellectueel actief binnen dit debat. Dit is, volgens Heynders’ begrippen, de sociale en culturele context. De context van het vluchtelingendebat biedt een narratief frame, waar de publieke intellectueel gebruik van kan maken en dat hij kan bekritiseren (Heynders 2015a 21). Wieringa reageert op uitingen als ‘Azc weg ermee’ , die gedaan worden tijdens demonstraties tegen de komst van asielzoekerscentra. Hij stelt dat dit niet alleen sentimenten zijn, maar oprechte gedachten. Hij vindt ook dat deze mensen het recht hebben om bezorgd te zijn over de komst van een azc in hun buurt (DWDD 16-9-2015). Hij is het echter niet eens met de manier waarop het debat gevoerd wordt, met grove beledigingen, bedreigingen en geweld. Wat Wieringa wil, is dat alle gedachten en gevoelens rondom de vluchtelingencrisis uitgesproken worden in een redelijk debat: ‘[D]at hele debat is zo gepolariseerd en ik las laatst ergens dat het lijkt te gaan tussen de hartelozen en de hersenlozen. Ik denk dat het daar onmiddellijk bij vandaan moet. Alles wat pijn doet moet op tafel liggen, zodat het onderwerp niet gekaapt kan

worden door […] populisten’ (Ibid) Wieringa wil de polarisatie van het debat dus tegengaan. Hij geeft kritiek op het denken in termen ‘hartelozen en hersenlozen’, zoals de voor- en

tegenstanders van de opvang genoemd worden in deze context.

Een term die veel gebruikt wordt binnen het narratieve frame van het

vluchtelingendebat, is ‘gelukszoekers’. Deze term wordt gebruikt voor migranten die niet noodgedwongen op de vlucht zijn voor oorlog of armoede, maar die vrijwillig kiezen voor het vertrek naar een andere plek, in de hoop daar meer geluk te vinden. Deze mensen worden ook aangeduid als economische migranten. Of iemand een vluchteling of een gelukszoekers is, is soms lastig vast te stellen. Economische migranten kunnen in de meeste EU-landen geen asiel krijgen en om de migrantenstroom in te dammen, besloten de vier Balkanlanden Slovenieï, Kroatieï, Servieï en Macedonieï alleen migranten uit Syrieï, Afghanistan en Irak toe te laten

(Kettenis). Zij stellen: ‘Onze grens blijft dicht voor gelukszoekers’ (Ibid). Ook in Nederland wordt de term ‘gelukszoekers’ veel gebruikt. Vooral tegenstanders van de opvang noemen de

vluchtelingen zo. Zij stellen dat deze mensen alleen maar naar het rijke Europa komen om te profiteren van de welvaart. Een vrouw uit Purmerend, die zich uit tegen de komst van een azc in haar stad, stelt: ‘Mensen die echt hulp nodig hebben, moeten die krijgen. Maar de mensen die hier nu komen zijn gelukszoekers’ (RTL Nieuws). Ook Halbe Zijlstra, fractievoorzitter van de VVD heeft in een interview gesteld dat de migranten hier vooral komen voor een beter en luxer leven. Wieringa reageert in zijn column op de uitspraken van Zijlstra:

Ik […] las hoe Halbe Zijlstra was leeggelopen over mensen die hier een veilig heenkomen zochten. […] Ze kwamen onze welvaart opvreten, die gelukszoekers, voor grote borsten en glanzende gebitten kwamen ze – o ja, en met miljoenen tegelijk, waarschuwde hij, en voedde zo de bezorgde burger met angst en vooroordelen. (17-10-2015)

Wieringa geeft hier duidelijk kritiek op Zijlstra en zijn manier van spreken over de vluchtelingen. Zijlstra gebruikt niet alleen de term ‘gelukszoekers’ om de vluchtelingen in kwaad daglicht te zetten, hij schetst volgens Wieringa ook een waar schrikbeeld waarmee hij de burgers met angst voor de migranten voedt.

De publieke intellectueel kan echter zelf ook gebruik maken van het narratieve frame dat ontstaat door de context. Wieringa gebruikt zelf in zijn werk ook de term ‘gelukszoeker’. Ten eerste verwijst de titel van de theatertour The pursuit of happiness. Hier wordt de term echter niet gebruikt als negatieve benaming voor vluchtelingen. De makers verwijzen met de naam The pursuit of happiness naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, waarin de zoektocht naar geluk, naast leven en vrijheid, gezien wordt als onvervreemdbaar recht van ieder mens (Behoud de Begeerte). In deze voorstelling wordt dus een hele andere invulling gegeven aan het

begrip ‘gelukszoekers’ en verdiepen Wieringa en zijn collega’s zich oprecht in migratie en letterlijk in de zoektocht van mensen naar geluk. Ook in Dit zijn de namen komt de term terug. Een hoofdstuk in dit boek is getiteld Het zoeken naar geluk (99). In dit hoofdstuk volgt de lezer de groep vluchtelingen die, met ‘hulp’ van mensensmokkelaars, denken dat ze de grens

oversteken. Later blijkt dat ze nooit een grens overgegaan zijn en ze nog steeds in hetzelfde land ronddwalen. Hier wordt de term ‘gelukszoeker’ niet gebruikt voor economische vluchtelingen die willen profiteren van de welvaart in een ander land, maar blijkt vooral dat mensen andersom juist willen profiteren van vluchtelingen door hen, in ruil voor geld, valse hoop te bieden.

Ook op andere termen die gebruikt worden binnen de context van het

vluchtelingendebat, uit Wieringa zijn kritiek. Zo benadrukt hij dat er geen goede benaming is voor Nederlanders met een buitenlandse achtergrond: ‘De term ‘Nederlanders van kleur’ […] stuit bij mij op esthetische bezwaren, al besef ik dat ‘allochtoon’ of ‘nieuwe Nederlanders’ net zulke gedrochten zijn’ (6-2-2016). Ook geeft hij kritiek op de woorden die Wilder gebruikt en de beelden die hij daarmee schetst:

En ook wanneer Nederlanders zichzelf een gemiddeld gelukscijfer van 7,8 geven, moet je erop blijven hameren dat ze weggevaagd dreigen te worden door een asieltsunami, dat hun dochters verkracht zullen worden door testosteronbommen, en dat ze in het bejaardenhuis, terwijl buiten de sharia heerst, in eigen stront zullen verdrinken. (12-12- 2015)

Het woord ‘testosteronbommen’, dat Wieringa hier aanhaalt, is vaak terug te zien in het debat. Deze term gebruiken tegenstanders van de opvang voor mannelijke vluchtelingen, die volgens hen de Nederlandse of Europese vrouwen komen verkrachten. Dit schrikbeeld wordt versterkt wanneer tijdens nieuwjaarsnacht in Keulen vele vrouwen aangerand worden en veel van de verdachten asielzoekers zijn. Wieringa bespreekt de gebeurtenissen in Keulen in zijn column en uit zijn kritiek op de beeldvorming van vluchtelingen, die met opzet als ‘testosteronbommen’ neergezet worden:

Het is jammer dat de camera’s van Powned niet in Keulen waren op nieuwjaarsnacht, waar ze de testosteronbommen hadden kunnen vastleggen die ze bij het azc in

Apeldoorn vergeefs zochten. Daarom bewerkte Powned een interview met een Syrische vluchteling bij het hek net zo lang tot hij er een leek, met schaar en lijmpot in elkaar gestoken. (9-1-2016)

Het schrikbeeld dat vele mensen hebben, is die van de islamitische immigranten, die

moslimstaat. Deze angst wordt versterkt door aanslagen van radicale moslims en uitspraken die zij doen over het willen veroveren van Europa. Wieringa stelt hier tegenover de term ‘boze zoon’, waarmee hij verwijst naar jonge immigranten die niet goed inburgeren en zich kritisch uiten tegenover het land waar ze in wonen. Tijdens het gesprek in De wereld draait door wijst hij er op dat een slechte ontvangst van de immigranten, lijdt tot boze zonen (16-9-2015). Ook eéeén van Wieringa’s columns is getiteld “Boze zoon”. Hierin vertelt hij over zijn gesprek met de Engelse schrijver Zia Haider Rahman, die zich nooit thuis heeft gevoeld in Engeland. Hij noemt hem ‘een boze zoon van Engeland, die evenwel niet in een kamertje boven een belwinkel was

geradicaliseerd, maar zich tot de wiskunde en de literatuur had gewend en zei: ‘Ik sticht waarschijnlijk meer gevaar met een pen dan met een pistool’ (4-10-2015). Met deze column geeft Wieringa ook een nuancering van het beeld van de ‘boze zonen’. Niet alle migranten die ontevreden zijn over hun nieuwe land radicaliseren, waar veel mensen bang voor zijn. Ze kunnen zich, zoals Rahman, ook op andere, vreedzame manieren uiten.

In dit hoofdstuk heb ik het onderzoek naar Wieringa als publieke intellectueel gericht op het niveau van de sociale en culturele context. Ten eerste heb ik een schets gegeven van de

vluchtelingencrisis en het daarbij behorende debat, omdat dit de context is waarin ik Wieringa als pubieke intellectueel onderzoek. Hierna heb ik mij gericht op Wieringa zelf en hoe hij zich mengt in de publieke discussie. Ik heb aangetoond dat hij gebruikmaakt van het narratieve frame dat ontstaan is binnen deze context en hier ook kritiek op levert, bijvoorbeeld op gebruikte termen als ‘hartelozen en hersenlozen’ en ‘gelukszoekers’.