• No results found

Nostra Aetate 4: Past, Present, Future, a Jewish Perspective

In document Nostra Aetate 4 (pagina 34-38)

David Meyer is als rabbijn verbonden aan de Brighton en Hove Synagoge in zuid Engeland. Sinds 2009- 2010 bekleedt hij de leerstoel voor de studie van het Jodendom en de

hebraïstiek aan het Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen, om de Joods- christelijke dialoog te stimuleren. 148

In deze paragraaf zet Meyer in het artikel: Nostra Aetate: Past, Present, Future, a Jewish Perspective’ dat in de geredigeerde bundel: Never Revoked Nosta Aetate as Ongoing Challenge for Jewish – Christian Dialogue 2010 gepubliceerd is, uiteen, hoe in het postconciliaire tijdperk de verhouding tussen de Kerk en het Jodendom zich heeft

ontwikkeld.149 De centrale vraag is hier hoe bepaalde factoren gebruikt kunnen worden voor de intensivering van de verhouding tussen de kerk en het Jodendom. Daarbij richt Meyer zich met betrekking tot de ‘Verklaring over de Joden’ op vier factoren die zijn aandacht vragen. Als eerste kijkt hij naar de 'geest' van dit document. Hij vraagt zich af wat de

bedoeling is van dit document en in welke sfeer de ‘Verklaring over de Joden’ geschreven is. De tweede factor die Meyers aandacht vraagt is de 'taal' waarin de ‘Verklaring over de Joden’ geschreven is. In de derde plaats onderzoekt hij welke ‘betekenis’ in de theologische taal van de ‘Verklaring over de Joden’ ‘verborgen’ zit. Tenslotte, maar niet onbelangrijk, gaat Meyer na wat er nog aan ‘woorden ontbreekt’ in de ‘Verklaring over de Joden’. Deze

ontbrekende woorden noemt hij 'de stiltes' in het document. Meyer heeft vanwege het

148

http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=*IJS&n=82753 Het instituut voor Joodse studies aan de Universiteit van Antwerpen en het Universitair Centrum Sint – Ignatius engageerden zich in het academiejaar 2008-2009 om hun gezamenlijke aandacht voor Joods – christelijke relaties tot uitdrukking te brengen door een nieuwe leerstoel in te richten aan de Universiteit Antwerpen. Het doel van de leerstoel is de studie van het Jodendom en de hebraistiek vanuit het perspectief van de Joods -christelijke dialoog in het hedendaags Europa te bevorderen. In het academiejaar 2009-2010, de tweede editie van dit initiatief, bekleedt rabbijn David Meyer de leerstoel.

35

revolutionaire karakter van het document de uitdaging aangenomen om zijn visie op de ‘Verklaring over de Joden’ te geven. Het revolutionaire karakter verwijst volgens Meyer naar de radicaal andere denkwijze binnen de kerk in de afgelopen eeuwen, die zijn weerslag vindt in de betrekkingen tussen de kerk en het Jodendom. Bovendien hoopt Meyer dat

bovengenoemde factoren een bijdrage kunnen leveren aan de voortdurende verhouding tussen de kerk en het Joodse volk in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie.

Om te beginnen spreekt Meyer met lof over de ‘Verklaring over de Joden’. Meyer vertaalt in dit verband het woord ‘geest’ voor het eenvoudige woord 'moed'. Omdat het volgens Meyer in het licht van het beladen verleden van de nasleep van de Shoah, van inzicht en moed getuigt om een ‘Verklaring over de Joden’ op te stellen. Maar ook, en zeker, om de

christelijke theologie over de joodse godsdienst op wezenlijke punten te veranderen. 150 Dat betekent volgens Meyer dat het Jodendom in de ‘Verklaring over de Joden’ is erkend en benoemd als een reële werkelijkheid en als een bestaande en geaccepteerde godsdienst is opgevat. Vanuit die gedachte blijft de ‘Verklaring over de Joden’ heel actueel en een belangrijke bron van inspiratie voor veel religieuze leiders van vandaag, aldus Meyer. Vervolgens richt Meyer zich op de ‘taal’ van de ‘Verklaring over de Joden’. Hij constateert dat de taal waarin de ‘Verklaring over de Joden’ geschreven is voor een Joodse lezer een complexe stijl vertoont. Omdat, zo merkt hij op, de concilietaal ‘geladen is met religieuze symboliek’. 151 Dat betekent volgens Meyer dat de betekenis van deze tekst een emotionele lading laat zien die via de kerkelijke religieuze taal wordt overgebracht. Maar voor diegenen die niet ingevoerd zijn in de kerkelijke religieuze taal, blijft de betekenis van de tekst

daardoor onduidelijk. Het gevolg daarvan is dat door de complexiteit van de concilietaal alleen de ingevoerde kerkelijke functionarissen toegang hebben tot de taal van dit

document. Een groot deel van de bevolking heeft geen goed beeld van de ‘Verklaring over de Joden’ gekregen en kon daarom de betekenis van de tekst niet goed oppakken, volgens Meyer. Volgens hem is daardoor de revolutionaire boodschap die de ‘Verklaring over de Joden’ voorstaat ‘enigszins verzwakt en verminderd’. 152 Wat betekent dit? Hier wordt de indruk gewekt dat de complexe tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ bij velen een gevoel achterlaat dat in strijd lijkt te zijn met de revolutionaire geest van het Tweede Vaticaans Concilie.

Ten derde constateert Meyer een aantal theologische elementen in de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ die voor een Joodse lezer duidelijk teleurstellend zijn. Om te beginnen refereert hij aan onderstaande tekst: [……] ‘als het nieuwe volk van God ’.153 Dit citaat roept bij Meyer de gedachte op dat er in de 21ste eeuw vanuit Joods perspectief geen Joodse denkers zijn die zich nog altijd als het ‘uitverkoren volk’ van God presenteren. (Ex. 19:5) 154 Maar dat zij nu door deze tekst er weer aan herinnerd worden dat zij als het ‘uitverkoren volk’ door God geroepen zijn.155 Vervolgens voert Meyer aan dat de volgende

150 Idem p. 119 151 Idem p. 122 152 Idem p.123 153 Idem p.125 154 Ibidem

Exodus 19:5: nu dan, indien Gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij.

155

36

passage in de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ voor de Jood werkelijk schokkend en onbegrijpelijk is: ‘ Niettemin blijven de joden, volgens de apostel, omwille van de aartsvaders steeds bijzonder dierbaar aan God (….)’ .156 Hoe moet dit citaat worden opgevat? Heeft God de Joden alleen lief vanwege de verdienste van hun aartsvaders en niet als individu en mens? Kan God niet gewoon van zijn Joodse kinderen houden als mensen, zonder verwijzing naar het verleden? Voor deze vragen ziet Meyer zich geplaatst. De indruk wordt hier gewekt dat de ‘Verklaring over de Joden’ alleen op grond van de verdiensten van Abraham

bestaansrecht aan het Jodendom toekent.

Tenslotte constateert Meyer dat er ‘twee specifieke punten’ in de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ ontbreken die hij kenmerkt als de ‘stiltes’ in de tekst.157 Ten eerste stelt hij de vraag waar in de tekst over de ‘kinderen’ van de ‘Kerk’ wordt gesproken? De tekst spreekt vaak over het woord ‘Kerk’ maar ‘ niet over de kinderen, de zonen en dochters van de Kerk’, aldus Meyer. Daaruit volgt voor Meyer onherroepelijk de tweede vraag waar diegenen gebleven zijn die door de eeuwen verantwoordelijk waren voor de verschrikkelijke

behandeling die de Joden is toegebracht? De tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ doet daar geen uitspraak over en daardoor wordt volgens Meyer de indruk gewekt dat de ‘Verklaring over de Joden’ niet het fundamentele probleem benoemt waardoor de ‘Verklaring over de Joden’ blijft hangen in een zuiver theoretische beschouwing. De confrontatie met het verleden en de aanvaarding van de verantwoordelijkheid van de katholieken voor de anti Joodse houding door de eeuwen heen blijft volgens Meyer

onbesproken. Wat dat betekent voor de verhouding tussen de kerk en het Jodendom nu en in de toekomst blijft daardoor onzeker.

Naar aanleiding van bovengenoemde opmerkingen is het voor de Joodse lezer moeilijk om de tekst in haar volle betekenis te begrijpen, aldus Meyer. Bea is zich bewust van deze moeilijkheden, maar maakt duidelijk dat de ‘Verklaring over de Joden’ ‘niet direct voor de Joden geschreven is maar voor de christenen’·.158. Desondanks benadrukt Bea het belang dat Joden en christenen op de juiste wijze over elkaar leren denken. Maar dit betekent volgens Bea niet dat er vanuit de liefde voor de Waarheid geen dwingende dingen gezegd kunnen worden die minder gunstig voor de Joden zijn.159 Daarentegen begrijpt Bea de Joodse ‘gevoeligheden’ in het licht van hun geschiedenis door de eeuwen heen en verwacht daarom ook niet dat Joden meteen de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ zullen kunnen

begrijpen. 160 Het is juist dat licht waar voor Meyer de uitdaging ligt om de betrekkingen tussen de kerk en het Jodendom verder uit te werken. Om de hoop, die paus Johannes XXIII tijdens de ontmoeting met Jules Isaac uitsprak: 'U en wij verdienen veel meer dan hoop' levend te houden.161 156 Ibidem 157 Idem p.128 158

Augustinus kardinaal Bea op. cit. p. 15 159

Augustinus kardinaal Bea. Bea doelt hier op minder gunstige beoordeling van sommige groepen Joden uit de tijd van het leven en de dood van Christus en van de stichting van de eerste christelijke gemeenten. En ten tweede op de ‘bekeringsvrees’ die Joden ervaren in hun ontmoeting met christenen. De kerk is er echter van overtuigd dat de verkondiging van Christus ‘de weg, de waarheid en het leven is’, aldus Bea op.cit. p.16 160 Idem P. 15

161

37

Het is in deze paragraaf duidelijk geworden dat er bij de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ een aantal factoren aan te wijzen die de nodige vragen oproepen. Hoe en onder welke omstandigheden de ‘Verklaring over de Joden’ is opgesteld is helder. In het licht van het beladen verleden en de nasleep van de Shoah hebben de bisschoppen moed en inzicht getoond om de ‘Verklaring over de Joden’ op te stellen, waarin duidelijk is geworden dat de christelijke theologie over de joodse godsdienst op wezenlijke punten is veranderd. De ‘taal’ waarin de ‘Verklaring over de Joden’ is geschreven is complex en moeilijk. Daardoor is voor de niet ingevoerde lezer de ware betekenis van de tekst niet helder. Een aantal theologische elementen in de tekst is voor een Joodse lezer niet gemakkelijk om te begrijpen. De

‘Verklaring over de Joden’ houdt vast aan het begrip dat de kerk het nieuwe volk van God is. Ook de opvatting dat de Joden bijzonder dierbaar aan God blijven vanwege de aartsvaders is voor de Jood schokkend en onbegrijpelijk, zo is in deze paragraaf naar voren gekomen. Tenslotte is hier duidelijk geworden dat de verantwoordelijkheid van de zonen en dochters van de kerk die door de eeuwen heen verantwoordelijk waren voor de verschrikkelijke behandeling die de Joden is toegebracht, niet genoemd is. Maar ondanks bovengenoemde opmerkingen laat de ‘Verklaring over de Joden’ zien dat er belangrijke stappen zijn gedaan om de verhouding tussen de kerk en het Jodendom vandaag en in de toekomst te

intensiveren. De conclusie is hier dat het in deze paragraaf helder is geworden dat het aan moed en inzicht, om de theologische verschillen tussen de beide tradities te benoemen, niet ontbreekt.

Conclusie

In dit hoofdstuk is goed naar voren gekomen dat in het na-conciliaire tijdperk de ‘Verklaring over de Joden’ als een mijlpaal in de geschiedenis van de rooms katholieke kerk is opgevat. Naast de lofuitingen over de ‘Verklaring over de Joden’ van de in dit hoofdstuk aangehaalde theologen is er niet geschroomd om kritische vragen bij de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ te plaatsen. De worsteling van de kerk met betrekking tot de verhouding tot de Joden is in elke paragraaf helder naar voren gekomen.

Is nu de onderzoeksvraag ‘ Is de aanduiding ‘de kerk het nieuwe volk van God’ in de

‘Verklaring over de Joden’ als een spoor van substitutietheologie op te vatten in dit tweede hoofdstuk beantwoord? Het onderzoek naar de opvattingen van de hier aangehaalde theologen laat zien dat zij met betrekking tot de verhouding van de kerk tot het Joodse volk worstelen met de vraag hoe de substitutietheologie bij monde van de ‘Verklaring over de Joden’ moet typeren. Er is aangetoond dat de moeilijkheid en het zelfverstaan van de katholieke theologie in de tekst van ‘Verklaring over de Joden’ niet voldoende

uitgekristalliseerd is ten opzichte van het substitutiedenken. Maar ook is helder geworden dat zowel het Jodendom als het christendom als twee tradities in de samenleving geworteld zijn en daardoor de weg voor dialoog open is.

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn onderzoek naar het antwoord op de vraag ‘Is de aanduiding ‘de kerk het nieuwe volk van God’ in de ‘Verklaring over de Joden’ als een spoor van substitutietheologie op te vatten’? In de eindconclusie zal ik de voorgaande conclusies hernemen om daarna tot de slotconclusie te komen.

38

Hoofdstuk 3

Eindconclusie Inleiding

Om tot het antwoord te komen op de onderzoeksvraag in deze scriptie zullen de conclusies uit hoofdstuk 1 en 2 in het kort hernomen worden. Vervolgens zal aan de hand van deze conclusies het antwoord op de onderzoeksvraag gegeven worden Tenslotte zal ik aangeven wat de religieuze geestelijke relevantie van dit onderzoek is in relatie tot de uitoefening van mijn beroep als geestelijk verzorgster.

In document Nostra Aetate 4 (pagina 34-38)