• No results found

De maatschappelijke relevantie in relatie tot de uitoefening van mijn beroep

In document Nostra Aetate 4 (pagina 40-46)

Het onderzoek in deze scriptie heeft aangetoond dat de tekst onderstreept hoe belangrijk een gesprek tussen vertegenwoordigers van de kerk en het Joodse volk is. De kerk ziet zich vandaag voor de uitdaging geplaatst om de vernieuwing die de ‘Verklaring over de Joden’ voorstaat vast te houden. Het is duidelijk geworden dat er theologisch nog veel te

doordenken is: wat betekent het voor het zelfverstaan van de kerk dat Gods roeping van Israël onberouwelijk is, wat betekent het dat de kerk haarzelf als ‘het nieuwe volk van God’ positioneert, zijn er één of twee volken van God, één of twee verbonden, één of twee of meer authentieke religies?

Om de verhouding tussen de kerk en de Joden verder te optimaliseren is het in de Geest van het Tweede Vaticaans Concilie van belang dat ik me als geestelijk verzorgster op het terrein van de interreligieuze dialoog begeef. In navolging zoals paus Paulus VI in ‘Ecclesiam Suam’ spreekt: ‘ De verklaring moet namelijk stimuleren tot een energiek handelen, opdat de beginselen en de geest zelf die erin tot uitdrukking komen, door alle christenen, ja, door alle mensen, in daden worden omgezet, zodat de dialoog tot stand kan komen’.162 Het was voor mij niet helder hoe ik de boodschap van de ‘Verklaring over de Joden’ in de praktijk zou kunnen toepassen. Mede daarom heb ik een onderzoek gedaan naar de verhouding tussen de kerk en het Joodse volk.

Mijn kritische houding ten aanzien van mijn eigen religieuze geloofsopvatting is een belangrijke voorwaarde voor mijn professionaliteit. Daardoor kan ik een open houding ten opzichte van verschillende geloofsbelevingen van anderen bevorderen, zowel in mijn omgang met collega’s alsook in de omgang met cliënten. Daarin verschil ik met andere geestelijke verzorgsters. Ik werk vanuit mijn eigen religieuze basis om zo mensen iets te kunnen aanreiken. Het gemeenschappelijke dat ik met andere geestelijk verzorgsters heb is dat ik de mens als een geheel benader. Dat is een wezenlijk kenmerk en behoort tot de identiteit van mij als geestelijk verzorgster, ongeacht mijn eigen religieuze geloofsopvatting. Voor mijn leerproces is het daarom van belang dat ik leer om vragen te stellen over de behandelde leerstof om zo die leerstof als het ware in mezelf te integreren. Dit betekent dat ik in mijn denken een houding kan ontwikkelen die gericht is op de praktische uitvoering van het vak als geestelijk verzorgster. Mijn handelen is een samengaan van mijn denken en doen. Dit vraagt om mezelf doelen te leren stellen: wat roepen de verschillende onderdelen bij mij op en hoe kan ik dit theologisch in de uitoefening van mijn beroep als geestelijk verzorgster een plaats geven? Begrijp ik waar het om gaat in de dialoog? Wat heb ik gezien en wat vind ik ervan, wat roept het bij mij op? Goed kunnen reflecteren op deze vragen is een

162 Eckert, W.P. en Ehrlich E.L., ‘In de Geest van Vaticanum II waarin paus Paulus VI in zijn eerste encycliek ‘Ecclesiam Suam’ van 10 augustus 1964 spreekt.De verklaring moet namelijk stimuleren tot een energiek handelen, opdat de beginselen en de geest zelf die erin tot uitdrukking komen, door alle christenen, ja, door alle mensen, in daden worden omgezet, zodat de dialoog tot stand kan komen’. op.cit., p. 204

41

belangrijke vaardigheid. Het is een onderkennen van het snappen of niet snappen van thema’s, maar ook het herkennen dat mij iets in dat onderwerp raakt.

Er zijn vele onderwerpen die binnen het theologisch denken geplaatst worden. Maar voor mij is het belangrijk dat ik voor deze scriptie een onderwerp heb gekozen dat mijn interesse heeft en mijn aandacht vraagt. De vragen die bij mij opkomen zijn dan ook wat mijn kader is en wat ik gezien heb, om zo, iets uit de leerstof te pakken, wat mij bezighoudt. Want hoe beter ik met mezelf kan omgaan hoe beter ik in het veld en in de praktijk kan functioneren. Daarmee kan ik als professioneel geestelijk verzorgster de open velden in de dialoog

ontdekken om als geestelijk verzorgster met de woorden uit de Heilige Schrift de ontmoeting tussen de kerk en het Joodse volk met elkaar te verbinden. In de ontmoeting en

samenwerking tussen geestelijk verzorgsters van joodse en christelijke denominaties is de conclusie van mijn onderzoek zeker ook van belang voor anderen die in de geestelijke verzorging werkzaam zijn.

De multireligieuze samenleving van vandaag roept de plurariteit van geestelijke verzorging en identiteit van levensbeschouwelijke tradities in elkaar op. Volgens van Dijk en van Buuren pleitte het Project Multiculturele Geestelijke Verzorging in Zorginstellingen [MCGV], dat in 1996-1999 plaats vond in het Universitair Medische Centrum in Utrecht, voor de integratie van MCGV binnen het zorgaanbod in de instellingen.163 Dit project beoogde de integratie van, behalve moslim en hindoe geestelijke verzorging, ook de joods geestelijke verzorging. Dit pleidooi is erop gericht om de kwaliteit binnen het bestaande zorgaanbod te verbeteren. De opvatting is hier dat door de professionalisering en identiteit van de geestelijke

verzorging, de interreligieuze dialoog juist binnen de geestelijke verzorging begint.

---

163 Van Dijk., A., en Van Buuren., A.,’ Identiteit en interculturalisatie’ in: Nieuw, Handboek Geestelijke

42

Geraadpleegde literatuur

- Kroniek, Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor kerk en Jodendom 4/2012,6.

- http://adelbertdenaux . wordpress.com/2012/10/30/antoine- bodar- en - de - joden/Poorthuis M. Posted by frankbosman op 30 oktober 2012.

- Moyaert, M., Pollefeyt, D., ‘Israel and the Church, Fulfillment Beyond

Supersessionism?’, in: Never Revoked Nostra Aetate as Ongoing Challenge for Jewish – Christian Dialoque, Leuven: Peeters Publishers, Cambridge: William B. Eerdmans Publishing Company 2010, 159- 183.

- Meyer, D., Past, ‘Present, Future, a Jewish Perpective’ , in: Never Revoked Nostra Aetate as Ongoing Challenge for Jewish - Christian Dialoque, Leuven: Peeters Publishers, Cambridge: William B. Eerdmans Publishing, 2010, 117-132.

- Het instituut voor Joodse studies aan de Universiteit van Antwerpen, 2009-2010. - Poorthuis M. Krijtberg Bisdomblad Haarlem april 2009.

- Poorthuis M. Salemink T., Een donkere spiegel, Nederlandse katholieken over joden, Tussen antisemitisme en erkenning 1870-2005, Antwerpen: Valkhof Pers, 2006, passim

- Ottenheijm E. ‘Aantekeningen bij hoofdstuk 5 Twintig jaar Vaticaan en Jodendom’ in: inleidingcollege lesmateriaal en artikelen. 2006, 5 e.v.

- Van Dijk, A., en Van Buuren, A., ‘ Identiteit en interculturalisatie’ in: Nieuw Handboek Geestelijke Verzorging, Kampen: Kok, 2006, p.171.

- De vreugde van het leren: Gesprek tussen katholieken en Joden als bijdrage aan de samenleving. Woord van de Nederlandse bisschoppen bij de 40ste verjaardag van de concilieverklaring Nostra Aetate, 2005, 4.

- Kroniek- , Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor Israël 3/2005 6.

- Van Vliet C. Kerk met twee ogen, een katholieke ecclesiologie, Kampen: Kok, 2001, 36-39.

- Van Eijk T., Teken van aanwezigheid. Een katholieke ecclesiologie in oecumenisch perspectief, Meinema: Zoetermeer, 2000, 73-85.

43

- Documenten van de R.-K. Kerk. Levend uit één en dezelfde wortel- onze relatie tot het Jodendom in Nederland - Bisschoppen van de RK 19 oktober 1995 noot 1 en 4. - Bijbel met de deuterocanonieke boeken, Nederlands Bijbelgenootschap vertaling

1951 Haarlem: 1995, passim.

- Bakker L., De Schone Zwarte Bruid Deel II: Voorbij twee anti Joodse

beschouwingswijzen, in: Postume gedigitaliseerde werken, door de Werkgroep Relatie Jodendom /christendom van de Universiteit van Tilburg Faculteit Katholieke Theologie (1993) 41-44.

- Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie, Amersfoort: Katholiek Archief, 1976, 246.

- Rooms Katholieke documenten.nl, Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium, 1964.

- Augustinus kardinaal Bea, [4] De kerk en het joodse volk. Concilieverklaring over de Joden, tekst en commentaar. Hilversum - Antwerpen: Paul Brand, 1967, passim - Eckert W.P. en Ehrlich E.L., De haat tegen de joden schuld der christenen? Hilversum:

Paul Brand 1967, passim

- Isaac J., Kathechese der verguizing Nijmegen: B. Gottmer’s uitgeversbedrijf, jaartal niet vermeld, p.69.

- http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderzoek/instituten-en-

researchgroepen/rjc/rjc-bakker/

- http://translate.google.nl/translate?hl=nl&sl=it&u=http://it.wikipedia.org/wiki/Basili

ca_di_Santa_Sabina Geraadpleegd op 15 maart 2013

44

Bijlage

Nostra Aetate 4: De joodse godsdienst.164

4. [De joodse godsdienst]. Zich verdiepend in het mysterie van de Kerk, is deze heilige kerkvergadering de band indachtig waardoor het volk van het Nieuwe Verbond geestelijk verbonden is met de stam van Abraham. De Kerk van Christus erkent immers, dat haar geloof en haar uitverkiezing, overeenkomstig het heilsmysterie van God, reeds een aanvang namen bij de aartsvaders, Moses en de profeten. Zij belijdt, dat alle christengelovigen, zonen van Abraham naar het geloof165 besloten liggen in de roeping van deze aartsvader en dat het heil van de Kerk op geheimenisvolle wijze voorafgebeeld wordt in de uittocht van het

uitverkoren volk uit het land van de slavernij. Daarom kan de Kerk niet vergeten, dat zij door dat volk waarmee God in zijn onuitsprekelijke barmhartigheid heeft verwaardigd het Oude Verbond aan te gaan de openbaring van het Oude Testament heeft ontvangen en dat zij gevoed wordt vanuit de wortel van de goede olijfboom, waarop de wilde olijftakken, de heidenen, zijn geënt.166 Want de Kerk gelooft, dat Christus, onze Vrede, joden en heidenen, door het kruis tot verzoening heeft gebracht en beiden één heeft gemaakt in Zichzelf. Steeds ook houdt de Kerk zich voor ogen de woorden van de apostel Paulus over zijn stamverwanten, ‘ aan wie behoort de aanneming tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, en eredienst en de beloften; van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt Christus voort naar het vlees’ (Rom. 9,4-5), de Zoon van de Maagd Maria. Zij bedenkt tevens, dat uit het joodse volk de apostelen zijn geboren, de fundamenten en de zuilen van de Kerk, en zeer velen van die eerste leerlingen die het Evangelie van Christus aan de wereld hebben verkondigd. Getuige de Heilige Schrift heeft Jeruzalem de tijd van haar bezoeking niet erkend, 167 heeft een groot deel van de joden het evangelie niet aanvaard, en hebben zelfs niet weinigen zich tegen de verspreiding ervan verzet.168 Niettemin blijven de joden, volgens de apostel, omwille van de aartsvaders steeds bijzonder dierbaar aan God, die geen berouw kent over zijn gaven noch over zijn roeping.169 Samen met de profeten en dezelfde apostel ziet de Kerk uit naar de dag, aan God alleen bekend, waarop alle volkeren, de Heer

eenstemmig zullen aanroepen en ‘ Hem dienen, schouder aan schouder’ ( Sof. 3,9)170. Aangezien dus het gemeenschappelijke geestelijk erfgoed van Christelijke en joden zo groot is, wil deze heilige kerkvergadering de wederzijdse kennis en waardering van beiden, welke vooral verkregen worden, door Bijbelse en theologische studies en door broederlijke gesprekken, ondersteunen en aanbevelen. Hoewel de gezagsdragers van de joden met hun aanhangers de door van Christus hebben doorgedreven171, kan toch datgene wat tijdens zijn lijden werd bedreven noch alle toen levende joden zonder onderscheid noch de joden van onze tijd worden aangerekend. Alhoewel de Kerk het nieuwe volk van God is, mogen de joden toch niet als door God verworpen noch als vervloekt worden voorgesteld, alsof dit uit

164 Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie, Amersfoort: Katholiek Archief, 1969, p.246

165 Volgens Galaten 3,7 166 Volgens Rom. 11, 17-24. 167 Volgens Luc. 19,44. 168 Volgens Rom. 11,28. 169

Volgens Rom. 11,28-29; Vaticanum II, dogmatische constituties over de Kerk, Lumen Gentium, AAS 57 (1965), p. 20.

170 Volgens Is. 66,23; Ps. 65,4; Rom.11,11-32 171

45

de Heilige Schrift zou volgen. Laten daarom allen ertegen waken in de catechese en in de verkondiging van het woord van God ook maar iets te leren wat niet met de evangelische waarheid en met de Geest van Christus overeenstemt.

Indachtig het met de joden gemeenschappelijk erfdeel en gedreven niet door politieke overwegingen maar door godsdienstige evangelische liefde, betreurt de Kerk, die alle vervolgingen tegen wie ook verwerpt, bovendien de haat, de vervolgingen en de uitingen van antisemitisme die, wanneer en door wie ook, tegen de joden zijn gericht.

Overigens heeft Christus, zoals de Kerk altijd heeft gehouden en nog houdt, om de zonden van alle mensen zijn lijden en door vrijwillig met een oneindige liefde ondergaan, opdat allen het heil zouden verwerven. Het is daarom de taak van de Kerk in haar prediking het kruis van Christus te verkondigen als het teken van de universele liefde van God en de bron van alle genade].

Afbeelding titelblad: Kerk van de heidenen Ecclesia ex gentibus

Kerk van de besnijdenis Ecclesia ex circumcisione Uitleg afbeelding

De afbeelding op de voorkant van de omslag, stelt twee vrouwelijke figuren voor die de personificatie uitbeelden van de kerk uit de Joden en de kerk uit de heidenen. De

afbeeldingen zijn te zien in de Basilica di S.Sabina Mosaico di dedica (Vec) in Rome. Deze Basiliek was zeer waarschijnlijk ingericht met veel mozaïeke decoraties waarvan de afbeelding van de kerk uit de Joden en de kerk uit de heidenen er één is. 172

Mijn keuze voor deze afbeelding is gebaseerd op de gedachte dat deze twee vrouwelijke figuren symbool staan voor de broederlijke verbondenheid tussen het Jodendom en de kerk. Samen en naast elkaar als Gods volk onderweg. Dat is wat deze beelden bij mij oproepen.

---

172http://translate.google.nl/translate?hl=nl&sl=it&u=http://it.wikipedia.org/wiki/Basilica_di_Santa_Sabina Geraadpleegd op 15 maart 2013

In document Nostra Aetate 4 (pagina 40-46)