• No results found

Israel and the Church, Fulfillment Beyond Supersessionism?

In document Nostra Aetate 4 (pagina 30-34)

Moyaert M. & Pollefeyt D.

Marianne Moyaert is als postdoctoraal onderzoeker werkzaam op de Theologische Faculteit [KU] te Leuven. Haar onderzoek richt zich op de invloed van kwetsbare

geloofsverbintenissen betreffende de interreligieuze dialoog. Didier Pollefeyt is hoogleraar en vicedecaan van onderwijs aan de Theologische Faculteit [KU] te Leuven. Hij doceert Joods-christelijke verhoudingen, catechese en godsdienstonderwijs. Pollefeyt is lid van de Belgische Nationale Katholieke Commissie voor de Religieuze betrekkingen met de Joden, Institutum Judaicum, de Raad voor Christenen en Joden in België.

Deze paragraaf handelt over de betekenis die Moyaert & Pollefeyt toekennen aan de ‘Verklaring over de Joden’ in het perspectief van de verhouding tussen kerk en de Joden. 128 In het artikel: Israel and the Church, Fulfillment Beyond Supersessionism? dat in de

geredigeerde bundel: Never Revoked, Nosta Aetate as Ongoing Challenge for Jewish – Christian Dialogue 2010 is gepubliceerd, stellen zij de vraag hoe de katholieke kerk haar relatie met het Joodse volk in het na - conciliaire tijdperk verder ontwikkelde. Bovendien vragen zij zich af of de kerk er in geslaagd is om de substitutietheologie te overwinnen, zoals de ‘Verklaring over de Joden’, voorstaat. 129 Hiertoe richten zij zich op het werk van Kardinaal Joseph Ratzinger: Many Religions-One Covenant: Israel, the Church and the World (1999), dat voor een deel in bovengenoemd artikel is opgenomen. De keuze om het werk van Ratzinger aan te halen, is omdat zij Ratzinger als voormalig prefect van de congregatie van geloofsleer en later paus Benedictus XVI, als bijzonder representatief beschouwen voor de katholieke positie en voor de toekomst van de Joods- christelijke relaties.

Moyaert & Pollefeyt openen het artikel met de opvatting dat christenen in de geschiedenis van de Joods - christelijke relatie vaak de vraag gesteld hebben of Israel na de komst van Christus nog wel beschouwd kan worden als volk van God. Wanneer deze vraag ontkennend

128

Moyaert, M. & Pollefeyt D. op.cit. p. 159-166

129 Moyaert, M. & Pollefeyt D.: Israel and the Church, Fulfillment Beyond Supersessionism? is verschenen in het

31

beantwoord wordt dan wordt dat als ‘substitutietheologie’ opgevat, aldus Moyaert & Pollefeyt. 130 Dat betekent dan dat christenen de opvatting huldigen dat door hun geloof in Jezus als de Messias, de uitverkiezing van het Joodse volk op een ‘definitieve én exclusieve wijze op hen is overgegaan en de kerk [….] voor eeuwig en altijd de plaats heeft ingenomen van het Jodendom’. 131 Volgens deze opvatting is voor Israel niet langer een plaats in Gods heilsplan. Het Joodse nee, tegen Jezus als de Messias als de zoon van God ligt daaraan ten grondslag. Het is het nieuwe uitverkoren volk, het ware, spirituele Israel, het nieuwe verbond, dat nu de centrale plaats inneemt. Volgens Moyaert & Pollefeyt ligt aan deze substitutietheologie een exclusivistisch, christocentrisch heilsverstaan ten grondslag dat tot uitdrukking kwam door kerkelijke anti-Joodse uitlatingen en daden. De Shoa, medio 20ste eeuw, was een belangrijke aanleiding voor de kerk om de naoorlogse houding van de kerk ten opzichte van het Joodse volk te herzien. De ‘Verklaring over de Joden’ bevestigt de sterke band tussen de kerk en het Joodse volk. Christenen worden daarin opgeroepen om ‘het oude anti - judaïsme en antisemitisme af te wijzen’, dat een breuk moet voorstaan met de exclusivistische substitutietheologie en zoals Jules Isaac het formuleert ‘de leer van misprijzen’. 132 Maar is de kerk hierin geslaagd is de vraag die Moyaert & Pollefeyt zich stellen. Om daarop een antwoord te formuleren richten zij zich op het werk van Kardinaal Joseph Ratzinger.

Volgens Moyaert en Pollefeyt stelt Ratzinger enerzijds namelijk dat het eerste verbond nooit herroepen is, anderzijds suggereert Ratzinger dat het eerste verbond alleen als

voorbereiding diende voor het nieuwe verbond van God dat door de komst van Christus is vervuld. Deze tegengestelde opvatting zorgt ervoor dat het niet helder is wat Ratzinger hier nu eigenlijk probeert duidelijk te maken. Wordt hierdoor, zoals Moyaert & Pollefeyt

opmerken, de paradox zichtbaar?133 Maar toch geeft Ratzinger hier volgens Moyaert & Pollefeyt een positieve theologische waardering aan dat als een voltooiingsdenken van de hele mensheid door Jezus opgevat kan worden. Dat wil zeggen dat Ratzinger de positie van Jezus in de Joodse traditie plaatst. Jezus vervult door Zijn komst in de wereld de universele beloften van de Schrift waardoor de continuïteit van Jezus met het oude verbond wordt bevestigd. Wat betekent dit vervolgens? Volgens Moyaert & Pollefeyt geeft Ratzinger hiermee aan dat Jezus het oude verbond niet heeft afgeschaft maar dat Jezus de perfecte voltooiing is van wat in het oude verbond voorspeld is over de dienaar van God. Moyaert & Pollefeyt trekken daaruit de conclusie dat Ratzinger de voltooiing opvat en als een

voortzetting en verbreding van de geschiedenis van Israël. Door het voltooiingsdenken zoals Ratzinger voorstelt wordt ook meteen het Oude Testament door Jezus ‘vernieuwd’ en ‘tot zijn ‘diepste betekenis’ gebracht, aldus Moyaert & Pollefeyt. 134 Vervolgens legt Ratzinger hier uit dat het God zelf is die de Wet fundamenteel interpreteert en dat de Wet hierdoor zelfs de eigenlijke betekenis laat zien:

Wanneer Jezus de beker aan zijn leerlingen aanbiedt en zegt: “dit is het bloed van het nieuwe verbond”, worden de woorden van Sinai verhoogd tot een onthutsend realisme, en op

130

Moyaert, M. & Pollefeyt D., op.cit., p. 159 131 Ibidem 132 Idem, p. 162 133 Idem, p. 165 134 Idem, p. 169

32

hetzelfde moment worden we ons gewaar van een totaal onverwachte diepte in deze woorden. Hier vindt tegelijk een spiritualisering als het grootst mogelijke realisme plaats.135 Hier wordt de spanning voelbaar die in de theologie van Ratzinger naar voren komt en waarvan volgens Moyaert en Pollefeyt ook sporen in de ‘Verklaring over de Joden’ op te merken zijn. Omdat Ratzinger enerzijds benadrukt dat in de christologische beweging, waar alle volken broeders en ontvangers van de beloften van het uitverkoren volk worden, niet ‘één jota van het [Oude Testament] verloren gaat’.136 Volgens Moyaert & Pollefeyt wil Ratzinger hier duidelijk maken dat dit nieuwe perspectief in Jezus niet betekent de bijzondere missie van Israel hiermee is afgedaan, maar wel dat door de komst van Jezus Gods heilsplan voltooid is. Anderzijds legt Ratzinger de nadruk op het feit dat het verbond dat God op Sinai sloot met het Joodse volk maar een tijdelijke aangelegenheid was wat door de komst van Jezus voltooid is. Vervolgens onderbouwt Ratzinger zijn theorie door terug te grijpen op Oud Testamentische profetische teksten, aldus Moyaert & Pollefeyt om op die manier duidelijk te maken dat de voltooiingtheologie al in het geloof van Israel al aanwezig is:

God zal, volgens de profeet, het gebroken Sinaï verbond vervangen zal door een nieuw verbond dat niet verbroken kan worden: dit is zo omdat het de mens niet het hoofd zal bieden in de vorm van een boek of een stenen tafel, maar in zijn hart zal gegraveerd worden. Het voorwaardelijke verbond, dat afhing van de trouwe naleving van de Wet door de

mensen, wordt vervangen door een onvoorwaardelijk verbond waarin God zichzelf onherroepelijk verbindt (Jeremiah 11) 137

Het is vervolgens opmerkelijk dat Ratzinger nergens in zijn werk zegt dat het verbond is vervangen door het vlees en bloed van de verrezen Christus, aldus Moyaert & Pollefeyt. Maar, zo stellen zij, doordat Ratzinger in dezelfde studie verwijst naar de theologie van het nieuwe verbond in het Oude Testament, dat het gebroken verbond vervangt als de

voltooiing door de komst van Jezus, geeft Ratzinger de substitutietheologie een

christologische ‘plausibiliteit’. 138 Temeer omdat Ratzinger geen duidelijk onderscheid maakt tussen de begrippen voltooiing en vervanging. Volgens Moyaert & Pollefeyt erkent Ratzinger daardoor niet alleen de paradoxale situatie maar aanvaardt hij die ook als gelovige en

theoloog en legt dat uit als een onoplosbare paradox. Een paradox, die volgens Ratzinger alleen een oplossing kan krijgen in een eschatologisch perspectief: ‘Het volgt, daarom, dat de figuur van Christus Israel en de kerk zowel verbindt als scheidt. Het ligt niet binnen ons vermogen om deze scheiding op te lossen, maar het houdt ons allebei op het pad dat leidt naar Diegene die zal komen. In die zin moet onze relatie er geen zijn van vijandigheid’, aldus Ratzinger. 139 Maar de voltooiingtheologie, zoals door Ratzinger voorgesteld, vraagt om meer duidelijkheid. Zolang deze voltooiingtheologie de blijvende waarde van het Jodendom niet erkend blijft de katholieke kerk hangen in het substitutiedenken, aldus Moyaert &

Pollefeyt.140 135 Ibidem 136 Ibidem 137 Idem, p.170 138 Idem, p.171 139 Idem, p. 165 140 Ibidem

33

Volgens Moyaert & Pollefeyt is bovengenoemde paradoxale situatie ook in de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ aanwezig. 141 Want ondanks de poging om door middel van de ‘Verklaring over de Joden’ het substitutiedenken te overwinnen, merken zij op dat een kritische lezing van de ‘ Verklaring over de Joden‘ nog enkele elementen bevat die refereren aan de substitutietheologie’. 142 Zij wijzen hierbij naar de volgende tekst: ‘ [ ……….] en dat het heil van de Kerk op geheimenisvolle wijze voorafgebeeld wordt in de uittocht van het

uitverkoren volk uit het land van de slavernij’. 143 Dit citaat roept volgens hen meteen de vraag op hoe dit theologisch geïnterpreteerd kan worden. Kan naar aanleiding van

bovenstaand citaat, de conclusie getrokken worden dat de verhouding tussen de kerk en het Joodse volk in een onoplosbare paradox uitmondt zoals dit volgens de theologie van het christelijk voltooiingsdenken van Ratzinger het geval is? Moyaert & Pollefeyt baseren zich hierbij op de tekst in de ‘Verklaring over de Joden’ waarin enerzijds vastgehouden wordt aan de opvatting dat de kerk ‘het nieuwe volk van God’ is, maar anderzijds vasthoudt aan de opvatting dat het eerste verbond nooit herroepen is: ….Niettemin blijven de joden, volgens de apostel, omwille van de aartsvaders steeds bijzonder dierbaar aan God, die geen berouw kent over zijn gaven noch over zijn roeping….’ 144 Vervolgens erkent de tekst de intrinsieke en blijvende betekenis van het Jodendom en dat de Joden God dierbaar blijven aldus Moyaert & Pollefeyt. Maar zij merken hier op dat de erkenning meteen gekwalificeerd wordt met de tekst: ‘omwille van de aartsvaders’. 145 Hoe moet hiermee worden omgegaan? De kerk, is volgens de ‘Verklaring over de Joden’, niet vergeten dat zij de openbaring van het Oude Testament ontvangen heeft door middel van het Joodse volk waarmee God een verbond gesloten heeft dat nooit is ingetrokken. Maar in tegenstelling tot het exclusivistisch substitutiedenken vestigt de ‘Verklaring over de Joden’ de aandacht op de continuïteit tussen het Jodendom en het christendom, aldus Moyaert & Pollefeyt.146

Toch menen Moyaert & Pollefeyt dat ook vandaag nog, zoveel jaar na de ‘Verklaring over de Joden’, christenen zich niet los kunnen maken uit een situatie die paradox genoemd kan worden in de verhouding tot de Joden. Die situatie kenmerkt zich in een spanning die voelbaar is in de begrippen continuïteit en discontinuïteit met de Joodse traditie, tussen scheiding en verzoening, tussen voltooiing en substitutietheologie. Kan de christen van vandaag, in navolging van Ratzinger, deze paradoxale situatie waarin hij zich bevindt zonder meer erkennen en aanvaarden door deze in een eschatologisch perspectief te plaatsen? Hoe kan men op deze wijze de dialoog met het Joodse volk aangaan? Voor deze vragen zien Moyaert & Pollefeyt zich gesteld. Volgens hen is recent gebleken dat deze onoplosbare paradox van zowel Ratzinger als op te merken in de ‘Verklaring over de Joden’ gevolgen heeft die de verhouding tussen de kerk en het Joodse volk ‘erg bemoeilijken’. 147

In deze paragraaf hebben Moyaert & Pollefeyt niet helder kunnen maken waarin volgens Ratzinger de theologische waarde gelegen is van het eerste verbond dat God met Israel sloot. Het is duidelijk dat voor Ratzinger het eerste verbond heeft afgedaan omdat door de

141 Idem, p.163 142 Ibidem 143

Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie. op.cit., p.246

144 Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie. op.cit., p.246

145

Moyaert M. & Pollefeyt D. op.cit. p.162 146

Idem Met de uitdrukking: ‘supersessionisme’ wordt de substitutietheologie bedoeld. (Latijn supersedere: superieur zijn aan) op.cit., p. 159

147

34

komst van Jezus Gods heilsplan voltooid is waardoor het verbond dat God op Sinai sloot met het Joodse volk van tijdelijke aard was. Ratzinger grijpt weliswaar terug op Oud

Testamentische profetische teksten, om op die manier duidelijk te maken dat de

voltooiingtheologie al in het geloof van Israel al aanwezig is, maar dat neemt de spanning en de paradox in zijn theologie niet weg. Temeer omdat in het werk van zowel Ratzinger als in de tekst van de ‘Verklaring over de Joden’ over een God gesproken wordt die geen berouw kent over Zijn gaven noch over Zijn roeping. Daardoor blijft de vraag blijft wat dan de theologische waarde van het voortbestaan van het Jodendom is na de komst van Christus onbeantwoord. De vraag die Moyaert & Pollefeyt zich stellen of de katholieke kerk er in geslaagd is om de substitutietheologie te overwinnen, zoals de ‘Verklaring over de Joden’, voorstaat, moet hiermee ontkennend beantwoord worden. De moeilijkheid en het

zelfverstaan van de katholieke theologie is niet voldoende uitgekristalliseerd ten opzichte van het substitutiedenken. Door de substitutietheologie als onoplosbaar te beschouwen, zoals Ratzinger dit voorstaat, en die volgens Moyaert & Pollefeyt ook in de ‘Verklaring over de Joden’ op te merken is, blijft de spanning in de verhouding tussen het Jodendom en de kerk bestaan.

Paragraaf 4: Nostra Aetate 4 : Past, Present, Future, a Jewish Perspective

In document Nostra Aetate 4 (pagina 30-34)